Direct naar artikelinhoud
Column

Als mijn organen maar goed terechtkomen

Ger GrootBeeld Trouw

Wanneer ik straks op fatale wijze onder de tram kom, kunnen mijn organen direct de transplantatiemolen in. Dat is niet te danken aan de Nederlandse wet op de orgaandonatie die nu ook door de Eerste Kamer is aangenomen. Ik zit voor een paar weken in Madrid en in Spanje bestaat de ‘wie zwijgt stemt toe’-wetgeving al tientallen jaren. In Madrid rijden weliswaar geen trams, maar een autobus klaart de klus waarschijnlijk even goed.

Tenzij ik als Nederlands staatsburger uitsluitend onder de Vaderlandse wet zou vallen: dan wordt het lastig voor mijn organen. De nieuwe donorwet gaat pas over een paar jaar in en een codicil draag ik niet bij me. Wel heb ik ooit zo’n verklaring ingevuld, op een kaartje dat je in die tijd nog gewoon met je mee moest dragen; dan kwam alles goed.

Vergis ik mij, of klinkt er steeds meer morele zelfgenoegzaamheid door in de kringen van D66?

Bij een verhuizing moet het bij het oud vuil terecht gekomen zijn of ik ben het verloren, misschien in diezelfde spreekwoordelijke tram. Van vernieuwen is het nooit gekomen, van inschrijven in enig register al helemaal niet. Luiheid, onachtzaamheid: ik ben geen rolmodel of voorbeeldig burger. Net als het gros van mijn mede-Nederlanders, zo vermoed ik. We zijn een gewetensvol volkje, maar hebben meestal andere dingen aan het hoofd.

Wie de afgelopen maanden de media gevolg heeft, zou dat laatste niet zeggen. Het debat over de nieuwe wet op de orgaandonatie werd met ongekende intensiteit gevoerd. De argumenten waren zowel aan de ene als aan de andere kant flink steekhoudend. De nood van patiënten die zonder donororgaan ten dode waren opgeschreven tegenover het grondrecht van de zelfbeschikking over het eigen lichaam. Curieus genoeg had D66, gewoonlijk de hoedster bij uitstek van het individuele zelfbeschikkingsrecht, dat hoge beginsel als initiatiefneemster van de wet om pragmatische redenen maar even aan de wilgen gehangen, zo merkte collega-columnist Stevo Akkerman in deze krant ironisch op.

Gun-factor

Inmiddels heeft Pia Dijkstra al haar inspanningen beloond kunnen zien. ‘Het is haar gegund,’ zei het kamerlid Martine Baay van 50plus, die zelf na ‘een worsteling’ tegen stemde. Tot in het kerstweekend toe had Dijkstra aan de tekst ervan geschaafd, zo verklapte zij zelf na afloop van de stemming. Ik moet bekennen dat mijn eigen gun-factor onder die borstklopperij wat afbrokkelde. De zondag van Kerstmis – het zal wat. Menige naamloze docent zit dan stapels proefwerken, tentamens of scripties na te kijken als de gewoonste zaak van de wereld.

Die gun-factor zat mij trouwens toch al niet erg hoog, sinds ik D66-senator Annelien Bredenoord in de column van Stevo Akkerman op eenzelfde soort borstklopperij betrapte. Dat de wetgeving die in Nederland op zoveel weerstand stuit in Spanje geen enkele wanklank oproept, zou ik spontaan als een moreel pluspunt op de Zuideuropese rekening bijschrijven. Kennelijk zijn ze wat socialer ingesteld en steekt het individualisme waar het noorden zo trots op is daar voor één keer lelijk bij af. Het zou D66 aan het denken kunnen zetten.

Maar dat deed het niet. Voor Annelien Bredenoord getuigde de vaderlandse scherpslijperij integendeel – in de woorden van Akkerman - van ‘een groot besef van de individuele verantwoordelijkheid van elke (on)gelovige’, waarmee deze zichzelf toch weer als superieur bewees. De niet minder vrijzinnige Volkskrant deed er nog een schepje bovenop. In zuidelijke, van oorsprong katholieke landen heeft men (opnieuw geciteerd door Akkerman) ‘minder moeite om van bovenaf regels op te leggen.’

Zo praat het vrijzinnig gemoed recht wat krom is, in het gelukkige besef dat elke vorm van chauvinisme hem vreemd is. Vergis ik mij, of klinkt er steeds meer morele zelfgenoegzaamheid door in de kringen van D66, sinds die partij de staatshervorming heeft ingewisseld voor een religieus uitgedragen modernistische bestaansbelijdenis? De verkramping waarmee D66 reageert op elke concurrerende godsdienst zou ermee verklaard zijn.

Maar was dat voldoende om te hopen op een afwijzing van Dijkstra’s wet op de orgaandonatie? In mijn binnenste ging het er even ongewis aan toe als in beide Kamers van het Parlement. Tussen voor- en tegenargumenten wilde er maar geen consensus tot stand komen. De ene groep weerlegde de ander niet, maar intussen moest er wel een knoop worden doorgehakt.

Met het resultaat ben ik uiteindelijk tevreden. Niet uit hoge beginselen, maar uit menselijke zwakheid. Mocht er in de toekomst alsnog een tram of bus op fatale wijze opdoemen uit het niets, dan zal er met mijn organen gebeuren wat ik vind dat gebeuren moet – ook al heb ik de officiële registratie van die wil lui en lamlendig steeds weer uitgesteld. Misschien ben ik er inmiddels teveel ‘Spanjaard’ voor geworden en schort het mij aan ‘besef van de individuele verantwoordelijkheid van elke (on)gelovige’. Ik geef het graag toe. Een rolmodel ben ik nu eenmaal niet - gelukkig niet, zou ik zeggen. Als mijn organen maar goed terechtkomen.

Lees ook:

Stel nu dat ik geen bezwaar maak tegen orgaandonatie, maar mijn zus begint na mijn overlijden stampij te maken, gaat mijn donatie dan door? Hoe zit dat als de familie verdeeld is? Wie heeft er meer rechten: ouders, broers en zussen of schoonfamilie?

Lees hier meer columns van Ger Groot