Geen kunstlicht. De middag is al ver gevorderd, buiten miezert het, maar binnen leest Jan Terlouw bij het licht dat nog binnenvalt. Dat zie ik terwijl ik op zoek ben naar de ingang van zijn huis op zijn landgoed in Twello, een Gelders dorp. Pas daarna valt het mij op dat er geen touwtje door de brievenbus hangt.

Ook hier heerst de moderne tijd, al zou je denken van niet. Buiten is het geluid van vee hoorbaar, dieren waarvoor Terlouw zelf zorgt. De knoestige handdruk van de schrijver en oud-politicus na het openen van de voordeur brengt zijn vroegste beroepswens naar boven: boer wilde hij worden. En nu is hij dat uiteindelijk toch min of meer geworden, op zesentachtigjarige leeftijd. Die wijsheid heb ik uit een aan hem gewijde biografie, maar Jan Terlouw (1931) blijkt daar zelf anders over te denken.

Boer. Nuchter proeft Terlouw dat woord. ‘Aan het eind van de oorlog was ik dertien in Wezep, ik kon noodgedwongen een jaar lang niet naar het lyceum in Zwolle en ik zat toen veel bij boeren in de omgeving. Maar ik wilde ook piloot worden, ik heb zelfs nog vliegles genomen. Boer willen worden was dus geen serieuze wens. De studie wis- en natuurkunde was dat wel, en daarna de overstap van de wetenschap naar de politiek, een salto mortale. Want je gaat van zoeken naar de waarheid naar zoeken naar het haalbare, het compromis. Ik ben heel blij dat ik dat gedaan heb, omdat de politiek mij een veel bredere kijk op het leven heeft gegeven, doordat je ziet hoe de wereld in elkaar zit en hoe mensen zijn.’

De kracht van het woord

Geen boer dus. Maar hij maakt direct duidelijk dat zijn grote passie voor de natuur er al van kleins af aan in zat. Natuur waar we ons grote zorgen om moeten maken tegenwoordig. Hij begint een verhaal over de verwoesting van de natuur, dat hij de middag dat wij elkaar spreken nog een paar maal zal herhalen. Omdat dat onderwerp hem hoog zit, natuurlijk. Maar ook omdat hij weet uit zijn politieke praktijk dat je een boodschap voor het voetlicht moet blijven brengen. Al weet je nooit precies welke woorden andere mensen aanspreken, vertelt hij.

‘Ik zeg heus niet dat vroeger alles beter was, want dat is niet zo. Maar er was wél meer vertrouwen.’

Neem zijn roemruchte optreden in De Wereld Draait Door, van 30 november 2016. Jan Terlouw – op dat moment vijfentachtig jaar en vijftien dagen oud – was in die televisietalkshow ter gelegenheid van zijn recent verschenen ‘sprookje voor jong en oud’ Het hebzuchtgas, maar kreeg daar als verlaat verjaardagcadeautje de kans het Nederlandse volk zeven minuten lang toe te spreken.

Hij wilde het hebben over ‘wat we de natuur aandoen’, niet alleen in Nederland, maar wereldwijd. Matthijs van Nieuwkerk opperde dat betoog te laten doorsnijden met beelden uit ecologische films van Al Gore en Leonardo DiCaprio. Geen goed idee, wist de domineeszoon Jan Terlouw. Hij zou in de camera kijken en de kracht van het woord moest volstaan.

‘Ik stelde vragen: wat doen we de oceanen aan door die vervuiling, wat doen we de tropische regenwouden aan, waarom verdwijnt tachtig procent van de insecten door al dat landbouwgif, niet alleen in Nederland maar ook mondiaal? Waarom verdwijnt de grutto? We moeten niet vergeten dat de mens ook uit de natuur voortkomt en dat iedere soort strijdt voor zijn plaats. Als die soorten heel verschillend zijn zoals de bloem en de bij, en er dus geen strijd geleverd hoeft te worden, kunnen ze elkaar helpen, maar vecht je om dezelfde plaats, dan is je rivaal een vijand. De mens heeft in de loop van tienduizenden jaren heel langzaam terrein gewonnen, het aantal mensen is in de loop der tijd langzaam toegenomen. Maar vanaf het moment dat we leerden lezen en schrijven, zo’n zesduizend jaar geleden, ging het harder, we begonnen de natuur te domesticeren. We gingen planten en gewassen telen, kweken en veredelen en dieren op grotere schaal fokken. De laatste honderd jaar neemt die praktijk verontrustende vormen aan.’

Fatale gevolgen

Terlouw neemt een bedachtzame slok koffie en constateert: ‘Naar mijn verhaal werd beleefd en welwillend geluisterd tot ik zei: we lossen deze problemen niet op als we elkaar niet wat meer gaan vertrouwen. Ik gebruikte daarvoor het beeld van het touwtje dat in mijn jeugd uit de brievenbus hing. Dat raakte tot mijn verrassing een snaar, de sociale media ontploften. Maar als je over dat effect nadenkt, is het logisch. Ik zeg heus niet dat vroeger alles beter was, want dat is niet zo. Maar er was wél meer vertrouwen.

Vertrouwen is iets waar de gehele samenleving op drijft. Er functioneert maatschappelijk niets als je elkaar niet vertrouwt. Zou je anders een kind naar school sturen, naar een ziekenhuis gaan, stilstaan wanneer het verkeerslicht op rood staat en doorrijden wanneer het groen is, je geld naar de bank brengen? Álles berust op vertrouwen. Heerst er geen vertrouwen in een fabriek of op een afdeling, dan functioneert het niet: de productie is slecht en de werknemers zijn ongelukkig.’

‘Zo’n debat als het dividenddebat is fataal voor het vertrouwen.’

Hij lacht schamper: ‘Mensen kunnen zeggen dat dat naïef gedacht is van mij, maar kijk dan hoe dat vertrouwen in de samenleving is afgenomen. Vroeger gaf je ter bezegeling van een afspraak een handdruk, nu krijg je een contract toegewapperd. De politiek vertrouwt de burgers niet meer, dus komen er meer regels. Burgers vertrouwen de politiek niet meer, geen wonder gezien dat dividenddebat in de Kamer. Dat afnemende vertrouwen heeft ook fatale gevolgen voor onze omgang met de natuur.’

Hoe herstel je dat vertrouwen?
‘In ieder geval moeten we het daar eens over gaan hébben. De politiek begint nu in te zien dat minder regels beter zijn. We raken verstikt door al die regels en je ziet in het onderwijs en in de zorg al de protesten daartegen ontstaan. Maar tezelfdertijd helpt zo’n dividenddebat niet om het vertrouwen in de politiek te herstellen.’

Dat zegt u als oud-politicus?
‘Juist als oud-politicus. We hoorden Rutte zeggen: ik voel in mijn diepste vezels dat het goed is om de aandeelhouders 1,4 miljard te geven. Wat betekent dat? Dat de multinationals ons regeren. Heeft het kabinet ambtelijke rapporten geraadpleegd? Nee, zeggen ze, althans, ze hebben daar geen herinnering aan. Dus ze hebben het zomaar gedaan, vanuit de vezels van hun overtuiging. Dat voornemen staat in geen enkel partijprogramma. Ze hebben gedacht: jongens, dit moet goed zijn. Een beslissing van 1,4 miljard per jaar en je raadpleegt alleen je gevoel, wat is dat voor beleidsvoering? Dus ofwel ze hebben gelogen – ze hebben wél ambtelijke rapporten ingezien – ofwel ze hebben een totaal onverantwoord besluit genomen. Wat is dit voor regering? Ik snap niet dat daar niet harder op gehamerd is in de Kamer, het ging er alleen maar om of het kabinet gelogen had al dan niet. Maar als je daarin meegaat, kun je zeggen: als u de waarheid spreekt, heeft u dus een onverantwoord besluit genomen, niet gebaseerd op wetenschap en advies.’ Hij zucht: ‘Dat is niet gezegd. Zo’n debat is fataal voor het vertrouwen.’

Ik begrijp niet waarom het referendum in zo’n hoog tempo moest worden afgeschaft. Waarom evalueren we dat niet eerst rustig en zichtbaar?

Wat kan de politiek daartegen doen?
‘Je moet als politicus de waarheid spreken en meer laten zien waarom je bepaalde dingen doet. Laat je niet alleen zien als probleemoplossende manager, maar toon ook vanuit welk idealisme je handelt. De cruciale vraag voor elke politicus is bij iedere maatregel dezelfde: wat vind ik rechtvaardig? De antwoorden zullen verschillen bij een socialist, een liberaal, een christen of een conservatief. Maar de vraag is identiek. Je zegt dat je vindt dat het zo moet omdat je dat rechtvaardig vindt, een ander zal die rechtvaardigheid anders verklaren en je gaat daar met elkaar openlijk over in debat. Als je dat doet, begrijpt de televisiekijkende burger weer waarom hij op jou heeft gestemd en niet op haar. Dat schept vertrouwen.’

Is dat reëel met zo’n door het kabinet dichtgemetseld regeerakkoord?
‘Waarom hebben tijdens het dividenddebat niet vijf D66’ers voor de motie van afkeuring gestemd? Dat hadden ze kúnnen doen. Maar dan was het kabinet gevallen.’

Ook de opstelling van D66 inzake het referendum riep vragen op.
‘Ik begrijp niet waarom het referendum in zo’n hoog tempo moest worden afgeschaft. Dat was besloten in het regeerakkoord, oké. Daarbij geef je nu eenmaal enkele idealen op. Maar de haast om dat te doen vind ik opmerkelijk. Er komt nog een rapport aan van de commissie Remkes met aanbevelingen. Daar zou ik eens even op gewacht hebben. Evenmin is gewacht op een recente studie van drie hoogleraren over de praktijk van het referendum. Waarom die haast, kabinet? Waarom evalueren we dat niet eerst rustig en zichtbaar? Bovendien: als je de bevolking een instrument geeft en je neemt het daarna af, dan kun je toch op zijn minst vragen wat ze daarvan vinden. Had het referendum dus eerst in alle rust referendabel gemaakt.’

Bent u voor het referendum?
‘Ik ben het meest voor het raadgevend referendum, niet zozeer voor het correctief referendum. Dat laatste houdt gevaar in: dat er een hype ontstaat, dat het Gesundes Volksempfinden opspeelt, dat de meerderheid van de stemmers dan opeens iets vindt en dat moet dan direct uitgevoerd worden. Het raadgevend referendum functioneert beter, zien we aan het referendum over de sleepwet. De uitslag zegt: kabinet, denk er nog eens over, pak het beter aan. En dat gebeurt, want die wet wordt verbeterd. Dat is vooruitgang.’

‘Mensen boeken geen vooruitgang, maar samenlevingen wel.’

Bent u een optimist?
‘In vredestijd wel. Als er een oorlog uitbreekt, valt de wet weg en vervallen mensen in beestachtigheid, maar als die oorlog voorbij is en we weer in de wet geloven en we problemen samen gaan aanpakken, sta je paf van de vooruitgang. De mensen die we ontmoeten bij Thucydides en Homerus en in het Oude Testament zijn precies zoals wij. Even genereus, even moedig, even kleinzielig. Zulke eigenschappen veranderen niet eventjes in een paar duizend jaar. Maar we hebben enorme vooruitgang geboekt in de publieke moraal. Ik ken geen enkele godsdienst die vierhonderd jaar geleden, nog maar een korte tijd terug, slavernij afkeurde. Toen martelde de overheid nog mensen om een bekentenis af te dwingen en met dieren mocht je doen wat je wilde. Mensen boeken geen vooruitgang, maar samenlevingen wel.’

Jan Terlouw

U behoort tot de laatste generatie voor wie de oorlog een vormende factor was.
‘In Nederland duurde de oorlog mijn hele kindertijd, van mijn achtste tot mijn dertiende. Voor je achtste ben je een kleuter en na je dertiende een adolescent, ik werd versneld volwassen door de oorlog. Ik moest geheimen leren bewaren, ik zag hoe iemand in zijn buik werd geschoten door een vliegtuig, ik moest dekking zoeken in een greppel, ik woonde vlakbij Putten en Woeste Hoeve, waar de Duitsers massamoorden aanrichtten. Toen werd het vrede en moest ik weer kind zijn, naar school en om negen uur ’s avonds thuiskomen, terwijl ik inmiddels weet had gekregen van de Holocaust. Dat mensbeeld raak je niet meer kwijt en het bepaalde mijn eerste wereldbeeld.’

‘De wederopbouw werd mijn tweede wereldbeeld. Die periode begon eigenlijk pas in oktober 1962. Ik was net terug uit Amerika, na twee jaar onderzoekswerk aan het MIT in Cambridge, Massachusetts. Ik maakte daar mee hoe John F. Kennedy werd gekozen, waardoor ik al hoop had gekregen op een nieuwe tijd. Weer terug in Nederland zag ik op de televisie hoe de Sovjetschepen op weg naar Cuba op het laatste moment hun koers afwendden; een nucleaire oorlog was op het nippertje voorkomen. Daarna ging het echt beter, je ging denken dat wereldvrede misschien haalbaar zou worden. De democratie kreeg weer een kans, in Indonesië, in Zuid-Amerika. Er ontstonden hervormingsbewegingen in de jaren zestig en zeventig, de welvaart groeide eindelijk, we zeiden: make love not war.’

Die laatste woorden spreekt hij grinnikend uit. ‘Van mijn ouders had ik verhalen te horen gekregen over de Eerste Wereldoorlog, zelf maakte ik de Tweede Wereldoorlog mee en de Koude Oorlog, dus ik dacht voor de Cubacrisis: de mensheid kan alleen maar oorlog voeren. En dan opeens is het de tijd waarin het gedaan was met die verzuiling, waarin nieuwe politieke partijen als D66 ontstaan, waarin zelfs de misdaad anders leek.’

‘Bijna tachtig procent van de insecten is verdwenen; niet alleen dertig soorten bijen, maar ook tref je geen vliegjes meer aan op je voorruit.’

In die nieuwe tijd leek meer empathie te bestaan met anderen. ‘Ik ben niet religieus, maar dat staat mooi in de Bijbel, in twee woordjes: “Jezus weende”. Als Jezus naar Lazarus gaat, is die dood en Jezus weent daarom. Een god kan niet de ellende voor je oplossen, maar wel meelijden en meevoelen. Aan zulke troost heb je meer.’

Een slok koffie verder: ‘Maar inmiddels hebben we een heel andere wereld gekregen, door de enorme groei aan kapitaal en de maatschappelijke tweedeling ten gevolge daarvan. En door de grootschalige technologie die de natuur niet meer alleen lokaal, maar ook mondiaal verwoest.’

Wakker worden

De wereld mag veranderd zijn, Jan Terlouw is dat niet. Moest hij kiezen tussen industrie en natuur – een wel erg schematische keuze waarmee hij als lijsttrekker begin jaren zeventig tijdens een partijcongres publiekelijk werd geconfronteerd – dan luidt het antwoord nog steeds volmondig: natuur! Met dit verschil dat zijn zorg meer terecht is dan ooit, door ‘de schaalvergroting’.

‘De invloed van de techniek werd immens, de techniek is de baas en we hebben dat niet op tijd onderkend. Als bijverschijnsel van de grootschalige techniek is bijna tachtig procent van de insecten in Duitsland en Nederland verdwenen; niet alleen dertig soorten bijen, maar ook tref je geen vliegjes meer aan op je voorruit. Het spuiten met al dat gif was geen plan tot vernietiging, het is van lieverlede gebeurd.’ Met stemverheffing: ‘We moeten wákker worden.’

We spreken over het veranderde Nederland sinds Terlouw na de Tweede Kamerverkiezingen van 1982 de politiek verliet. Over de botsing van waarden in de samenleving, het radicalisme, het verdwijnen van het liberalisme, de hang naar totalitaire leiders als Poetin en Erdogan – in het Nederland van nu, dat niet meer lijkt op het liberale Nederland waar Terlouw voor stond.

Jan Terlouw

Zijn analyse luidt: ‘We kunnen niet omgaan met onze welvaart. Toen ik actief was in de politiek en veel in Den Haag verkeerde, waren er voortdurend massademonstraties op het Malieveld. Tegen apartheid, voor vrijheid van abortus, tegen de neutronenbom. Het ging nooit over geld, maar om idealen. Waar komen Nederlanders nu nog massaal voor op de been? Over wie de kinderopvang betaalt of de studiefinanciering, over géld. De welvaart heeft ons in de greep gekregen, maar ik zie tot mijn vreugde een kentering bij de jeugd, bij de jonge mensen die ik bij mijn lezingen ontmoet. Ik heb bovendien twaalf kleinkinderen en die hebben ook weer aanhang, en wat ik bij hen zie, is dat ze minder hechten aan geld, openstaan voor andere waarden.’ Snijdend: ‘Ik heb nog geen jongere gesproken die het weggeven van 1,4 miljard aan multinationals een goed idee vindt. Dat geeft mij hoop.’

In de greep van het geld

De politiek is daarentegen in de greep van het geld, constateert hij. ‘Vroeger bestond de economie uit de factoren grond, kapitaal en arbeid. Daarin was arbeid altijd heel belangrijk, maar door de ontwikkeling van de technologie zijn er meer kapitaalinvesteringen en die gaan ten koste van de factor arbeid. De lonen stijgen niet en de winsten wel. Overal worden de aandeelhouders rijker en de werknemers niet.

Het is onzinnigLees ookJan Terlouw in 2016 in VN: 'Veel te lang was het adagium: als het maar goed is voor de economie, volgt de rest vanzelf.'15 december 2016 dat de aandeelhouders sinds de Code-Tabaksblat meer zeggenschap hebben gekregen over de bedrijfsvoering. De werkgever heeft in zijn beleid naast het maken van winst ook te maken met de factor arbeid, met de stad waar hij woont, met de milieueisen, met zijn werknemers en nu wordt hij gekoeioneerd door de aandeelhouders die het alleen om maximaal rendement gaat. Dan willen ze dat hij een bedrijfssegment verkoopt, omdat dat meer oplevert. Zo’n directeur zou met zijn Raad van Commissarissen dan, zoals het hoort, in verzet moeten komen. Hij zou moeten kunnen zeggen: houd je mond, zeg, dat doe ik niet. Waarom geven we aandeelhouders zulke macht? De groei van kapitaal schept een maatschappelijke tweedeling. Tachtig procent van de bedrijfswinsten gaat naar een groep van één procent, die dat geld niet steekt in de reële economie, die gericht is op het scheppen van werkgelegenheid. Nee, ze stoppen dat kapitaal in de geldhandel, die geen economische functie heeft. Met het grote maatschappelijke risico dat zulke bubbels op een gegeven ogenblik uit elkaar spatten.’

‘Het is hard nodig het kapitalisme te beteugelen, de macht van het kapitaal in de politiek te verminderen.’

U pleit ervoor dat de politiek zich hiertegen uitspreekt?
‘Politici hebben twee taken: ze moeten het land regeren, maar ze moeten ook proberen de samenleving te begrijpen. Het is hard nodig het kapitalisme te beteugelen, de maatschappelijke tweedeling tegen te gaan, de macht van het kapitaal in de politiek te verminderen. Omdat die ten koste gaat van de politieke macht, die we nu juist zo hard nodig hebben om de natuur te redden. Als politici dat niet zien, dan gaat het verkeerd. Daar kan mijn eigen partij ook nog best iets van leren, vind ik. Al ontmoet ik ook bij D66 nog veel geestverwanten.’

De verrassing van zijn leven

Het is leuk, zegt Jan Terlouw, dat praten en denken over de politiek, maar de realiteit is: als mensen hem tegenwoordig nog kennen is het als schrijver. Hij noemt het schrijven de verrassing van zijn leven. Als wis- en natuurkundige deed hij jarenlang kernfusieonderzoek, in Nederland, Amerika en Zweden. Schrijven deed hij niet, ook geen dagboeken. Maar elke avond vertelde hij verhalen aan zijn kinderen, zijn vrouw Alexandra – die op 23 augustus 2017 overleden is – luisterde mee. Elke dag een nieuw verhaal, tien jaar lang. Jan, je fantasie groeit, zei ze, schrijf het nou eens op, daar gaat weer een prachtig verhaal het raam uit.

Op een gegeven ogenblik zag hij in dat hij het einde van het kernfusieonderzoek niet in zijn arbeidzame leven zou meemaken en luisterde hij naar haar. Hij schreef de jeugdroman Pjotr en die werd een succes. Daarna volgden Koning van Katoren en Oorlogswinter, beide goed voor een Gouden Griffel. Dit jaar publiceerde hij het Boekenweekessay Natuurlijk, en ook houdt hij lezingen, onder andere de Vrijheidslezingen. ‘De in 1941 door president Roosevelt opgestelde Four Freedoms zijn nog steeds actueel en urgent. Het gaat daarin om de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van religie, vrijwaarding van angst en vrijwaarding van gebrek. De vrijheid staat momenteel fors onder druk, dus het is zinnig werk.’

Hoe bescherm je de vrijheid?
‘Ik denk door kinderen uit te leggen wat vrijheid is. Vanuit mijn oorlogservaring kan ik daarover vertellen. Ik stond laatst in het kerkje van Tienhoven waar mijn kinderpubliek opmerkelijk genoeg voor de helft uit volwassenen bestond. Aan de hand van verhaaltjes legde ik uit wat het betekent om in een rechtsstaat te wonen. Mag premier Rutte wanneer hij een inbreker ziet zeggen: en nou ga jij een maand de gevangenis in! Nee, dat mag meneer Rutte niet. Dat is de rechtsstaat, de scheiding der machten. Wie mag dat dan wel en hoe zit dat? Ook gebruik ik gedichten in mijn lezingen, om mij scherper uit te kunnen drukken – dat werkt beter met poëzie. Ik werd een tijd geleden uitgenodigd om te komen spreken over historische boerderijen, omdat bekend is dat ik ze mooi vind. Dan schrijf ik:

Als door toeval staan ze goed,
de boerderijen in het land.
Schakel tussen grond en lucht.
Vastberaden in de aarde
geven ze, door er te zijn,
de geschiedenis zijn waarde
en het landschap zijn verband.

‘Het gaat mij om die zin “als door toeval staan ze goed”, want juist doordat ze schots en scheef staan, staan ze zo mooi in het land.’

U staat niet bekend als dichter.
‘Ik heb talloze gedichten geschreven, maar zet ze zelden in boeken. Meestal bewaar ik ze voor lezingen. Mijn uitgever wil graag een bundel, dus heb ik vanochtend mijn gedichten zitten verzamelen, ik kom nu al tot zevenendertig pagina’s. Maar weet u wat het is? Dan denk ik: waarom zou ik dat doen? Wat ik maak, rijmt, heeft ritme en iedereen kan het begrijpen, dus het heeft niets met hedendaagse dichtkunst te maken. Als ik zo’n gedicht van nu lees, is de kans groot dat ik er niets van begrijp. Ik voel mij meer thuis bij J.C. Bloem, Nijhoff, Slauerhoff, de dichters uit mijn jeugd.’

Wat is uw jongste gedicht?
‘Ik heb gisteren gesproken in Groningen en daar zitten een paar gedichten in over vrijheid. Maar ik vind het zelf allemaal niks, dat gerijmel van mij.’

Na enig aandringen pakt hij de lezing erbij. Hij twijfelt over een gedicht over vrijheid in gebondenheid, dat de woorden van Montesquieu in herinnering brengt dat je vrij bent als je kunt doen wat je moet doen. Iets dat Jan Terlouw benoemt als: als je je geweten kunt volgen. Maar kiest dan een ander gedicht over vrijheid en leest het voor:

Vrijheid, een begrip met een onvoorstelbare weidsheid,
een woord waar het leven spontaan van open bloeit.
Onbereikbare verten worden door vrijheid ontsloten,
kale woeste terreinen zijn ineens te ont-ginnen.
Het is of door vrijheid alles de hemel in groeit.
Vrijheid zo hoog op ieders verlanglijst.
Als je ontbreekt wat is het leven dan schraal,
iedere nieuwe gedachte gevangen binnen je schedel,
iedere zin die je uitspreekt verhuld in een hypocriet jasje,
diep door de knieën, in houding, in mening, in taal.
Vrijheid, je laadt op onze fragiele schouders ook een grote verantwoordelijkheid.
Als we je kwetsbare plekje niet hardnekkig verdedigen,
als we de mogelijkheden die je schenkt niet waarderen,
keer je ons zomaar de rug toe en zijn we je kwijt.

Het gaat om verbondenheid

Bij het afscheid vraagt Jan Terlouw mij: wat moeten uw lezers met mij? Ik begrijp zijn twijfel niet, dus licht hij toe hoe hij zichzelf nu ziet: ‘Ik ben zesentachtig, dus ik ben aan het eind van mijn leven, praktisch. Wat maakt het leven de moeite waard? Dat zijn andere mensen. Het gaat om verbondenheid. Ik ben meer dan zestig jaar getrouwd geweest met dezelfde vrouw, dat is een ontzaglijke waarde in het leven, we hebben elkaar gevormd. De relatie met onze kinderen is ongelooflijk goed en hecht. Een klein verdrietje in mijn leven is dat vriendschappen verloren zijn gegaan. Dat is nu eenmaal zo. Familie blijft in de buurt, maar vriendschappen kunnen verwateren. Je kunt die relaties niet allemaal in stand houden; andere prioriteiten dienen zich aan.

Wat is verder bijzonder aan een mens? Dat hij over een moraal beschikt. Dat is wat hem echt onderscheidt van andere levende wezens. Geen plant of dier stelt de vraag naar goed of kwaad, de natuur is amoreel. Het enige organisme dat die vraag stelt en inzicht heeft in goed en kwaad is de mens.

Daarnaast heeft de mens als bonus daarbij nog zoiets gekregen als humor, als kunst, als taal, als muziek, als de vaardigheid om te lezen en te schrijven. Die schoonheid heeft mijn leven enorm verrijkt. Ik heb daar allemaal aan kunnen deelnemen. Ik had een vrouw die heel erg cultureel was en die uit een muzikale familie kwam, ik heb een dochter die violiste is, een dochter die kan schrijven, een dochter die hoogleraar is, een zoon die in het bedrijfsleven werkt en zijn idealen in de politiek wil beproeven. Dat zijn mensen die iets kunnen, die rijkdom brengen in mijn leven. Het gaat altijd om andere mensen. Als ik mezelf de vraag stel: heb ik een prachtig leven gehad, antwoord ik ja. Vooral door andere mensen die zulke schoonheid meebrachten. En liefde.’

Als je vrij bent lijkt het vanzelfsprekend.
Je mist het pas als je het ontbeert,
en wie het je ontnam propageert
dat vrijheid gehoorzaamheid betekent.
Wie ademhaalt vindt dat niet bijzonder.
Bij ademnood ga je het pas waarderen,
het zuurstofapparaat kan het je leren.
Ongehinderd ademen dat is een wonder.

Wie vrijheid kent en koestert en behoedt,
die ademt waarlijk met gezonde longen.
De vreugde van de wet worde bezongen,
want vrijheid in gebondenheid is goed.
Je bent echt vrij wanneer je ongedwongen
naar eigen keuze doen kunt wat je moet.

Fotografie

Styling: Mary-Lou Berkulin,
Haar & Makeup: Anita Jolles voor MAC Cosmetics en Balmain Hair Couture,
Met dank aan Levi’s.