Niel Hens

‘Griep: een zaak van gezond verstand en sociale hygiëne’

Niel Hens Hoogleraar, met specialisatie biostatistiek en de epidemiologie van besmettelijke ziekten

Als mensen die griep hebben niet zouden gaan werken, zouden we per seizoen tot 75 procent minder griepgevallen hebben. Professor Niel Hens pleit voor meer sociale hygiëne.

Het conflict tussen particulier en collectief belang in epidemiologie van infectieziekten werd al aangekaart in de 18de eeuw. In 1760 had Daniel Bernoulli immers een wiskundig model ontwikkeld en gebruikt om een inschatting te maken van de toename in levensverwachting bij eliminatie van de pokken, die in Europa zorgden voor een zeer grote sterfte (plusminus 25 miljoen mensen). Gebaseerd op een toename van 10 jaar in de mediane levensverwachting bij eliminatie van pokken, besloot Daniel Bernoulli dat vaccinatie tegen pokken volop nagestreefd diende te worden. Door jezelf te laten vaccineren bescherm je immers niet alleen jezelf maar ook anderen tegen de ziekte. Dat staat bekend als als groeps- of kudde-immuniteit en heeft geleid tot de wereldwijde eradicatie van de pokken.

‘Griep: een zaak van gezond verstand en sociale hygiëne’

Jean Le Rond d’Alembert gaf echter in 1761 aan, in discussie met Daniel Bernoulli, dat hier niet licht mocht overgegaan worden, want het was niet zonder risico om het toenmalig vaccin toe te dienen. Alhoewel beide wetenschappers ogenschijnlijk niet akkoord gingen, waren ze het fundamenteel eens over de voordelen van vaccinatie voor de bevolking.

Ondertussen worden vaccins onderworpen aan veelvuldige en grondige wetenschappelijke studies alvorens ze op grote schaal toegediend worden, en is het risico gepaard met de toediening minimaal.

Daniel Bernoulli
Daniel Bernoulli© /

Minder ziek in de vakantie

Het is echter niet alleen bij vaccinatie dat er een ogenschijnlijke tegenstelling is tussen het particulier en het collectief belang.

Om meer inzicht te krijgen in de verspreiding van griep en andere infectieziekten overgedragen door nabije contacten werden er ongeveer tien jaar geleden verschillende grootschalige sociale contactstudies opgezet.

Een opvallend resultaat dat naar voor kwam uit deze studies is dat de contactpatronen voor verschillende landen kwalitatief gelijkaardige resultaten vertonen. De gegevens verzameld in deze contactstudies geven duidelijk aan dat mensen voornamelijk contact hebben met mensen van dezelfde leeftijd en tussen verschillende generaties (kind-ouder-grootouder). Verder blijkt uit de studies dat tieners het grootst aantal contacten hebben.

Door deze gegevens naast infectieziektegegevens te leggen, bleek dat deze sociale contacten een grote voorspellende waarde hebben om de verspreiding van infectieziekten in kaart te brengen.

In verschillende vervolgstudies werd dan gekeken naar de verandering in contactgedrag gedurende vakantieperiodes en ziekte. In vakantieperiodes worden er, vooral door kinderen, minder contacten gemaakt, wat leidt tot een reductie van ongeveer 20 procent in de verspreiding van ziekten zoals griep. Een vakantieperiode zorgt er bijgevolg enerzijds voor dat ziekteuitbraken beperkt zijn in grootte en anderzijds voor een vermindering van het aantal besmettingen. De timing van de uitbraak en de vakantieperiode speelt hier een uiterst belangrijke rol. Zo is een vakantieperiode net na de piek van de epidemie zeer doeltreffend om het aantal gevallen te verminderen, terwijl een vakantieperiode voor de piek ervoor zorgt dat de piek kleiner is.

De plaag van zieken die gaan werken

Bij ziekte zien we dat enerzijds vele mensen thuis blijven en daardoor veel minder contacten hebben, maar anderzijds dat er nog een aanzienlijk aantal mensen hun dagdagelijkse activiteiten blijven verderzetten. Deze laatste groep van zieken, met name mensen die besmet zijn en symptomen vertonen, zijn tot drie maal toe besmettelijker dan mensen die geen of lichte symptomen hebben en zijn verantwoordelijk voor de overgrote meerderheid van de besmettingen tijdens het griepseizoen.

Mensen die besmet zijn en symptomen vertonen, zijn tot drie maal toe besmettelijker dan mensen die geen of lichte symptomen

Aan de hand van wiskundig modellen hebben we aangetoond dat men tot 75 procent minder griepgevallen zou hebben per seizoen als deze mensen ook zouden thuisblijven. Het is echter niet altijd mogelijk om bij de eerste symptomen thuis te blijven, en dit vooral omwille van het soms niet specifieke karakter van sommige griepsymptomen: maar er is wel ruimte om meer sociale hygiëne aan de dag te leggen om zo de verdere verspreiding van griep tegen te gaan.

Onder sociale hygiëne verstaan we thuis werken (indien mogelijk), contact met collega’s vermijden bij de eerste symptomen, gepaste handhygiëne toepassen (geen hand geven, handen grondig wassen), hoesten in de elleboog etcetera. Er is echter ook een economische kost aan het thuisblijven, vooral bij zieke kinderen omdat de ouders vaak werkverlet moeten aanvragen. De grootouders inschakelen om de zorg van deze kinderen over te nemen, lijkt dan een welkome oplossing maar laat het nu net de grootouders zijn die, naast de kinderen, het meest te lijden hebben onder de griep, zeker indien ze al lijden aan andere (chronische) ziekten.

Ook hier dienen we nog meer sociale hygiëne aan de dag te brengen en er bijvoorbeeld voor te opteren om andere familieleden in te schakelen. Kortom, we dienen bewust te zijn van de keuzes die we maken, ook deze die we, meestal ongewild, maken voor anderen.

Partner Content