Direct naar artikelinhoud

Allochtoon blijft steken in flexbaan

Een medewerker toont vers gehakt in de Turkse supermarkt Sahan aan de Rotterdamse Schans. (De medewerker op de foto heeft verder niets te maken met de inhoud van dit artikel.)

Nederlanders met een Turkse of Marokkaanse achtergrond hebben veel vaker losvast werk dan anderen. Dat werk dient voor hen bovendien duidelijk minder vaak als een opstap naar een vaste baan. Ze blijven langer in losse banen hangen of verliezen zelfs die nog.

Ongeveer 1,8 miljoen Nederlanders hebben wel werk, maar geen vaste baan. Ze werken bijvoorbeeld als uitzend- of oproepkracht, zijn seizoenswerker of hebben een tijdelijk contract. Van alle autochtone werkenden behoort 20 procent tot deze 'flexibele schil' van de arbeidsmarkt. Voor Turkse en Marokkaanse Nederlanders ligt dat percentage rond de 35 en ook Surinamers en Antillianen moeten het bovengemiddeld vaak doen zonder vast werk. Dat blijkt uit het 'Jaarrapport integratie' van het Centraal Bureau voor de Statistiek, dat gisteren verscheen.

Autochtone Nederlanders met flexibel werk weten dat veel sneller en vaker te verruilen voor een vaste baan, blijkt ook uit de cijfers die het CBS verzameld heeft. In de loop van vijf jaar tijd vindt 38 procent van hen uiteindelijk vast werk. Van de Turkse Nederlanders slaagt daar maar 22 procent in, het percentage voor andere niet-westerse allochtonen ligt nauwelijks hoger.

Die verschillen zijn deels te verklaren uit specifieke kenmerken van deze bevolkingsgroepen. Met name onderwijs lijkt een grote rol te spelen. Autochtone flexwerkers zijn vaker beter opgeleid: slechts 22 procent van hen is niet verder gekomen dan de onderste regionen van het mbo, tegen 40 procent van de Marokkaanse en maar liefst 47 procent van de Turkse Nederlanders. Dat lage opleidingsniveau hindert hen bij het vinden van vast werk.

Kwetsbare positie

Sowieso hebben veel allochtonen een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, blijkt uit het CBS-integratierapport. Ze hadden altijd al minder vaak werk dan autochtonen en door de crisis is die achterstand zelfs nog toegenomen: zij raakten vaker hun baan kwijt. Onder mensen met een niet-westerse achtergrond is het percentage werklozen drie keer zo hoog, al profiteren ook zij sinds begin dit jaar van de aantrekkende economie.

Allochtonen van de tweede generatie halen die achterstand nauwelijks in. Ook onder hen steeg de werkloosheid tijdens de crisis relatief hard en nog steeds zit 22 procent van hen zonder werk, tegen 9 procent van hun autochtone leeftijdgenoten.

Bovendien heeft de tweede generatie zelfs nog vaker dan hun ouders geen vaste baan. Maar dat laatste is volgens het CBS eenvoudig te verklaren. De tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlanders is jong en nog maar net toe aan hun eerste baan, en dat is voor alle bevolkingsgroepen vaak tijdelijk werk.

Onder mensen met een niet-westerse achtergrond is het percentage werklozen drie keer zo hoog.

Polen zonder werk gaan weg

Een bijzondere groep flexwerkers zijn Polen: ze zijn jong (de helft van hen is nog geen 35) en vaak alleenstaand. Ze komen naar Nederland om te werken.

Ze werken vaak in de landbouw - niet voor niets zijn de plekken waar ze zich het meest vestigen plattelandsgemeenten als het Westland en Zeewolde.

Ook Polen weten hun losse baantjes vaak niet om te zetten in vast werk. Dat gebrek aan baanzekerheid deert hen minder dan andere groepen: als ze zonder werk komen te zitten, gaan ze vaak weer terug naar Polen.

Lees ook

Geselecteerd door de redactie