Leden van het parlement kunnen maar beter gaan wobben. Het lijkt erop dat ze met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur achter meer informatie kunnen komen dan wanneer ze gebruik maken van hun recht het kabinet vragen te stellen.

Het is dankzij de Wob dat de Tweede Kamer uiteindelijk de stukken kreeg die tijdens de kabinetsformatie circuleerden over de afschaffing van de dividendbelasting voor buitenlandse aandeelhouders en eveneens dankzij de Wob dat ze inzage kreeg – al was het dan in vertrouwelijkheid – in de lijsten met informatie over de financiering vanuit het buitenland van moskeeorganisaties in Nederland. Over beide onderwerpen had de Kamer zelf het kabinet eerder bevraagd, maar nul op het rekest gekregen. Pas toen derden een Wob-verzoek deden en naar buiten kwam dat er wel degelijk stukken over de dividendbelasting waren, evenals lijsten met vanuit Saoedi-Arabië en Koeweit gefinancierde moskeeën, ging het kabinet door de knieën.

Lang leve de Wob, zou je zeggen. Maar deze gang van zaken is natuurlijk uiterst vreemd: dat het hoogste politieke orgaan, de Tweede Kamer, dat het kabinet controleert, geïnteresseerde wetenschappers, vasthoudende journalisten of andere derden met een lange adem nodig heeft om informatie te krijgen.

Vorige week leek het wel de Week van de OpenBaarheid, Wob dus. Minister-president Mark Rutte moest zich in de Kamer verantwoorden omdat hij maandenlang had volgehouden geen herinnering te hebben aan de memo’s over de afschaffing van de dividendbelasting. Na een bij tijd en wijle absurd debat overleefde hij een door de bijna voltallige oppositie gesteunde motie van afkeuring. Dankzij NRC Handelsblad en Nieuwsuur kwamen we ook meer te weten over de buitenlandse geldstromen naar Nederlandse moskeeën en het gevaar dat dit geld de invloed van de fundamentalistische islam vergroot.

Er is nog een overeenkomst tussen beide ‘zaken’. De geheimhouding wordt verdedigd met het argument dat grotere transparantie degenen die de informatie leveren wel eens kopschuw zou kunnen maken. Waardoor zij voortaan minder open zullen zijn. In plaats van meer zou er dan juist minder informatie op tafel komen.

Eerst waar het openheid en de kabinetsformatie betreft: die redenering zou wel eens bewaarheid kunnen worden. Daarmee zeg ik dus niet dat Rutte zich had moeten beroepen op herinneringen die hij kwijt was, toen hij de stukken aanvankelijk geheim wilde houden. Daarmee heeft hij het vertrouwen in politici geen dienst bewezen. En mogelijk zichzelf ook niet.

Die informatie heb ik wel, maar krijgt u niet

Rutte had de Tweede Kamer direct bij het aantreden van zijn derde kabinet afgelopen najaar erop kunnen wijzen dat de Kamer zelf regels heeft opgesteld over wat wel en wat niet openbaar moet worden gemaakt na afloop van een kabinetsformatie. Ambtelijke voorbereidingsstukken en onderhandelingsstukken van individuele fracties, zo is de afspraak, blijven geheim. Dat is omdat ambtenaren én potentiële regeringspartijen zich anders niet vrij voelen om openlijk voor- en nadelen van een maatregel op papier te zetten of om tijdens coalitiebesprekingen een compromisvoorstel te doen.

GroenLinks, de fractie die het hardst aandrong op de memo’s over de dividendbelasting, wil zelf ook niet dat stukken naar buiten komen die haar Kamerleden schreven toen ze vorig jaar nog mee onderhandelden over een nieuw te vormen kabinet. Stel dat openbaar zou worden hoe ver GroenLinks bereid was te gaan bij het vluchtelingendossier? Mede daarom waren het niet alleen de regeringspartijen die huichelachtig bezig waren, maar ook de oppositiepartijen.

Rutte had dit najaar meteen toen de kritiek op de afschaffing van de dividendbelasting voor buitenlandse aandeelhouders losbarstte, moeten zeggen wat hem vorige week door pvv-leider Wilders werd voorgehouden: die informatie heb ik wel, maar krijgt u niet, want deze hoort volgens de afspraken niet in het formatiedossier thuis. Dan was de informatie niet openbaar geworden. En had de oppositie toch forse kritiek kunnen hebben op de maatregel, want ook zonder die specifieke informatie zijn er voldoende argumenten om tegen de afschaffing van die belasting te zijn. En je weet ook wel hoe groot de invloed van multinationals is. Met name in vvd-kring.

Het verdedigen van geheimhouding over buitenlandse geldstromen omdat anders landen zoals Saoedi-Arabië en Koeweit geen informatie meer geven, ligt ingewikkelder. Maar op z’n minst oogt dat alsof die landen de lakens uitdelen en kunnen dreigen anders helemaal geen informatie meer te geven. Bovendien is het vreemd dat Kamerleden niet weten van die buitenlandse financiering van moskeeën en de mogelijke ongewenste invloed die daarvan uitgaat op moslims, maar wel mede verantwoordelijk zijn voor de integratie van diezelfde moslims in Nederland en voor de veiligheid in het land. Terwijl niet-moslims door de geheimhouding mogelijk in een moskee worden verketterd, rest Kamerleden als het ware slechts het aandringen op nog een extra les Nederlands.

Ook gemeentebesturen hebben last van die geheimhouding of van de alleen in het geheim verkregen informatie van de aivd. Op dat laatste kunnen ze zich niet in de openbaarheid beroepen, waardoor ze zich in bochten moeten wringen om – zoals in Den Haag – een islamitische school te weigeren. Terwijl zij daarvoor wel in de openbaarheid verantwoording moeten afleggen.

Verschillende casussen dus, maar voor zowel de kabinetsformatie als de financieringsstromen geldt dat de Wob niet het middel had moeten zijn waardoor de Kamerleden uiteindelijk de informatie kregen.