Zorg lijdt onder hoge werkdruk huisartsen
oorzaak 1: meer kwetsbare patiënten
De oudere woont langer thuis, de psychiatrische patiënt verblijft minder lang in een instelling en de probleemjongere krijgt minder hulp van de gemeente. ‘Dit afkalven van het sociale domein’, zoals zorgeconoom Guus Schrijvers het noemt, ‘leidt tot extra werk voor de huisarts.’
Vincent Coenen, huisarts in Werkendam, geeft een praktijkvoorbeeld. ‘Ik heb een dementerende patiënt. Het kan eigenlijk niet meer, maar ze woont nog alleen thuis. Ze heeft last van paranoïde wanen: haar dochter zou haar iets aandoen, zou schilderijtjes verwisselen. Ze loopt zonder kleren de straat op. De buurvrouw belt dan ons dat we langs moeten komen. Ik regel een psychiater, zorg dat er een rechterlijke machtiging komt, zodat de vrouw verplicht in een verpleeghuis kan worden opgenomen. Voordat zo’n machtiging er is, zijn we zes weken verder. In de tussentijd ga ik geregeld langs, houd ik contact met de wijkverpleegkundige.’
Deze vrouw, zegt Coenen, zou vroeger al lang in een verpleeg- of verzorgingshuis hebben gewoond. Gemiddeld hebben Nederlanders 4,4 keer per jaar contact met hun huisarts, maar bij 75-85-jarigen is dat al 9 keer: boven de 85 zelfs 13 keer per jaar. ‘Per week vragen verscheidene van dit soort patiënten om veel tijd en aandacht.’
Niet alleen voor ouderen is de samenleving complexer geworden, zegt Hedwig Vos, huisarts in Den Haag. Mensen met een verstandelijke beperking, die internet soms niet begrijpen, vallen buiten de boot. ‘Ik heb zo vier mensen op een dag met allerlei ziektes door elkaar, mensen die werkloos zijn, eenzaam, in de schulden zitten, en last hebben van een depressie. Dan moeten we samen een oplossing zien uit te vogelen.’
oorzaak 2: meer werk uit ziekenhuis weggehaald
Substitutie is een van de toverwoorden die de zorgkosten omlaag moeten brengen. Oftewel: haal zo veel mogelijk zorg uit de poliklinieken van het ziekenhuis en breng die naar de huisartsenpraktijk. Denk aan de zorg bij chronische ziektes als diabetes, COPD, of astma. Maar ook (en deze lijst wordt snel langer): de controle na het plaatsen van buisjes in de oren bij kinderen, een huidkankercheck, de bewaking van cardiologische patiënten na hartfalen.
‘Er kan nog altijd meer het ziekenhuis uit’, zegt Schrijvers, maar hij waarschuwt: ‘substitutie dreigt aan haar eigen succes ten onder te gaan. Huisartsen vinden het prachtig: ze leren er zelf van en het is fijn voor hun patiënten. Toch adviseer ik artsen altijd: hang niet te veel ballen in je kerstboom.’
Huisarts Coenen verkoopt nu regelmatig ‘nee’, als er vanuit het ziekenhuis weer een project wordt bedacht: ‘Zaken die een huisarts maar twee keer per jaar ziet, moet je daar niet neerleggen. Daar is een streekziekenhuis voor gemaakt.’
Zorgverzekeraars zijn dol op substitutie, want het drukt de zorgkosten razendsnel. Maar als er aan de huisartsenkant geld bij moet om het extra werk op te vangen, ‘geven verzekeraars niet thuis’, zegt Schrijvers.
Coenen: ‘Er zijn proefprojecten met kleinere huisartsenpraktijken, maar de ambitie mag wel wat hoger.’
oorzaak 3: huisarts ook personeelsmanager
Bovenstaande taken kan een huisarts niet alleen afhandelen. Daarom bestaat een gemiddelde huisartsenpraktijk al lang niet meer uit de huisarts en assistent. Er zijn praktijkondersteuners, assistenten, praktijkmanagers. Van eenpitter is de huisarts tot personeelsmanager geworden. ‘Een huisarts heeft zomaar acht of negen mensen in dienst, allemaal parttimers’, zegt Schrijvers. ‘Dat is lastig managen.’
De werkdruk van de huisarts is ook afhankelijk van de praktijken om hem heen en hoeveel patiënten die kunnen opvangen. Huisartsen die met pensioen gaan, kunnen daar nauwelijks een opvolger vinden. De huisartsen die overblijven, krijgen er alleen maar werk bij. ‘Daarmee ontstaat ellende in gebieden als Leeuwarden, Emmen, Zeeland’, zegt Schrijvers. Het probleem zit ’m vaak in de partner van de afgestudeerde huisarts. Die is ook hoogopgeleid, wil ook een eigen carrière, en die banen liggen in de randgebieden niet voor het oprapen.
en de oplossingen?
85 procent van de huisartsen pleit in de enquête voor een kleiner aantal patiënten per praktijk. Huisarts Vos: ‘Dan kan ik proactiever werken: een keertje bellen met een patiënt, langsgaan als ik denk dat het nodig is. Als ik een keer een halfuur de tijd neem voor zo’n patiënt, weet ik zeker dat ik een verwijzing naar een medisch specialist kan voorkomen.’
Toch vindt zorgeconoom Schrijvers het ‘te gemakkelijk’ om standaard het aantal patiënten te verlagen. Hij pleit voor financiering per functie: doet een praktijk niets extra’s, dan krijgt die er niets bij. Helpt een huisarts bij rechterlijke machtigingen of andere administratieve rompslomp, dan moet er geld bij.
Huisarts Coenen ziet nog andere oplossingen: ‘We moeten de patiënt zelfredzamer maken. Als er meer complexe zorg naar de huisarts toe komt, dan zal de eenvoudige zorg meer bij de patiënt zelf moeten komen te liggen.’ <