Direct naar artikelinhoud

'De nazi's hebben niet gewonnen in Oostenrijk'

Een Duitse soldaat krijgt bloemen van een Weense vrouw, twee dagen na de Anschluss van Oostenrijk bij Duitsland in 1938.Beeld AFP

Deze week tachtig jaar geleden begon de bijna totale vernietiging van de joodse gemeenschap in Oostenrijk. Nu wonen er weer zo'n twaalfduizend joden in Wenen, afkomstig uit allerlei plaatsen.

Uit een open raam van de jesjiva, de joodse school in de Weense Tempelgasse, klinken kinderstemmen die Hebreeuwse teksten reciteren. Bij de deur meldt een bordje dat de ingang naar de mikwe, het rituele bad, zich aan de andere kant van het gebouw bevindt. Een orthodoxe jood in lange jas en breedgerande hoed loopt haastig voorbij met een kinderwagen. Bewakers houden onbekende voorbijgangers wantrouwend in de gaten en manen dat er niet gefotografeerd mag worden.

Het zou iedere orthodox-joodse wijk ter wereld kunnen zijn. Maar dit is Wenen, de stad waar Adolf Hitler nog succesvoller was dan in Berlijn bij het nastreven van zijn gedroomde jodenvrije samenleving. Van de derde joodse gemeenschap van Europa, al met al zo'n 200.000 mensen, overleefden in Wenen 1500 het nazibewind.

Het joods museum laat zien hoe de Weense joodse gemeenschap in 850 jaar drie keer werd vernietigd

Naast de jesjiva rijzen vier kale witte zuilen op. Ze symboliseren de synagoge die hier ooit stond, de grootste van de stad, die tijdens de Kristallnacht in november 1938 samen met tientallen andere Weense synagogen en gebedshuizen in vlammen opging.

De jesjiva is gevestigd in de enige vleugel van het synagogecomplex dat de brandstichting overleefde. Behalve de school bleef alleen de Stadssynagoge in het centrum bewaard. De nazi's vonden het risico voor de historische omgeving te groot om dat gebouw in de fik te steken.

Maar de vernietiging van de Oostenrijkse joodse gemeenschap was al negen maanden eerder begonnen, op 12 maart 1938, deze week tachtig jaar geleden. Die dag marcheerden Duitse troepen de Oostenrijkse grens over en dwong Hitler zijn vaderland tot aansluiting bij het Grote Duitse Rijk.

Er werd geen schot gelost en de beelden van hysterisch juichende menigten langs de route waarlangs de Führer op 15 maart naar Wenen reed, geven de indruk dat alle Oostenrijkers stonden te juichen over deze vereniging met het Duitse vaderland.

Wanhoopspoging

Dat was zeker niet het geval. De zwaar katholieke en Mussolini-gezinde kanselier Kurt Schuschnigg had zich maandenlang tegen aansluiting verzet. Met toezeggingen aan Berlijn had hij geprobeerd erger te voorkomen. In een laatste wanhoopspoging had hij voor 13 maart zelfs een referendum tegen aansluiting aangekondigd. Dat was onder Hitlers politieke en militaire druk vlak voor de Duitse opmars gecanceld. Schuschnigg zou de oorlog in de gevangenis doorbrengen.

Juichen deed vooral de Oostenrijkse NSDAP, de nazipartij, die sinds 1934 verboden was geweest en pas kort voor de Anschluss weer gelegaliseerd. Maar de Groot-Duitse gedachte die de NSDAP koesterde, was ook buiten eigen kring populair. Ook de sociaal-democraten hadden na de Eerste Wereldoorlog lange tijd van een verenigd Duits vaderland gedroomd.

Wat meespeelde, was dat Oostenrijk zich economisch nog steeds niet had hersteld van de financiële wereldcrisis van 1929. De werkloosheid was hoog en ook veel mensen die niets ophadden met de nazi's hoopten dat het land in een gezamenlijk Duitsland mee zou profiteren van het Wirtschaftswunder dat zich aan de andere kant van de grens had voltrokken.

Geen enkele jood koesterde zulke illusies. Hitler was al vijf jaar aan de macht en iedereen kende de verhalen uit Duitsland. Terwijl de Duitse troepen nog over de grens marcheerden, verdrongen de eerste vluchtelingen zich al in paniek voor de stationsloketten en op het Weense vliegveld.

Vernederen

Behalve de Duitsers vreesden ze hun eigen buren. Het Oostenrijkse antisemitisme was zo mogelijk nog virulenter dan aan de andere kant van de grens en veel Weners bleken zonder enige Duitse aanmoediging maar al te graag bereid hun joodse stadsgenoten te vernederen.

Al op de dag van de aansluiting werden joodse mannen en vrouwen door hun buren de straat opgestuurd om op hun knieën met tandenborstel en bijtende soda de leuzen van de Schuschnigg-regering te verwijderen. Waar geen leuzen waren, schilderde iemand ze wel behulpzaam op de grond. Winkels en woningen werden schaamteloos geplunderd.

Met dat laatste waren de Duitsers trouwens helemaal niet blij. Op 14 maart waarschuwden de nieuwe autoriteiten de Weners dan ook tegen overdadig eigen initiatief. Joden pesten, prima, maar hun kapitaal diende naar de Duitse staat te vloeien, die dat geld hard nodig had ter financiering van de Duitse militaire opbouw.

Om die reden werd in augustus Adolf Eichmann naar Wenen gestuurd. Zijn opdracht: Hitlers geboorteland jodenvrij maken, en er gelijktijdig voor zorgen dat de vervolgden iedere cent uit de zak werd geklopt.

De methodes die hij in Oostenrijk ontwikkelde, waarbij hij de joden via een joodse raad hun eigen ondergang liet organiseren en betalen, zou hij later met succes ook toepassen in andere landen.

Paar honderd overlevenden

Na de bevrijding in 1945 telde Wenen niet meer dan een paar honderd overlevende joodse onderduikers, enkele honderden teruggekeerde concentratiekamp-overlevenden en een enkeling die door geluk gewoon nooit was opgepakt. Te weinig om een nieuwe gemeenschap mee op te bouwen.

De Oostenrijkse regering vond het wel best zo. Politici schilderden hun land graag af als Hitlers eerste slachtoffer en daar paste het joodse drama niet echt in. Er werd geen enkele poging gedaan om gevluchte joodse landgenoten over te halen naar huis terug te keren. Financiële ondersteuning zat er al helemaal niet in. Het leek het definitieve einde van 850 jaar joods leven in de stad.

Maar het zou anders lopen. Wie nu door de vroegere joodse wijk Leopoldstadt loopt, ziet niet alleen orthodoxe joden, maar ook koosjere supermarkten en bakkers en een winkel die kleding voor Poerim, het joodse carnaval, verkoopt.

Er fietsen kinderen met keppeltjes op hun hoofd en een pruikenmaker maakt pruiken voor orthodoxe vrouwen. Het is een levendige gemeenschap met alle voorzieningen die daarbij horen. "Dat is wat wij hier ook graag laten zien: de nazi's hebben niet gewonnen", aldus Daniella Spera, directrice van het Joods Museum dat veel aandacht aan de nieuwe gemeenschap besteedt.

Nieuwkomers

"Er leven tegenwoordig weer zo'n 12.000 joden in Wenen, en die komen uit allerlei plaatsen. We zijn een gemeenschap van nieuwkomers", zegt Peter Schwarz, directeur het joodse psychosociale centrum ESRA. Dat legt zich sinds de jaren negentig toe op de behandeling van de trauma's van de overlevenden van de Holocaust en van andere vervolging. Het centrum is gevestigd op de plek waar vroeger de grote synagoge stond.

Tekst gaat verder onder de afbeelding

Duitse troepen paraderen in 1938 voor het Burgtheater in Wenen.Beeld AFP

Schwarz zelf is een van de weinige '38'ers', zoals de kleine groep vooroorlogse Oostenrijkse joden en hun nazaten wordt aangeduid. Zijn familie overleefde de oorlog dankzij geluk en bluf en zijn vader vocht aan Britse zijde mee met de troepen die de stad bevrijdden.

Maar het merendeel van zijn cliënten had voor de oorlog niets met Oostenrijk te maken. De meesten hebben er nooit echt voor gekozen om hier te wonen. De nieuwe joodse gemeenschap is ontstaan zoals joodse gemeenschappen eeuwenlang ontstonden: doordat mensen die ergens vervolgd werden, ergens anders heen vluchtten en daar opnieuw begonnen.

Sommige van de nieuwe Weners zijn Oost-Europese Asjkenazim die onder de nazi's in het Oostenrijkse concentratiekamp Mauthausen terechtkwamen en na de oorlog niet meer naar huis konden of wilden. De Hongaarse opstand tegen de Russen in 1956 bracht een tweede groep Oost-Europese joden naar Wenen.

In de jaren zeventig kwamen daar duizenden Sefardische joden uit Georgië en andere Sovjetrepublieken bij, die uitreisvisa naar Israël hadden gekregen. Oostenrijk was hun eerste doorreisland na het IJzeren Gordijn. "De meesten wilden eigenlijk naar Amerika, maar kwamen er hier achter dat dat niet zo simpel was. Een deel ging uiteindelijk echt naar Israël, maar anderen besloten hier te blijven", zegt Schwarz.

Veel contact

Het zijn mensen met totaal verschillende achtergronden en ondanks dezelfde religie ook verschillende gebruiken. "Maar omdat de totale gemeenschap toch vrij klein is, is er veel contact. Ze nodigen elkaar uit voor feesten en omdat het aantal potentiële partners beperkt is, wordt er onderling getrouwd. Dat samengroeien neemt tijd, maar je ziet dat er steeds meer een echte gemeenschap ontstaat."

Belangrijk was de omslag in de Oostenrijkse politiek begin jaren negentig. Na een schandaal rond de oorlogsactiviteiten van president Kurt Waldheim drong het ook tot de Oostenrijkers door dat hun positie als Hitlers eerste slachtoffers historisch onhoudbaar was.

Voor het eerst werd de eigen schuld en verantwoordelijkheid bespreekbaar, en daarmee kwam er ook geld en ruimte voor de herdenking van de joodse slachtoffers, het herstel van de culturele monumenten en de opbouw van sociale en culturele instellingen.

De Stadssynagoge werd gerestaureerd en er kwam een joods museum dat bezoekers op indringende wijze laat zien hoe de Weense joodse gemeenschap de afgelopen 850 jaar niet één, maar drie keer werd vernietigd, en iedere keer met succes opnieuw werd opgebouwd.

Symbolisch daarvoor was de bouw van een Holocaustmonument op de Judenplatz. Bij de werkzaamheden werden de resten blootgelegd van de synagoge van de eerste joodse gemeenschap, die in 1421 door de toenmalige vorst was verdreven en voor een deel levend was verbrand. De opgraving is te bezichtigen in een kelder onder het monument.

Voor veel nieuwkomers hebben dat soort symbolen overigens een ander belang, constateert Peter Schwarz: "Joden uit Georgië hebben een andere kijk op de geschiedenis. Zij komen uit een regio waar de Holocaust geen rol heeft gespeeld en hechten daar minder belang aan. Ze kijken ook anders naar de Oostenrijkse politiek. Ze vinden het belangrijker dat de huidige regering pro-Israël en anti-moslim is dan dat er een partij in zit die nog steeds moeizaam met het Oostenrijkse naziverleden omgaat."

Lees ook:

Het blijft een spagaat: moet je gebouwen waar Adolf Hitler heeft gewoond aan het zicht onttrekken of juist open zijn over het beladen verleden?