Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
De groep ongedocumenteerdem van We Are Here heeft een pand gekraakt aan de Groen van Prinstererlaan in Amstelveen.

De groep ongedocumenteerdem van We Are Here heeft een pand gekraakt aan de Groen van Prinstererlaan in Amstelveen.

Foto: Joris van Gennip
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

‘Zij gaan naar school, naar werk. En ik?’

Uitgeprocedeerd Ruim zestig verblijfplaatsen in zes jaar tijd hadden ze. De migranten van actiegroep We Are Here zijn nu in Amstelveen neergestreken.

De jonge Soedanees werpt een blik uit het raam, pulkend aan het etiket van een colafles. Hierboven, op kamer 3.2 van een leegstaand kantoorpand, met een matras en een zak brood op de vensterbank, kijkt Ayup uit over een groene wijk in Amstelveen. Koppeltjes mannen in pak maken een lunchwandeling langs de vijver. In de verte klinken vogeltjes, een opstijgend vliegtuig.

„Iets verderop kun je zwemmen”, zegt hij in gebroken Engels. „En wist je dat we hier gewoon kunnen douchen, net als iedereen?”

Nieuw kraakpand, nieuw uitzicht.

Gisteren was het volgens Ayup „chaos”. Een nieuw onderkomen was nog niet gevonden, toen de pakweg zestig leden van actiegroep We Are Here, vooral uitgeprocedeerde migranten uit Afrika, hun gekraakte woningen in Amsterdam-Oost moesten verlaten. „In groepjes zijn we gaan rondkijken op de fiets, op zoek naar een leegstaand pand.”

Via via kwamen ze terecht in Amstelveen, hun eerste uitstapje buiten de gemeentegrens van Amsterdam na ruim zestig verblijfplaatsen in zes jaar tijd. Een pand uit de jaren 70 met vier verdiepingen, ooit verhuurd aan een accountant en een mediabedrijf. Het staat al jaren leeg. De contactdozen steken uit het systeemplafond en de parkeerplaats is door onkruid overwoekerd. Op de locatie is een appartementencomplex gepland van tien verdiepingen hoog, inclusief penthouses.

„Het is hier best oké”, zegt Mustafa, nu drie jaar lid van de groep. Hij slaapt op kamer 1.3. Op zijn matras liggen twee telefoons, één met Lyca-abonnement („vijf euro per maand onbeperkt bellen”) en één met KPN, voor internet („tien euro per maand”). Er liggen een riem, een jack, een spijkerbroek, gymschoenen en een fles water. Meer spullen heeft hij niet.

Het is dinsdagmiddag en rustig in het pand. Van de groepsleden, vooral jonge mannen, is een deel nog niet verhuisd en een deel naar het gemeentehuis in Amsterdam. Anderen slapen op matrassen in de verder lege kamers.

De beste slaapplaatsen zijn inmiddels vergeven. De mannen uit Soedan hebben met stift hun naam en herkomstland geschreven op de deuren van de kamers en vergaderzalen. Ze hebben een eigen afdeling, zoals ook de Eritreeërs, Nigerianen, Libiërs en Ghanezen. „Als je bij elkaar bent, kun je elkaar begrijpen”, zegt Mustafa. „We koken samen, delen alles.”

Op de tweede verdieping schuift Bakry de jaloezieën van de kantoortuin open. Hij heeft de buurt zojuist verkend op de fiets. „De metro is vlakbij”, zegt hij. „Weet jij hoe ver het reizen is naar het centraal station?”

Bakry is graag onderdeel van de mensenmassa, zegt hij. Dat leidt af van de stress in zijn hoofd.

Portret van Bangura Alusein (75) uit Sierra Leone. Hij is al sinds 2001 in Nederland en heeft last van hevige Astma. Foto Joris van Gennip

Fuck you!”, klinkt op de gang. Hij draait zich om. „Fuck you!”

Quiet!”, zegt een ander.

Bakry loopt naar het trappenhuis met defecte lift, waar hij zich mengt in een woordenwisseling die is ontstaan tussen een clubje Soedanezen en twee Libiërs. Tien minuten lang verheffen de mannen hun stem.

Ruzie over de kamerindeling, licht een betrokkene toe.

„Drie jaar is dit nu m’n leven”, zegt Ayup starend uit het raam. „Er zijn hier veel goeie mensen die ons helpen. Maar ik wil dit niet.” Hij wijst naar de voorbijgangers beneden. „Zij gaan naar school, naar werk. Zij zijn mensen met wie het goed gaat. En ik? Like nothing.

FIFA spelen op de Playstation, dat is zijn leven. Met vrienden naar het Vondelpark. Maar altijd is hij op zijn hoede, bang dat de politie hem om een verblijfsvergunning vraagt. „Als ik de politie zie, loop ik een blokje om. Ik ben er moe van.”

Vanachter het raam op de bovenste verdieping ziet Ayup beneden een busje arriveren met kratten eten. Brood, mandarijnen, eieren, huzarensalades, meloenen, krieltjes, worst. Gebracht door een vrijwilliger.

Lees ook: We Are Here, actiegroep tegen wil en dank

Iets verderop ziet hij ook een cameraman staan. En een vrouw met een knalroze microfoon. Pownews. Ze interviewt een oudere man, voorbijganger. Ayup haalt zijn schouders op. „Die meneer zegt vast: ze moeten weg. Híj kan zeggen wat ’ie wil. Maar ik, ik ben illegaal. Ik kan niet zomaar praten.” Gauw gaat Ayup nu naar beneden, anders is het beste eten misschien al weg.