Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Reportage

In Antakya vieren de joden, alevieten, sunnieten en christenen samen Pasen

Zuid-Turkse stad Antakya De Paasviering in Antakya, vlakbij de grens met Syrië, staat symbool voor de religieuze tolerantie die geworteld is in het Ottomaanse Rijk. „We zijn opgevoed met groot respect voor andere geloven.”

Paasviering op de binnenplaats van de orthodoxe kerk.
Paasviering op de binnenplaats van de orthodoxe kerk. Foto Emrah Gurel

Het is nog donker als de parochie van de Sint Petruskerk in de Zuid-Turkse stad Antakya zondag bijeenkomt voor de Paasdienst. De binnenplaats van de orthodoxe kerk is versierd met witte en gele ballonnen. Terwijl familieleden, buren en vrienden elkaar vrolijk begroeten, rennen kinderen rond met klappertjespistolen – een traditie in Turkije tijdens feestdagen. In andere jaren werd er ook vuurwerk afgestoken; dat is wegens de noodtoestand nu verboden.

De dienst is in het Arabisch. Urenlang declameren priesters en diakenen op zangerige toon gebeden en bijbelpassages, afgewisseld door rituelen. Na de dienst wordt er een groot ontbijt geserveerd op de binnenplaats. Als de gelovigen naar huis zijn, ontvangt de priester hoogwaardigheidsbekleders en vertegenwoordigers van andere religies. Sunnieten, alevieten, joden en katholieken: iedereen neemt deel aan de festiviteiten.

„We tonen hier onze solidariteit en dragen bij aan de sociale en religieuze harmonie in Antakya”, zegt Hassas Asker, een aleviet en een lokale leider van de nationalistische partij MHP. „Zij komen ook om onze religieuze feestdagen te vieren. Dit is onze traditie, we zijn opgevoed met groot respect voor andere geloven. Hierin verschilt Antakya van de rest van Turkije.”

De religieuze tolerantie en co-existentie in Antakya is bijzonder, zeker in deze regio. De stad ligt pal op de grens met Syrië, dat wordt verscheurd door etnisch en sektarisch geweld. In de rest van Turkije is culturele uniformiteit de norm en groeit de polarisatie. In Antakya leven zeker twaalf etnische en religieuze groepen vreedzaam naast en met elkaar. „Ik ben eenderde christen, eenderde moslim en eenderde joods”, zegt Josef Naseh, oud-leider van de orthodoxe kerk in Antakya.

Het kosmopolitische en multiculturele karakter van Antakya heeft een lange en rijke historie. De stad werd in 300 vóór Christus gesticht, na de dood van Alexander de Grote. Atiochië, zoals de stad destijds heette, groeide uit tot één van de grootste steden van het Romeinse Rijk. Later werd de stad onderdeel van het Perzische, Byzantijnse en Ottomaanse Rijk. In 1939 werd de provincie Hatay, waarvan Antakya de hoofdstad is, via diplomatieke weg geannexeerd door Turkije.

Ottomaanse Rijk

De sporen van deze geschiedenis zijn overal in de stad zichtbaar. In de nauwe kronkelstraatjes van het centrum staat een katholieke kerk gebroederlijk naast een moskee. Ernaast is een winkeltje waar zelfgemaakte Assyrische wijn wordt verkocht. Aan de overkant van de straat staat een synagoge. Even verderop vind je de Habib al-Najjar-moskee, een heilige plek voor zowel moslims als christenen. In een crypte onder de moskee staan twee sarcofagen, die zouden toebehoren aan de profeten Jonas en Johannes de Doper. En in de bergen buiten de stad bevindt zich de Grot van Sint Petrus , die volgens overleveringen werd gebruikt als schuilkerk door de eerste Christenen.

Het religieuze pluralisme in Antakya is geworteld in het Ottomaanse Rijk. Religieuze minderheden hadden destijds een grote mate van autonomie. Ze waren vrij om hun religie te belijden, mochten hun eigen wetten maken en mochten zelf belasting innen, zolang ze loyaal waren aan de sultan. Elke groep had zijn eigen economische specialisatie. Sunnieten waren schoen-, tapijt- en meubelmakers. Joden zaten in de handel. Slagers en bakkers waren voornamelijk alevieten.

Een vrouw in de orthodoxe kerk van Antakya. Foto Emrah Gurel

Deze economische domeinen gelden tot op zeker hoogte nog steeds en dat versterkt de sociale cohesie in Antakya. „Zowel mijn eigen ouders als de ouders van mijn vrouw waren bakkers”, zegt de Arabische aleviet Mehmet Ali Solak, hoofdredacteur van het lokale tijdschrift Hatay Güney Rüzgagri. „Ik ben zelf geen bakker geworden, tegelijkertijd geloof ik wel in tradities. Daarom heb ik een tijdje een restaurant gerund samen met mijn vrouw, naast mijn journalistieke werk.”

Alevieten vormen de grootste minderheid in Antakya. Exacte cijfers zijn er niet, want sinds de census in 1965 is er geen onderzoek gedaan naar etnische samenstelling van Turkije. Tijdens het Ottomaanse Rijk werden alevieten beschouwd als de onderklasse. De stichting van de democratische en seculiere Turkse republiek maakte de weg vrij voor hun emancipatie. In alevitische gebedshuizen hangt naast Ali’s portret standaard een foto van vader des vaderlands Atatürk.

„Onze religieuze leiders presenteren Atatürk als een heilige die is gezonden door God”, zegt Solak. ,,Dankzij hem hebben we volledig burgerschap gekregen, met dezelfde rechten als iedere andere Turk. Ik geloof dat hij niet alleen voor de Turken is gezonden, voor de hele islamitische wereld. Helaas profiteerden alleen wij van zijn wijsheid en zijn werk.”

Tweederangsburger

Toch hebben de alevieten ook geleden onder seculiere regeringen. Honderden alevieten werden vermoord in de tumultueuze periode voorafgaand aan de militaire coup van 1980. Nog altijd zijn er onder sunnieten veel vooroordelen over alevitische geloof, dat elementen van de sunnitische, shi’itische en sufistische islam verenigt. „Hier in Antakya wonen we in dezelfde straat, eten we hetzelfde voedsel”, zegt Solak. „Buiten de provincie is de situatie totaal anders.”

Dat geldt ook voor christenen, die als niet-moslims geen hoge posities kunnen bekleden in de politiek, bureaucratie en diplomatie. „Toen ik studeerde aan de universiteit van Adana deden veel studenten en professoren alsof ik een tweederangsburger of zelfs een buitenlander was”, zegt Girne Mansuroglu, de loco-burgemeester van Defne, een gemeente in Antakya. Ze is de enige christelijke ‘loco’ van Turkije. „Ik had vrienden uit Gaziantep die niet konden geloven dat ik christen was. ‘Weet je het zeker?’, vroegen ze.” In het verleden speelde religie nooit een rol in het politieke leven. Maar president Erdogan probeert een nieuw soort Turks nationalisme te creëren, waarin de sunnitische identiteit een prominente rol speelt. „Helaas zie ik Turkije niet meer als een seculiere staat”, zegt Mansuroglu. „Turkije lijkt een republiek van angst geworden. Ik spreek mensen die soms zelfs bang zijn Atatürks naam te noemen.”

Moslimvrouwen kijken uit over Antakya. Foto Emrah Gurel

In het verleden vonden de christenen van Antakya soms een welwillend oor in Ankara. Zo ging Josef Naseh, de oud-leider van de orthodoxe kerk, in 1998 op bezoek bij toenmalige premier Demirel om geld te vragen voor de viering van het millennium. „Ik nam 35 leden van mijn parochie mee om te tonen dat we ook burgers van dit land zijn. Ik zei: ‘Antakya is de stad waar het christendom de wereld verlicht heeft. Ik wil de wereld laten zien wat religieuze co-existentie betekent’.”

Volwaardige burgers

Demirel gaf zijn medewerkers de opdracht al onze verzoeken in te willigen. „We voelden ons voor de eerste keer volwaardige burgers”, vertelt Naseh in zijn familiehuis met prachtige houten decoraties en een sinaasappelboom in de tuin. „Toen de andere geloofsgemeenschappen dit hoorden, wilden ze dat ik ook hun belangen zou behartigen. Het resultaat was een stichting, waarin alle minderheden vertegenwoordigd waren.”

De kleinste religieuze groep in Antakya zijn de joden. De leider van de joodse gemeenschap is Harun Cemal, een omvangrijke man met een kaal hoofd, pretoogjes en borstelige grijze wenkbrauwen. Hij leidt een groep Turkse toeristen rond in de 208 jaar oude synagoge van Antakya die nog steeds in gebruik is. Hij vertelt dat de joden 2.500 jaar geleden naar deze regio kwamen. In de hoogtijdagen bestond de joodse gemeenschap in Antakya uit tienduizenden mensen.

Intussen is daar nog maar een fractie van over. Een van de belangrijkste redenen was de welzijnsbelasting die Turkije in 1942 invoerde om extra militaire uitgaven te bekostigen. Het tarief was heel arbitrair. Vaak moesten niet-islamitische minderheden veel meer belasting betalen dan moslims, waardoor ze hun welvaart verloren of naar het buitenland vertrokken. Het aantal joden en christenen in Antakya slonk daardoor met de helft.

Oude joodse generatie sterft uit

Intussen telt de joodse gemeenschap in Antakya nog slechts veertien mensen (zeven koppels). „Omdat onze gemeenschap zo klein is”, zegt Cemal, „komen we alleen op zaterdag samen. Er zijn minstens tien mannen nodig om een dienst te kunnen houden. Daarom vliegen we elke week drie mannen uit Istanbul over.”

Cemal voelt zich nog steeds thuis in Antakya. Maar tot zijn spijt ziet hij de tolerantie afnemen. „De oudere generatie sterft langzaam uit. En de jongeren zijn vertrokken naar de stad, waardoor ze niet van de ouderen hebben kunnen leren. Als mijn generatie is uitgestorven, is er geen joodse gemeenschap meer in Antakya. Dan zullen we nog slechts een herinnering zijn. Wellicht zullen ze de synagoge niet eens laten zien aan toeristen en zullen we worden vergeten.”