Direct naar artikelinhoud

Nederlandse moskeeën en salafistische oliedollars: hoe houden we ze uit elkaar?

De ophef over de duistere financiering van enkele tientallen moskeeën in Nederland leidt tot de vraag: moet het transparanter? En zo ja, geldt dat dan ook voor christelijke en joodse gebedshuizen?

De Taqwa-moskee in Amsterdam gisteren. Ook deze moskee staat op de lijst van Buitenlandse Zaken. Ten onrechte, aldus de voorzitter van de moskee.Beeld Guus Dubbelman / de Volkskrant

'Stemmingmakerij', noemt Sheriel Nabie het. 'We zijn elkaar tegen elkaar aan het opzetten.'

Nabie, voorzitter van de Amsterdamse Taqwa-moskee, is nog altijd ontstemd over de onthulling door NRC Handelsblad en Nieuwsuur deze week over een dertigtal islamitische organisaties en moskeeën die voor geld aanklopten bij islamitisch fundamentalistische landen als Saoedi-Arabië en Koeweit. Sommige moskeeën laadden daarmee de verdenking op zich een fundamentalistische en antidemocratische koers te zijn gaan varen in ruil voor geld.

Ook de Taqwa-moskee werd in dit verband genoemd - het bestuur van de moskee, die voor 'verbinding en rust' zegt te staan, vroeg in 2012 en in 2013 geld aan Saoedi-Arabië voor de bouw van het gebedshuis. Die verzoeken om financiële steun zouden echter nooit zijn gehonoreerd, aldus Nabie.

'Het geld is door het vorige bestuur aangevraagd. Daarnaast: er is niks principieel mis met financiering uit het buitenland, mits dat niet inhoudt dat wie betaalt ook bepaalt. We moeten inderdaad niets importeren dat haat en verdeeldheid zaait.'

Kwalijke invloed

Financiële hulp uit het buitenland staat niet direct gelijk aan 'kwalijke' inhoudelijke zeggenschap, stellen ook andere woordvoerders van de islamitische gemeenschap. Om onduidelijkheid over het doel van financiering uit de Golfstaten weg te nemen, is meer transparantie nodig, vinden islamitische koepelorganisaties zoals het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) en de Raad van Marokkaanse Moskeeën Nederland (RMMN). Maar hoe moet die transparantie geformaliseerd worden? En wie moet hierin het voortouw nemen? Het zijn vragen die voorlopig voor hoofdbrekens zorgen in de islamitische gemeenschap.

De Omar Ibn Al Khattab-moskee in Almere zou volgens Buitenlandse Zaken geld hebben aangevraagd in Saoedi-Arabië.Beeld Raymond Rutting / de Volkskrant

Niet elke moskee lijkt bestand tegen dubieuze religieuze beïnvloeding door de rijke Golfstaten. Sommige zouden zich in ruil voor de oliedollars bekeren tot het salafisme, een fundamentalistische islamitische stroming die op gespannen voet staat met democratie en mensenrechten.

Een gebedshuis waar dit zou spelen is de Al Fath Moskee in Dordrecht. In hun berichtgeving suggereren NRC en Nieuwsuur dat deze Dordtse moskee in ruil voor geld uit Saoedi-Arabië salafistische predikers uitnodigt met vrouwonvriendelijke en jihadverheerlijkende opvattingen. Een woordvoerder van de moskee laat in een verklaring weten dat er van 'buitenlandse inmenging' geen sprake is en dat de uitspraken van predikers niet 'noodzakelijkerwijs een reflectie van de visie of standpunten van het bestuur' zijn.

Convenant

Tot voor kort richtte de hoop op meer transparantie bij islamitische gebedshuizen zich op een convenant waarin afspraken worden opgenomen over een heldere financiële huishouding. In 2016 namen enkele islamitische koepelorganisaties, in samenspraak met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het initiatief tot zo'n convenant. Toenmalig minister Lodewijk Asscher schreef in een Kamerbrief verheugd dat de islamitische koepelorganisaties de visie van het kabinet delen 'dat ongewenste (buitenlandse) financiering een bedreiging kan zijn van de onafhankelijkheid van gemeenschappen'.

De Al Fath moskee in DordrechtBeeld Simon Lenskens

Het convenant zou dit jaar worden gepresenteerd. Eind maart meldde het ministerie van Sociale Zaken echter dat er onder de islamitische koepelorganisaties 'onvoldoende draagkracht' bestond voor het convenant . Het zou niet gezien worden als de 'juiste vorm om invulling te geven aan gezamenlijke afspraken'. De prozaïsche werkelijkheid achter dit verhullend taalgebruik was dat de islamitische koepelorganisaties met elkaar in de clinch lagen over de reikwijdte van zo'n convenant. Een kamp verlangde maatwerk: een convenant dat alleen voor islamitische organisaties geldt. Het andere kamp zag een convenant alleen zitten als ook joodse en christelijke organisaties zich eraan committeren.

'De koepelorganisaties die ook salafistische moskeeën vertegenwoordigen, zijn gaan dwarsliggen' zegt Said Bouharrou, voorzitter van RMMN, de enige koepelorganisatie die het idee van een convenant - specifiek voor islamitische organisaties - nog altijd ziet zitten.

Om welke 'dwarsliggende' koepelorganisaties het gaat, wil Bouharrou niet zeggen. Het ministerie van SZW wil ook geen inhoudelijke mededelingen doen over de overleggen.

Het twistpunt

Bouharrou's RMMN vertegenwoordigt geen van de moskeeën die geld aanvroegen in Saoedi-Arabië en Koeweit. Zijn RMMN zegt salafistische beïnvloeding buiten de deur te willen houden omdat het de integratie van moslims in Nederland zou belemmeren. Daarom geeft het volgens hem geen pas om ook christelijke en joodse organisaties te vragen zich te houden aan een convenant tegen ongewenste buitenlandse financiering. 'We moeten als islamitische organisaties onze verantwoordelijkheid nemen en niet steeds wijzen naar anderen.'

'We hebben principiële bezwaren tegen een convenant met alleen islamitische organisaties', zegt Marianne Vorthoren, directeur van Stichting Platform Islamitische Organisaties Rijnmond (SPIOR). 'Als er afspraken worden gemaakt, zou dat ook voor andere religieuze gemeenschappen moeten gelden. Samen optrekken heeft ook praktische voordelen. Wij zouden dan bijvoorbeeld van kerken kunnen leren hoe zij hun financiële transparantie regelen.'

Voor een effectief convenant moet volgens Vorthoren ook het idee van 'ongewenste beïnvloeding' scherper worden gedefinieerd. 'Beïnvloeding kan uit binnen- en buitenland komen en niet per se via financiering. Bovendien moeten we daarbij onze grondwettelijke vrijheden koesteren.'

Er wordt nu te veel 'paniekvoetbal' gespeeld, vindt Halil Karaaslan, secretaris bij het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO), een andere deelnemer aan het overleg over een convenant. De berichtgeving over de Saoedische en Koeweitse financiering van moskeeën moet volgens Karaaslan niet leiden tot een convenant dat alleen voor islamitische gebedshuizen geldt. 'Geen enkele andere religieuze organisatie zou zo'n uitzonderingspositie rechtvaardig vinden.'

Zowel CMO als SPIOR ziet op het moment veel meer heil in ondersteuning bij de verdere professionalisering van moskeeën en islamitische organisaties. Het zou hen aan de administratieve kennis ontbreken om helder inzicht te geven in de financiële boeken.

Publicatieplicht

Inmiddels onderzoekt het kabinet zwaardere middelen dan alleen een convenant om moskeeën tot openheid te bewegen. Een daarvan is om religieuze organisaties wettelijk te verplichten inzicht te geven in ontvangen donaties. De giften met een dubieuze herkomst lopen hierdoor sneller in het oog.

Said Bouharrou van de Raad voor Marokkaanse Moskeeën Nederland vreest dat door zo'n wettelijke publicatieplicht de goeden onder de kwaden moeten lijden. 'Kleine, goedwillende moskeeën moeten dan voor heel veel geld accountants inhuren om aan die publicatieplicht te voldoen. En waarom? Omdat een paar moskeeën geld uit de Golfstaten ontvangen. Werk in plaats daarvan aan een breed gedragen convenant met stevige afspraken over de noodzaak van transparantie. Dan weet je ook meteen bij welke moskeeën iets niet in de haak is - dat zijn de moskeeën die niet achter het convenant willen staan.'

Ook andere westerse landen worstelen met de schimmige financiering van moskeeën

Overal in Europa is men bezig met het temmen van het 'radicale islamistische beest'. In Oostenrijk werd buitenlandse financiering verboden. In België werd een erfpachtovereenkomst met Saudi-Arabië opgezegd. Moet Nederland hun voorbeeld volgen?