Direct naar artikelinhoud
AnalyseRutte III

Na negen maanden is het ‘praatkabinet’ Rutte III nog steeds een groot raadsel

Na negen maanden Rutte III is het duidelijk dat het zelfs voor de oppositie lastig is om greep te krijgen op dit kabinet. Het praat veel, maar waar staat het voor? Een zoektocht, nu het zomerreces is begonnen, naar de oorzaken van de fletsheid van een ploeg die nog op gang moet komen. 

Premier Mark Rutte en staatssecretaris Mark Harbers van Justitie (VVD).Beeld Freek van den Bergh

Op maandagavond 18 juni treffen ze elkaar weer eens in het Johan de Witthuis. Mark Rutte, Gert-Jan Segers, Sybrand Buma en Alexander Pechtold hebben — gewoon vrijuit pratend, benen op tafel — wat plooien in hun coalitie glad te strijken. Het kabinet dat ze in november op het bordes zetten, schuift ook voltallig aan op deze symbolische plek: in het stadspaleis aan de Kneuterdijk en in de tuin erachter speelde zich vorig jaar een flink deel van de formatie af.

Met name de al te vrije rolopvatting van woordvoerders in Kamerdebatten zit de partijen dwars; ze zouden soms misbruik maken van de ruimte die de minieme Kamermeerderheid van de coalitie hun geeft. Om die ergernis te voorkomen wordt een afspraak gemaakt: de fractieleiders gaan voortaan in het coalitieoverleg eerst met de verantwoordelijke ministers om de tafel.

Belangrijker dan die ergernissen is een wezensvraag: wat is deze regering meer dan een verstandshuwelijk? Waar zit de ziel? Hoe te voorkomen dat het bij een vier jaar durend praatkabinet blijft?

Want gepraat wordt er. Extern, in een eindeloze reeks polderoverleggen. Maar ook intern moet er eindeloos gedelibereerd worden. ‘Er moet meer afgestemd worden, meer vergaderd’, vertelde Rutte in mei op het VVD-congres: ‘Dat kost tijd.’ Daar klonk weinig plezier in door.

Het is de doem van een coalitie met vier partijen. Telkens moet worden bezien of er naast alle in beton gegoten afspraken van het regeerakkoord ook zoiets als ideologische verwantschap bestaat, nodig om eensgezind op de actualiteit te kunnen reageren. Kleine troost: om hetzelfde te willen, hoef je het niet eens te zijn. ‘Al kom je uit verschillende richtingen, dan kun je toch dezelfde doelen nastreven’, zegt Gert-Jan Segers, fractieleider van de ChristenUnie. Hij geeft het voorbeeld van de energietransitie. Voor de ChristenUnie komt dat voort uit een zorgvuldige omgang met de schepping, voor VVD-minister Wiebes uit de gedachte dat het niet liberaal is je eigen troep op het bordje van je kinderen te deponeren. Het is een methode waar in Rutte III noodgedwongen vaker naar wordt gegrepen.

Premier Rutte (VVD) met minister De Jonge van Volksgezondheid (CDA).Beeld ANP

Geen grote wetten

‘Een lawine aan plannen en maatregelen’, kopte de Volkskrant in het voorjaar van 2013, kort na het begin van Rutte II; in een jaar tijd waren negen akkoorden gesloten. Van dergelijke grote gebaren is nu niets te bespeuren. Wat niet wil zeggen dat de bewindspersonen stilzitten. Er is een stortvloed aan plannen, voornemens en maatregelen. Alleen: grote wetswijzigingen zitten daar amper tussen. En de samenhang laat zich moeilijk benoemen.

Dat gebrek aan dynamiek vertaalt zich naar de agenda’s van beide Kamers. Zonder de turbulentie van bijna wekelijkse debatten over de dividendbelasting had de Tweede Kamer een zeer kalm parlementair jaar beleefd. In de Eerste Kamer, waarvan de bezigheden sterk door het wetgevingsproces worden bepaald, is de agenda nog leger. In de maanden maart, april en mei waren zes van de wekelijkse plenaire vergaderingen binnen twintig minuten voorbij, drie vergaderingen eindigden zelfs na vijf minuten.

Wetgeving is uit, constateert Bert van den Braak, onderzoeker van het Parlementair Documentatie Centrum, in een artikel. Hij noemt de decentralisatie van taken naar lagere overheden en de polderakkoorden als oorzaken daarvoor. Daar kan het geleidelijk verschuiven van wetgeving naar Europees niveau aan worden toegevoegd. Is er al wetgeving, dan gaat die over iets als de aanpak van smokkelwaar in gevangenissen of het bestrijden van wraakporno. Belangrijk genoeg, maar weinig controversieel.

Onder Rutte III werden tot 1 juli 70 wetsvoorstellen ingediend. In de vergelijkbare periode van Rutte II waren dat er nog 105. Wat wel toeneemt (van 6 naar 11) was het aantal initiatiefwetsvoorstellen — wetten gemaakt door Kamerleden.

Urgentie ontbreekt

Omstandigheden spelen daarbij een rol. Is de nood aan de man en moet er snel bezuinigd worden — zoals in 2012 het geval was, toen Rutte II aantrad — dan is er draagvlak voor harde en snelle maatregelen. Dat gevoel van urgentie is nu afwezig.

Frank de Grave, VVD-senator sinds 2011 en minister van Defensie in Kok II, noemt nog een andere verklaring voor die parlementaire luwte. De afgelopen jaren is veel overhoop gehaald, zegt hij. Op gebieden als zorg, onderwijs, energie en wonen zijn ingrijpende veranderingen doorgevoerd. ‘Er wordt nu aan de uitvoering gewerkt, in de gemeenten en bij de instellingen. Dat stof moet neerdalen.’

‘Wat dan nog aan klussen blijft liggen, is doorgaans lastig en vergt tijd’, zegt De Grave. Hij noemt de pensioenen, de staatkundige hervormingen, de hervorming van het belastingstelsel. ‘Verstandig dat de wetgevingsmachine nu in een lagere versnelling staat. Zo gaat de aandacht naar de kwaliteit van besturen.’ De Grave ziet parallellen met LubbersII en KokII: geen hemelbestormers, wel goede bestuurders.

Staatssecretaris Mona Keijzer (CDA) en minister Eric Wiebes van Economische Zaken.Beeld ANP

Behoedzaamheid regeert

Wat het beeld rond het kabinet verder vertroebelt, is dat ministers wetten vaak à contrecoeur lijken te moeten verdedigen. Zo moest D66-minister Ollongren de aangepaste wet op de veiligheidsdiensten, het afschaffen van het referendum en een boerkaverbod bepleiten — niet direct maatregelen die je met D66 associeert. CDA-minister Grapperhaus is dan weer de man die de wietwet door de Tweede Kamer moet loodsen — ook geen activiteit waar zijn partij graag mee in verband wordt gebracht. De behoedzaamheid regeert.

Dat maakt het moeilijk te zeggen waar dit Rutte III voor staat. Zelfs de oppositie is zoekende: wie is eigenlijk de tegenstander? ‘Er is een heel groot verschil met Rutte II’, zegt PvdA-voorman Lodewijk Asscher, in het vorige kabinet vicepremier. ‘Ik had als minister van Sociale Zaken in april al een sociaal akkoord. Er was een energieakkoord en een wet normering topinkomens. Daar zetten ze nu het afschaffen van het referendum tegenover. Dat is toch dramatisch. Je zit er niet om op de winkel te passen.’

Begrijpelijk dat Asscher als aanvoerder van een oppositiepartij de verrichtingen van het kabinet in twijfel trekt. Maar de aarzelingen worden breder gedeeld. Vergelijk het eens met Rutte I, dat leuke dingen voor rechtse mensen wilde doen. Of met Rutte II, dat helemaal in het teken stond van de financieel-economische crisis. Dit kabinet is van niemand, zegt een Haagse ingewijde: je kunt er geen stempel op zetten.

Ook in de coalitie wordt dat gebrek aan identiteit gevoeld. Daar wordt de oorzaak deels bij de oppositie gezocht. ‘We dachten dat de flanken enorm los zouden gaan’, zegt een bron uit CDA-gelederen. ‘Een regering heeft contrast nodig om profiel te kunnen opbouwen.’ ‘Bij Rutte II kwam de oppositie van alle kanten’, zegt een VVD’er. ‘Samsom en Zijlstra stonden dan pal voor het kabinet.’

Profileringsdrift bij partijen

Met de opstelling van Samsom en Zijlstra is een andere reden genoemd waarom dit kabinet zo ongrijpbaar blijft. De fractieleiders van PvdA en VVD klonken in de vorige regeerperiode bij grote debatten vaak als de 14de en 15de minister. De politieke inkleuring gebeurde daardoor in het kabinet, en niet bij de fracties.

Daarmee is in Rutte III radicaal gebroken. ‘Elke regering is bezig met het winnen van de vorige oorlog’, zegt Gert-Jan Segers een van de grote Haagse waarheden na. In het vorige kabinet waarvan de ChristenUnie deel uitmaakte, Balkenende IV, raakte zijn partij het contact met de achterban kwijt. Zoiets mocht nooit meer gebeuren, analyseerde de partij achteraf. De teloorgang van de PvdA in Rutte II bevestigde die les uit het verleden: wie de kleur aanneemt van de regering, loopt het risico als partij onzichtbaar te worden.

Dus is Segers fractieleider, en geen minister. Net als Buma en Pechtold. Zo hopen ze beter zichtbaar te maken waar hun partij voor staat. Hoe dat kan uitpakken, werd vorige week zichtbaar bij het debat over de dividendbelasting. De opstelling van de woordvoerders van CDA (Pieter Omtzigt) en D66 (Steven van Wijenberg) was amper minder kritisch dan die van de oppositie. De ChristenUnie had al eerder duidelijk te verstaan gegeven dat dit beleidsvoornemen bepaald niet uit hun koker komt. De afkeer is zo breed, dat het hier in de perceptie niet meer om kabinetsbeleid gaat, maar om Rutte-beleid. Trekt de premier er zijn handen van af, dan is het gedaan met de wet.

Zo houden de coalitiepartijen een eigen politiek profiel. En zo blijft Rutte III een raadsel.

Staatssecretaris Paul Blokhuis (CU) en ministers Bruno Bruins (VVD) en Hugo de Jonge (CDA) van Volksgezondheid.Beeld Freek van den Bergh

2019 is het cruciale jaar

Op het partijcongres claimde Segers CU-successen, en distantieerde zich op andere punten van het kabinetsbeleid. Hij zei nog iets wat minstens even belangrijk was: hij miste de bezielende samenhang. Dat was het gemis waarvoor de bijeenkomst in het Johan de Witthuis soelaas moest bieden.

Een kabinet dat van niemand is, maar vaak genoeg ook een allemansvriend blijkt. Kijk maar eens met hoeveel instemming de inburgeringsplannen van minister Koolmees van Sociale Zaken deze week zijn ontvangen. Tot ver buiten de Kamer is er steun voor de gedachte dat de vrije markt niet de beste manier is om inburgering te bevorderen.

Even warm was het onthaal voor de Klimaatwet, overigens wel een initiatief van GroenLinks en PvdA, in de besprekingen met de coalitiepartijen danig afgezwakt. Met als gevolg dat de Klimaatwet weinig bijdraagt aan de profilering van het kabinet. Voor het vluchtelingenbeleid geldt hetzelfde. De lijn die Rutte in Europa bepleit bevorderen van opvang in de regio, betere Europese grenscontrole, actievere integratie wordt tot ver voorbij de coalitie gesteund. Ook daar valt weinig profiel te halen.

Zo wandelt RutteIII het reces in. Na de zomer wordt alles anders, zeggen bronnen rond het kabinet. ‘Dan zul je zien dat een prop aan wetgeving loskomt’, voorspelt een VVD’er. Een voorspelling waar wel grond voor is. De begroting voor 2018 werd nog door het vorige kabinet gemaakt. En in het voorjaar van 2019 zijn er alweer verkiezingen voor de provinciale staten die gevolgen hebben voor de samenstelling van de Eerste Kamer de regering heeft daar nu de kleinst mogelijke meerderheid. Het is heel wel denkbaar dat dan nieuwe coalities moeten worden gesmeed.

Zodoende behelst de begroting voor 2019 waarschijnlijk het enige regeringsjaar waarin RutteIII zijn ware gezicht kan tonen. Pensioenwetgeving, dividendbelasting, btw-verhoging, invoer van een vlaktaks het zal allemaal in de herfst moeten gebeuren.

De partijstrategen kijken intussen alweer een halte verder. Een CDA’er vat samen: ‘Het is nu een kwestie van geen gekke dingen doen en in het peloton blijven. Om niet zoals in 2012 met een achterstand te beginnen aan de volgende campagne.’

De gespreksrondes:

Coalitieoverleg

Wie: de fractieleiders van de coalitiepartijen plus premier en vicepremiers. Soms ook de minister van Financiën.

Waarover: grote lijnen, politieke coördinatie, weekagenda.

Wanneer: maandagochtend

Stemmingsoverleg

Wie: de vicevoorzitters van de coalitiepartijen (chief-whips)

Waarover: hoe te stemmen bij de moties en amendementen

Wanneer: maandag

Overleg met de premier

Wie: de drie vicepremiers en de premier

Waarover: kabinetszaken, politieke afstemming.

Wanneer: dinsdagochtend.

Fractieleidersoverleg

Wie: de vier fractieleiders

Waarover: lopende zaken, ergernissen

Wanneer: dinsdagmiddag

Bewindspersonenoverleg

Wie: bewindspersonen, partijtop, europarlementariërs en politiek assistenten van één partij.

Waarover: partijkoers en -kleur, groepsgevoel

Wanneer: donderdagavond

Ministerraad

Wie: alle ministers, soms ook staatssecretarissen

Waarover: kabinetsbeleid

Wanneer: vrijdagochtendCoalitieoverleg

Wie: de fractieleiders van de coalitiepartijen plus premier en vicepremiers. Soms ook de minister van Financiën.

Waarover: grote lijnen, politieke coördinatie, weekagenda.

Wanneer: maandagochtend

Stemmingsoverleg

Wie: de vicevoorzitters van de coalitiepartijen (chief-whips)

Waarover: hoe te stemmen bij de moties en amendementen

Wanneer: maandag

Overleg met de premier

Wie: de drie vicepremiers en de premier

Waarover: kabinetszaken, politieke afstemming.

Wanneer: dinsdagochtend.

Fractieleidersoverleg

Wie: de vier fractieleiders

Waarover: lopende zaken, ergernissen

Wanneer: dinsdagmiddag

Bewindspersonenoverleg

Wie: bewindspersonen, partijtop, europarlementariërs en politiek assistenten van één partij.

Waarover: partijkoers en -kleur, groepsgevoel

Wanneer: donderdagavond

Ministerraad

Wie: alle ministers, soms ook staatssecretarissen

Waarover: kabinetsbeleid

Wanneer: vrijdagochtend