Direct naar artikelinhoud
Column

Waarom de afschaffing van het referendum een feest is voor ons stelsel

Waarom de afschaffing van het referendum een feest is voor ons stelsel
Beeld Trouw

Niet D66, maar een staatscommissie onder leiding van de gereformeerde oud-premier Barend Biesheuvel introduceerde het referendum pas echt in de Nederlandse politiek. 

Dat was in 1985, bijna twintig jaar na de oprichting van D66, dat deze week in de Tweede Kamer op pek en veren werd onthaald omdat het meehielp aan het om zeep brengen van het raadgevend referendum.

Daarbij vielen grote woorden. Het doorgaans stoïcijnse SP-Kamerlid Jasper van Dijk twitterde: 'Een zwarte dag voor de democratie'. PVV-fractieleider Wilders ging daar nog overheen: 'Nederland op weg naar Noord-Korea'. Niet zo vreemd deze reacties. De SP en de PVV zijn groot geworden dankzij het referendum over de Europese grondwet in 2005. Zij hebben als typische protestpartijen baat bij dit instrument, net als het Forum voor Democratie van Baudet, voor wie het referendum over het Oekraïneverdrag in 2016 als vehikel richting Den Haag diende.

Ons stelsel dwingt partijen tot samenwerking en creëert daardoor grenzen aan de polarisatie

Bezie je de politieke gevechten over het referendum als strijd om de macht, dan wordt veel duidelijk. In dat perspectief moeten de grote woorden direct worden gerelativeerd. Eerder dan een zwarte dag was het afgelopen donderdag een feestdag voor ons stelsel. De afwaardering van de directe democratie betekent spiegelbeeldig een herwaardering van de vertegenwoordigende democratie.

Gejojo

Voor de hoon die zich op D66 ontlaadde, was maar ten dele grond. Feit is dat het referendum geen deel uitmaakte van de geboortepapieren van deze partij. Zij pleitte begin jaren tachtig voor het eerst voor een onderzoek naar een consultatief referendum. Die schoorvoetende houding was logisch. Vanaf haar geboorte wilde de partij het mandaat van Kamerleden versterken. Dan kun je niet gelijktijdig dat mandaat ondermijnen met de organisatie van een tegenmacht tegen het gekozen parlement.

Pas na het voorstel van de staatscommissie-Biesheuvel een bindend referendum over wetsontwerpen in te voeren, ontstond er in het politieke krachtenveld een reëel perspectief op een volksraadpleging. De geschiedenis sindsdien is bekend en laat zich het beste omschrijven als gejojo met verschillende vormen van referenda. Geen van die vormen is bestendig gebleken, maar het effect was wel dat het vigerende stelsel in een kwaad licht kwam te staan.

Volmaakt is dat stelsel niet, maar misschien is het wel het minst onvolmaakte en in tijden van polarisatie zelfs een zegen vanwege het ontbreken van een institutionele zwart-wittegenstelling in de vorm van een tweepartijenstelsel of een referendum. Ons stelsel dwingt partijen tot samenwerking en creëert daardoor grenzen aan de polarisatie, zoals de PvdA met de verloren formatie in 1977 heeft ervaren en de PVV met het verzaken van de regeermacht in 2010.

Onmacht

Het ligt niet aan ons open stelsel dat groepen in de bevolking onvoldoende invloed ervaren op het regeringsbeleid. Vanaf het begin van deze eeuw hebben zeven partijen korter of langer deel uitgemaakt van de regeermacht. Dat die periode voor de nieuwkomers LPF en PVV kort was, moet henzelf worden aangerekend, net zoals het de SP zelf moet worden aangerekend dat zij telkens weer voor een positie aan de zijlijn kiest.

Het is onzin te beweren dat ons parlementaire stelsel een exclusief bezit is van een elite

Het aanroepen van het referendum door deze partijen is eerder een bewijs van hun onmacht op te komen voor hun kiezers dan van zorg over de democratie. Als dat laatste waar was, zouden zij hun eigen huis wel democratischer inrichten. De PVV heeft maar één lid, Geert Wilders. De SP had bijna dertig jaar één voorzitter, Jan Marijnissen. Vanuit de eeuwige oppositie prees Marijnissen het referendum dan ook aan als de ultieme expressie van het adagium 'het volk aan de macht'.

Zou hij het zelf geloven? Referenda tonen niet de wil van het volk, maar de verdeeldheid van het volk. Als het representatieve stelsel een zekere onvrede oproept, geldt dat evenzeer en zelfs in absolute zin voor de referendademocratie. Teleurgestelden zullen er altijd zijn; Abraham Kuyper constateerde een eeuw geleden al dat onvrede in het parlementaire systeem zit ingebakken. Maar anders dan de stelsels in de Amerika en het Verenigde Koninkrijk biedt ons systeem vanwege zijn inherente checks and balances en nuances meer mogelijkheden aan die onvrede tegemoet te komen.

Het is dan ook onzin te beweren dat ons stelsel een exclusief bezit is van een elite, die aan de lager en middelbaar opgeleiden het referendum als mogelijkheid tot uitoefening van invloed zou onthouden. CDA-Kamerlid Harry van der Molen, tegenstander van het referendum, maakte in het debat korte metten met dit frame: 'Hier staat een simpele mbo'er uit Leeuwarden, die blijkbaar binnen een jaar tot de elite is verheven'. Het wegstemmen van het raadgevend referendum is een bewijs dat ons stelsel de herwaardering ondervindt die het te lang heeft moeten ontberen.

Lees ook: Als Rutte wijs is, beschouwt hij dit als zijn laatste termijn