Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

De wietteelt reguleren, dat kan. Maar man, wat is het moeilijk

Cannabis In Colorado kregen ze het in veertien maanden voor elkaar: de wietindustrie reguleren. En die verdragen? Die negeren ze gewoon.

Wie gaat de teelt uitvoeren, voor het Nederlandse experiment met gereguleerde wietproductie? „Wiet kweken is net als wijn maken, dat leer je niet zomaar.”
Wie gaat de teelt uitvoeren, voor het Nederlandse experiment met gereguleerde wietproductie? „Wiet kweken is net als wijn maken, dat leer je niet zomaar.”

„Hoe organiseer je met elkaar iets dat je nooit eerder hebt gedaan?” Op het witte podium kijkt een kleine vrouw in rode jurk de felverlichte zaal rond. Een kordate Amerikaanse te midden van ruim 150 Nederlanders. „Natuurlijk, dan kom je bij elkaar en zoek je een oplossing.”

Barbara Brohl, drugsadviseur en voormalig hoofd belastingdienst van Colorado, vertelt hoe háár staat in amper veertien maanden tijd een hele wietindustrie wist te reguleren. Hoe tientallen partijen, van teler tot verslavingszorg tot politie, met elkaar bijeenkwamen in werkgroepen en nadachten over het best mogelijke model voor iedereen. En hoe dat uitmondde in een systeem met 39.942 werknemers die verantwoordelijk zijn voor teelt en verkoop, inclusief testfaciliteiten en een volgsysteem voor elke plant.

Het verhaal van Brohl staat in scherp contrast met dat van haar publiek. Coffeeshopondernemers, lamgeslagen na 42 jaar gedogen. Gemeenteambtenaren die ’t ook niet meer weten, beleidsadviseurs met de handen in ’t haar. Zij denken al sinds de gedoogwet in 1976 na over hoe om te gaan met dat verdomde plantje – en ze komen er maar niet uit.

Brohl sprak maandag in de Jaarbeurs in Utrecht op het congres De Transparante Keten, georganiseerd door Stichting Epicurus en het Transnational Institute. Beide organisatoren zijn voorstander van regulering, zoals ook overwegend het publiek – een kleurrijk gezelschap van beleidsmensen en ondernemers, van pak tot korte broek. Ze kwamen bijeen om na te denken over de voorwaarden die nodig zijn om het aanstaande experiment met gereguleerde wietteelt in Nederland te laten slagen.

Dat experiment komt er, zo is afgesproken in het regeerakkoord. Zes tot tien gemeenten zullen eraan deelnemen en het experiment mag maximaal vier jaar duren, meer is er nog niet over bekend. Een onafhankelijke commissie met daarin wetenschappers op gebied van onder meer zorg, justitie, voedsel en waren, benoemd door het kabinet, denkt na over de randvoorwaarden. De commissie, onder leiding van hoogleraar André Knottnerus, komt naar verwachting deze week met haar advies.

Van een juichstemming is op het congres niets te merken. Eerst maar eens afwachten waar ze mee komt, is de teneur. Want het zijn volgens de congresleden juist de vóórwaarden die bepalen of het experiment zal slagen of niet. Kiest het kabinet, met VVD en D66 en „het christelijk blok” van CDA en ChristenUnie, voor een kansrijk of kansarm model?

Negatief imago

„We kunnen niet enthousiast zijn over een experiment zolang we er niets over weten”, zegt de Utrechtse coffeeshopondernemer Tino Bos. „Dé handicap is de afgesproken testperiode van vier jaar”, zegt Bart Vollenberg, coffeeshopondernemer in Lelystad en Almere. „Wie wil er investeren in een project dat na vier jaar stopt?” En ook aanwezige gemeenteambtenaren zijn kritisch. Wat nou als het experiment mislukt? Dat straalt negatief af op je gemeentelijk imago, klinkt het. Van de ruim dertig gemeenten die zich jaren geleden hebben opgegeven als kandidaat, is het maar de vraag of ze straks nog willen.

En zo zijn er volgens de congresleden wel meer beren op de weg. Welk THC-gehalte gaat de overheid hanteren? En wat nou als de klant liever een hoger gehalte heeft, of andere wiet? En wat mag de gereguleerde wiet straks kosten? En wat nou als de straatdealer een lagere prijs hanteert? En hoe zit het met de internationale verdragen? Gereguleerd wiet telen mág toch helemaal niet? Van oudsher was dit een belangrijk argument om regulering tegen te houden.

En, wie gáát er eigenlijk telen? In de congreszaal zitten ook tuinders. Die zien als „B.V. Nederland” het aanstaande wietexperiment als een „business case” en denken graag groot. Ze willen de teelt inrichten zoals die van de sperzieboon en de tomaat. Maar dat zien de coffeeshopondernemers juist weer niet zo zitten. Tino Bos: „Wij hebben een voorkeur voor onze eigen kwekers. Die hebben de kennis en kunde.” Vollenberg: „Wiet kweken is net als wijn maken, dat leer je niet zomaar.” Joachim Helms, voorzitter van de Bond voor cannabisdetaillisten, pleitte op het congres voor een model waarbij meerdere telers zich verenigen in een „kweekverzamelgebouw”, zodat coffeeshops de keuze houden bij wie ze afnemen. „Op dit moment zijn bepaalde soorten wiet populair, straks weer andere. Daar moet je als ondernemer op kunnen inspelen.”

Al die perspectieven maken het volgens Nicole Maalsté, van organisator Epicurus, zo lastig om in Nederland de stap naar regulering te maken. „Er zijn niet twee maar méérdere partijen en die hebben allemaal hun eigen belang.” En praten mét elkaar is ook niet even gebruikelijk. Maalsté zegt veel moeite te hebben gedaan om ook ambtenaren van het ministerie van Justitie en Veiligheid naar het congres te krijgen, maar dat is niet gelukt – op één rechercheur na, gekomen op persoonlijke titel. „Kennelijk is het lastig hierover in gesprek te gaan.”

Een proces naar regulering ís moeilijk, zegt de Amerikaanse Barbara Brohl op het podium. „Het duurt langer dan je denkt en het kost meer geld dan je denkt.” Maar, zegt ze ook, de belastinginkomsten verzachten de pijn. „Sinds de invoering begin 2014 hebben we in Colorado 606,4 miljoen dollar opgehaald. Dat gaat naar scholen, voorlichting, preventie.”

En die internationale verdragen dan, klinkt uit het publiek, die verbieden regulering toch? „Tja”, zegt Brohl, „daar hebben we niet eens aan gedácht. Gewoon negeren.”