Direct naar artikelinhoud
AnalyseHandelstekort

Is een handelstekort werkelijk zo rampzalig, zoals Trump beweert?

Landen die meer uit het buitenland halen dan ze exporteren zijn losers, is de rotsvaste overtuiging van president Trump. Maar hoe erg is een handelstekort nou werkelijk?

Een bezorger trekt een kar vol pakketjes achter zich aan.Beeld AFP

1) Handel is niet altijd een wedstrijd

Wie meer geld uitgeeft aan het buitenland dan hij binnen harkt, is een sukkel. Met die bondige economische filosofie dreigt de Amerikaanse president Trump de wereld mee te slepen in een handelsoorlog. Amerika importeert sinds de jaren tachtig meer dan het exporteert. Het verschil, 566 miljard dollar in 2017, is het door Trump gehate handelstekort. Om daar een eind aan te maken, straft hij na China vanaf deze maand ook Europa met importheffingen van 25 procent op staal en 10 procent op aluminium. ‘De VS hebben jarenlang zulke slechte handelsakkoorden afgesloten dat we alleen maar kunnen wínnen!’, twitterde de Amerikaanse president maandag vol zelfvertrouwen.

Klopt dat? Is een handelstekort werkelijk zo rampzalig? De Wereldhandelsorganisatie, het Internationaal Monetair Fonds maar ook de Amerikaanse handelspartners wijzen erop dat onze auto’s en televisies made in the world zijn. Dat draai je niet zomaar terug – en dat moet je ook niet willen. Volgens de dominante, liberaal-economische theorie kent handel geen verliezers. Als elk land zich toelegt op datgene waarin het uitblinkt, neemt de welvaart wereldwijd toe. De taart wordt groter. Daarvan smult iedereen mee.

In de praktijk blijkt handel lang niet altijd een win-winsituatie. Waterflesjes uit Hongkong in de schappen van Nederlandse winkels zijn rampzalig voor het milieu. Daarnaast plukken niet alle lagen van de bevolking in gelijke mate de vruchten. Trump wijst in dat kader graag op de Amerikaanse Rust Belt, waar de globalisering de oude industriebanen heeft opgevreten.

Bovenal kent ook handel een pikorde. Wie hoogtechnologische elektronica of vliegtuigen produceert, staat sterker dan een land dat afhankelijk is van bulkgoederen als cacao of soja. China weet dat. Het vertroetelt de eigen industrie, gebruikt handel als breekijzer om internationale invloed te verwerven, en schendt patenten en ander intellectueel eigendom om uit te groeien tot kenniseconomie.

Desondanks geldt het omgekeerde niet: dat Amerika automatisch beter wordt van importtarieven. Zelfs een econoom die sceptisch is over vrijhandel als Dani Rodrik noemt Trumps protectionisme ‘een gimmick’. In plaats van staal en aluminium kunstmatig duur maken, zou de president beter in multilateraal verband kunnen optreden tegen, bijvoorbeeld, sociale dumping. ‘Als Amerikanen of Nederlanders hun baan verliezen omdat hun fabriek wordt verplaatst naar landen waar vakbonden verboden zijn, of arbeiders niet gezamenlijk mogen onderhandelen, dan is dat toch ook oneerlijke concurrentie?’, betoogde Rodrik onlangs in deze krant.

Thanksgiving-shoppers in Target, Chicago.Beeld REUTERS

2) Onbetrouwbare graadmeter voor succes

Voor Trump is de handelsbalans het scorebord waar alles om draait. De tussenstand is in zijn ogen dramatisch: Amerika staat hopeloos achter. Maar volgens diezelfde logica ging het tijdens de bankencrisis fantastisch met de Verenigde Staten. Samen met de bedrijvigheid smolt ook het handelstekort weg: van 709 miljard dollar in 2008 naar 384 miljard dollar in 2009.

Het toont dat de handelsbalans geen betrouwbare graadmeter is om de economische politiek van een land aan op te hangen. Daar komt bij dat het cijfer in onze gemondialiseerde economie omgeven is met onzekerheden. Zo vindt bijna de helft van de Amerikaanse import van goederen bínnen bedrijven plaats. Statistici proberen dat wel mee te tellen, maar het blijft tot op zekere hoogte nattevingerwerk. De prijzen voor, bijvoorbeeld, door een Chinese dochteronderneming geproduceerde auto-onderdelen worden immers door het management vastgesteld. Niet door de markt.

Nog een voorbeeld: elke keer dat een Amerikaan een telefoon van 300 dollar made in China koopt, doet hij het handelstekort met datzelfde bedrag aanzwellen. Dat is misleidend. China is namelijk lang niet het enige land dat hieraan verdient. Een groot deel van de onderdelen en patenten komt van elders – misschien wel uit Silicon Valley. Sommige economen kijken dan ook liever naar hoeveel waarde welk land toevoegt in de complete productieketen. Dat wordt een buitengewoon ingewikkelde rekensom, maar op basis van cijfers uit de Groningse World Input-Output Database blijkt dat het Amerikaans-Chinese handelstekort dan misschien wel eenderde lager uitvalt.

Black Friday, Walmart, Virginia.Beeld AFP

3) Handelsoverschot? U leeft te armoedig

Wat is er eigenlijk mis mee als een land als China tegen een bodemprijs staal dumpt in de Verenigde Staten? Econoom Milton Friedman noemde het ooit een daad van filantropie. Amerikanen profiteren immers van goedkopere spullen op kosten van de Chinese belastingbetaler – of de Japanse, in Friedmans tijd.

Op dezelfde manier kun je betogen dat een land dat zijn munt kunstmatig goedkoop houdt, de koopkracht van de eigen burgers ruïneert. En dat een structureel handelstekort de Amerikaanse bevolking juist in staat stelt op grotere voet te leven. Nadeel is dat de Verenigde Staten zich, om dat surplus aan buitenlandse spullen en diensten te betalen, in de schulden moeten steken. Of extra dollars bij moeten drukken.

Het omgekeerde geldt daarmee ook. Landen als China en Duitsland, die structureel meer uitvoeren dan ze invoeren, doen hun eigen bevolking tekort. Ze leven op te kleine voet. Ook het Nederlandse handelsoverschot behoort met ruim 10 procent tot het grootste ter wereld. Dat klinkt als goed nieuws, maar volgens critici toont het vooral dat we te veel sparen en te weinig spenderen. Niet voor niets blijft de consumptie van Nederlandse huishoudens al jaren achter bij de economische groei. 

Een groeiend handelsoverschot betekent zo bezien dat een steeds groter deel van de in een land geproduceerde diensten en producten over de grens verdwijnt, zonder dat daar evenveel moois voor terugkomt. Gelukkig valt dat probleem relatief eenvoudig aan te pakken. Koop dure wijn, schaf een fraaie Tesla aan en boek die exotische vakantie. Stuk voor stuk aantrekkelijkere oplossingen dan de handelsoorlog waarmee Trump dreigt.