Direct naar artikelinhoud

Hoe ver gaat het recht op ongezond leven?

Keuzevrijheid is een groot goed. Maar wat als die vrijheid jezelf of anderen schaadt? Moet ongezond gedrag dan door de overheid beknot worden? Jaap Seidell en Jutka Halberstadt pleiten voor een maatschappelijk debat hierover.

Hoe ver gaat het recht op ongezond leven?
Beeld Getty Images

Een bejaard echtpaar overlijdt bij een verkeersongeluk en arriveert in de hemel. Vele decennia heeft de vrouw toegezien op het dieet van haar man: weinig suiker, weinig vet, zoutarm en geen alcohol. Dit om het risico op ziekte te verkleinen.

Petrus leidt ze na hun aankomst aldaar rond in de hemel. Er staan gedekte tafels vol met de heerlijkste gerechten en uit de fonteinen spuit wijn. "Hier mag je zoveel eten en drinken als je wilt; ziek of dik zul je hier niet worden," zegt Petrus. Waarop de man zich verontwaardigd omdraait naar zijn vrouw en zegt: "Jij en je stomme eetregels; ik had hier tien jaar geleden al kunnen zijn."

Mogen anderen, zoals je partner, de dokter of de overheid, jouw vrijheid van keuze beknotten voor jouw bestwil? En zo ja, hoever? De laatste maanden laaien de discussies rond dit thema weer hoog op. Voor- en tegenstanders roeren zich over maatregelen gericht op bijvoorbeeld het bevorderen van gezond eten en het tegen­gaan van roken en overmatig alcohol­gebruik. Niet toevallig de onderwerpen van het deze zomer te sluiten 'nationaal preventie­akkoord', dat momenteel onder leiding van staatssecretaris Paul Blokhuis van Volksgezondheid wordt opgesteld.

Gezond gedrag kost moeite, ­zonder garantie op gezondheid
Wat de discussie compliceert: enerzijds zijn de investeringen in moeite en tijd die gezond gedrag vergt, vaak pijnlijk merkbaar. Het voor een deel opgeven van je ongezonde genoegens is een hoge prijs. Zoals Woody Allen ooit zei: "You can live to be a hundred if you give up all the things that make you want to live to be a hundred."

Anderzijds weet je vrijwel nooit zeker of zulk preventief gedrag je veiligheid, gezondheid of welzijn werkelijk verbetert. Garanties op een goede gezondheid of lang leven zijn er immers niet. Het gaat in principe slechts om het verkleinen van je kansen op narigheid. En het voelt als bedrog wanneer jij na een op allerlei terreinen voorbeeldig leven een ellendige chronische ziekte krijgt en je bourgondisch levende buurman tot op hoge leeftijd vitaal blijft.

Dat gezond gedrag je kansen op langer leven in gezondheid vergroot, is overigens geen punt van discussie; het blijkt keer op keer uit onderzoek. Zo ook in een vorige maand gepubliceerd groot Amerikaans onderzoek onder professionals uit de gezondheidszorg, dat liet zien dat zij die een gezond gewicht hadden, niet rookten, hooguit matig dronken, voldoende bewogen en gezond aten wel 12 tot 14 jaar langer leefden dan zij die dat allemaal niet deden. Opvallend was dat slechts 1,5 procent van die hoogopgeleide deelnemers voldeed aan al die aspecten van een gezonde leefstijl - een voor de meesten onhaalbaar streven blijkbaar.

Hulp hierbij wordt gewenst én afgewezen
Theodor Holman verwoordde de innerlijke strijd die velen van ons hierbij ervaren. Zo schreef hij in deze krant (25 april 2017): 'Ik mag niet te zout en niet te vet eten. Toch doe ik het, omdat ik het niet kan weerstaan. Maar waarom is er geen zout- en vettaks? (...) Kanker zou ernstig verminderen als je sigaretten zou verbieden. Doen we ook niet, omdat we verantwoordelijk willen zijn voor ons eigen gedrag. Geen staatsbetutteling. Prima, maar als we door een staatsleger beschermd willen worden, waarom ons dan niet verdedigen tegen staatsvijand Obesitas?' Hij eindigt die column met: 'Ik wil dat de belastingdienst mij helpt gezonder te worden.'

Een jaar later (14 april 2018) schrijft hij echter: 'De gezondheidsindustrie probeert al jaren een bepaalde moraal te koppelen aan een manier van leven. We mogen niet drinken, niet roken, niet vet eten, geen zout, geen suiker, geen koolhydraten, geen dieren. En doen we dat wel en worden we dan ziek, dan zijn we niet alleen krank, maar hebben we ook nog eens schuld aan die ziekte, want we hebben ons niet onthouden.' Deze column eindigt met: 'Maar beter te sterven, dronken van de wijn en dus van het leven, dan als een magere droogkloot die niet besefte waar het aardse bestaan om draait.'

Ons oerbrein spoort ons aan toe te geven aan de innerlijke drang om onze behoeften te bevredigen. Ook als we eigenlijk best weten dat die schadelijk voor ons zijn. De filosoof Immanuel Kant noemt dat onze dierlijke kant. Als we ons niet kunnen beheersen, kunnen we allicht door anderen tegen onszelf beschermd worden. Kant vond echter dat het kunnen dragen van onze eigen vrijheid en verantwoordelijkheid het hoogste goed is. De overheid mag zich niet bemoeien met onze keuzes, ook niet als die onverantwoordelijk en slecht voor ons zijn. Kant vond paternalisme de ergste vorm van despotisme. Hij zou gruwen van verkeersregels, rookverboden en richtlijnen voor goede voeding.

Maar vrijheid kan anderen schaden
Wanneer gaat het uitoefenen van onze vrijheid over in egoïsme? Wat als je onveilig vrijt en daardoor iemand anders besmet met hiv? Wat als iemand door onmatig drinken een levertransplantatie nodig heeft? En wat als je partner door een ongezonde leefstijl type 2 diabetes krijgt met ernstige complicaties, zoals nierfalen en blindheid? Als iemand ziek wordt door ongezond gedrag, heeft dat gevolgen voor de mensen in zijn of haar omgeving en voor de kosten van de gezondheidszorg, waar we allemaal aan bijdragen in de vorm van zorgpremies.

In 2005 gooide de toenmalige minister van Volksgezondheid Hans Hoogervorst een knuppel in het hoenderhok: "Het klinkt misschien niet erg liberaal, maar ik vind dat je het niet kunt maken om er maar op los te leven," stelde hij. "Als je dan vervolgens ziek wordt, kun je niet verwachten dat je ongebreideld van onze gezondheidszorg gebruik kunt maken."

Ons oerbrein spoort ons aan toe te geven aan de innerlijke drang om onze behoeften te bevredigen

De artsenfederatie KNMG was het daar niet mee eens. "Noodzakelijke zorg dient altijd te worden verleend; ook als de patiënten zelf door riskant gedrag voor hun ziekte medeverantwoordelijk zijn. De schuldvraag mag niet van invloed zijn op de kwaliteit van het zorgaanbod, want dan begeeft de geneeskunde zich op zeer glad ijs."

Het is inderdaad bijna altijd onmogelijk om op individueel niveau vast te stellen in welke mate gedrag invloed heeft gehad op het krijgen van een ziekte. Daarnaast is ongezond leven vanuit macro-economisch oogpunt niet altijd duur. Zware rokers overlijden vaak op relatief jonge leeftijd aan een snel fatale ziekte als longkanker. Dat gaat gepaard met relatief geringe zorgkosten vergeleken met langlevende niet-rokers die allerlei ouderdomskwalen krijgen. Rokers dragen door de accijns op tabak ook stevig bij aan de schatkist. Maar voor nabestaanden die veel te vroeg het lijden van hun geliefde als een uitgeteerde hoestende zieke moeten meemaken, is een economisch argument van geen belang.

De vraag is op welk moment en hoe krachtig de overheid mag ingrijpen
Mag de overheid in het belang van onszelf, onze naasten en de samenleving ons gedrag sturen en inperken? Als dat gedrag anderen schade berokkent, vinden we dat meestal gerechtvaardigd. Wat we aanmerken als 'schade berokkenen' is echter enigszins willekeurig en afhankelijk van de tijd en cultuur waarin we leven. Zo stond een generatie geleden het glas met sigaretten voor de gasten naast de asbak op tafel en werd er in de auto naar de vakantiebestemming zonder besef van schadelijkheid driftig gerookt. De Vlaamse minister van Leefmilieu stelde daarentegen vorige maand voor om iemand die rookt in een auto in het bijzijn van minderjarigen te bestraffen met een celstraf van een maand tot een jaar en/of een boete tot 250.000 euro. Wellicht het andere uiterste.

Iedereen kan erover meepraten, als de mogelijke gevolgen helder zijn
Iedereen heeft recht op ongezond leven, maar dat heeft wel een prijs. Mensen dienen zo goed en volledig mogelijk geïnformeerd te zijn over de mogelijke gevolgen van hun gedrag. Niet alleen voor henzelf, maar ook voor hun naaste omgeving en de samenleving als geheel. Een overheid biedt daarnaast idealiter zoveel mogelijk mensen een omgeving waarin gezond kiezen makkelijk is en ongezonde keuzes wel kunnen, maar proportioneel lastiger worden gemaakt naarmate de samenleving er meer schade van ondervindt. Wat schade is en wat proportioneel is, dat is een maatschappelijk debat waard.
­
Jaap Seidell is hoogleraar voeding en gezondheid bij de VU Amsterdam en is als onafhankelijk wetenschappelijk ­adviseur betrokken bij de invulling van het nationaal preventieakkoord.

Jutka Halberstadt is psycholoog en werkt als ­universitair docent kinderobesitas bij de VU.

Van de auteurs verscheen vorige maand Jongleren met voeding - Kleine en grote vragen over een leven lang gezond eten (Uitgeverij Atlas Contact).

14

Wie niet te zwaar is, niet rookt, matig drinkt, voldoende beweegt en gezond eet, leeft 12 tot 14 jaar langer, bleek uit Amerikaans onderzoek.