Direct naar artikelinhoud

De overdrachtsunie bestaat eigenlijk al

Franse en Spaanse vakbondsleden demonstreren op de Frans-Spaanse grens bij Hendaye tegen de Bolkestein-richtlijn die de dienstverlening binnen de EU liberaliseert. (AP Photo/Bob Edme)Beeld AP

Binnen de EU is er een tweedeling tussen noord en zuid, die al sinds de oprichting in 1958 bestaat. De noordelijke landen die goed kunnen concurreren hebben altijd de nadruk gelegd op open grenzen en het opheffen van allerlei handelsbarrières. De minder efficiënte zuidelijke landen leggen de nadruk op onderlinge steun en subsidies. In 1969, toen de onderlinge invoerrechten net waren afgeschaft, beschreef de Franse president De Gaulle deze tegenstelling in een gesprek met de Duitse bondskanselier Kiesinger. ‘Frankrijk heeft een zekere aarzeling en voorzichtigheid betreffende Duitslands economische kracht. (...) Duitsland is al lang een groot industrieland. Daarom zijn haar ondernemers, haar bevolking en haar infrastructuur het best uitgerust voor productie, handel, in het bijzonder export. (...) Frankrijk is veel langer een agrarisch land geweest. (...) In industrie voert Duitsland de boventoon.’

Als tegemoetkoming voor het openstellen van de Franse markt voor Duitse industriëlen eiste De Gaulle landbouwsubsidies. De Europese integratie is sindsdien verder voortgeschreden. In 1999 is zelfs een gemeenschappelijke munt, de euro, ingevoerd, waardoor producenten uit minder efficiënte landen zich niet meer kunnen verdedigen door waardedaling van hun valuta. Het gevolg is dat Duitsland nu ruim 40 procent meer goederen naar Frankrijk exporteert dan het uit dat land invoert. Nederland is ook een exportland. Wij exporteren ruim het dubbele naar Italië dan we uit dat land invoeren en naar Griekenland zelfs bijna viermaal zoveel. Wat zijn de gevolgen van deze structurele onbalans voor de verhoudingen tussen de lidstaten?

Tekorten van zuidelijke lidstaten worden gecompenseerd door de opbouw van schulden bij hun centrale banken

In het eerste decennium van de euro is er geen probleem. De handelstekorten van de zuidelijke lidstaten worden grotendeels gefinancierd door kapitaalimporten vanuit het noorden. Maar als het sentiment in 2010 omslaat, weten de grote, machtige banken uit de noordelijke lidstaten niet hoe snel ze hun kredieten aan Zuid-Europa moeten afbouwen. De balans in het financiële verkeer slaat zelfs helemaal om als inwoners van de zuidelijke crisislanden massaal rekeningen gaan openen bij banken in het noorden om hun spaargeld in veiligheid te brengen.

Dit betekent dat Zuid-Europa niet alleen een tekort in de handel van goederen en diensten met de noordelijke lidstaten heeft, maar nu ook in het financiële verkeer. Hoe wordt dat betaald? Deze tekorten worden in de Europese Monetaire Unie omgezet in verplichtingen en vorderingen van de deelnemende centrale banken. In februari van dit jaar zijn de vorderingen van De Nederlandsche Bank en de Bundesbank tezamen opgelopen tot ruim duizend miljard euro! Daar tegenover staan vooral de verplichtingen van de centrale banken van Italië (444 miljard), Spanje (399 miljard), Portugal (82 miljard) en Griekenland (54 miljard).

Een bijzonder kenmerk van deze zogenaamde Target2-saldi is dat ze een oneindige looptijd hebben en belast zijn met een rente van 0 procent. Dat impliceert dat deze vorderingen van de Bundesbank en De Nederlandsche Bank in feite waardeloos zijn. De tekorten van de zuidelijke lidstaten worden dus niet meer gecompenseerd door landbouwsubsidies, maar door de opbouw van schulden bij hun centrale banken. De door velen gevreesde overdrachtsunie bestaat dus eigenlijk al.

De energieke Franse president Macron ziet het allemaal voor zich. Hij stelt voor om de Target2-saldi zoveel mogelijk om te zetten in allerlei soorten subsidies waarvan vooral de zuidelijke lidstaten zullen profiteren. Zo mag verwacht worden dat vooral Italië met haar vele zwakke banken baat zal hebben bij een gemeenschappelijk depositogarantiestelsel. De door Macron beoogde EU-minister van Financiën zal beschikken over een groter budget waarmee de armste regio’s kunnen worden ondersteund. Het op te richten Europees Monetair Fonds zal landen in crisis gaan redden.

Het is begrijpelijk dat premier Rutte afstand heeft genomen van deze plannen. Hoe kan hij uitleggen dat Nederland nog meer aan de EU gaat betalen? Hij heeft voor zijn oppositie al steun gekregen van de Scandinavische landen die de bui ook zien hangen. Wat verbaast is de positie van de grootste nettobetaler, Duitsland. Uit het onlangs gepresenteerde coalitieverdrag van CDU en SPD blijkt duidelijk dat Merkel haar oude partner Rutte heeft verruild voor Macron. ‘Wij willen (...) in het bijzonder in nauwe samenwerking met Frankrijk de Eurozone duurzaam versterken en hervormen’, zo staat het er.

Dat is ongebruikelijk heldere taal. Wat kan Rutte nog meer doen dan toespraken houden en coalities met kleine landen smeden? Mijn suggestie is het Deense voorbeeld te volgen. Dat land heeft destijds een ‘opt-out’ bedongen voor de monetaire unie. De koers van de Deense kroon wordt sindsdien stabiel gehouden tegenover de euro, zodat het exporterende bedrijfsleven geen last heeft van wisselkoersonzekerheid. Ook bouwt de Deense centrale bank geen vorderingen op ten opzichte van zuidelijke centrale banken die deze nooit gaan terugbetalen.

Ewoud van Laer is auteur van De Wanhopige Unie – Wat gaat er mis in West-Europa?