Volgens de Hoge Raad is voldoende bewijs gevonden om tot een veroordeling te komen.
T. had in cassatie onder meer geklaagd over het gebrek aan bewijs dat hij betrokken was bij een verkrachting in 2001. Het hof zag eerder al voldoende aanleiding om de man te veroordelen, omdat zijn DNA-sporen op de jurk van het slachtoffer waren gevonden en het opgegeven signalement overeenkwam met eerdere zaken. De Hoge Raad steunt het oordeel van het hof.
De man was zowel door de rechtbank als door het gerechtshof tot zestien jaar celstraf veroordeeld voor vier verkrachtingen. Een van zijn slachtoffers was een 16-jarig meisje. De man werd ook verdacht van achttien andere gevallen van aanranding en verkrachting, maar daarvoor werd onvoldoende bewijs gevonden.
Vanwege de aard van de verkrachtingen, die zeer vergaand en bruut waren, en omdat T. verantwoordelijk wordt gehouden voor de grote onrust die ontstond in de omgeving van Utrecht, gingen de rechters eerder volledig mee in de eis van het Openbaar Ministerie (OM).
DNA-match
De advocaat van de verdachte vroeg eerder al terugverwijzing naar de rechtbank, omdat zijn cliënt naar zijn mening geen eerlijk proces heeft gehad. Dat verzoek werd verworpen. Na de veroordeling in hoger beroep werd daarom de gang naar de Hoge Raad in werking gezet.
In 1995 vond de eerste verkrachting plaats in Utrecht. Pas in 2014 kon de 55-jarige man opgepakt worden nadat hij DNA moest afstaan na het stelen van een lokfiets. Dat bleek een match te zijn met het DNA-spoor dat werd aangetroffen bij zijn slachtoffers.