Direct naar artikelinhoud

Levenslessen van psychiater Herman van Praag: ‘Maak morgen beter dan vandaag’

Levenslessen van psychiater Herman van Praag: ‘Maak morgen beter dan vandaag’
Beeld Merlijn Doomernik

Boven de dagelijkse werkelijkheid uitstijgen, dat is wat psychiater en emeritus hoogleraar Herman van Praag (88) nog steeds wil. ‘Toen de trein mij terugbracht uit Theresienstadt, zei ik: Ik ga verdomme iets van het leven maken.’

Les 1 - Wees afhankelijk

“Moek, weet je nog, dat ik je voor het eerst zag? (Van Praag draait zijn hoofd naar de tafel waaraan zijn vrouw Nelleke een boterham smeert.) Het was een poëtisch moment, maar aan de andere kant heel gewoon. Het was in het Sophia Kinderziekenhuis. Ik was coassistent, jij stond daar in de ruimte waar kinderen met infectieziekten verpleegd werden. Je was, vond ik, een heel knappe vrouw met lang bruin haar. Ik zag je zo fijn omgaan met die kindertjes en dacht: wat een leuke meid.

Mam, je mag eigenlijk niet meeluisteren hoor, naar wat ik over je vertel. Ik heb met een zekere assertiviteit die ik in me heb aan je gevraagd of we eens konden gaan pingpongen. Er stond zo’n tafel in het ziekenhuis. Ik was nogal studieus, ging meestal naar de bibliotheek in mijn pauze. Ik vond het al gauw weer genoeg.

(‘Ja, toen je me aan de haak had’, klinkt het vanaf de eettafel.) Nadat we twee of drie keer hadden gepingpongd, wist ik dat ik mijn leven met jou wilde doorbrengen. Dat was niet iets wat we gingen proberen, dat was gewoon zo. We zijn nu 62 jaar samen en ik dank God dat ik je ontmoet heb.

Je bent afhankelijk in een relatie, daar moet je je niet voor schamen

Ik ben misschien wat ouderwets, maar ik vind een stabiele relatie essentieel in het leven. Ik vind dat je er alles aan moet doen om er samen iets van te maken. De ander kan zo’n steun zijn in het leven. Ach, tegenwoordig is de norm dat je zo onafhankelijk mogelijk van elkaar moet zijn. Freud vond afhankelijkheidsrelaties in zijn tijd al neurotisch, maar daar ben ik het niet mee eens. Je bent afhankelijk van elkaar, daar moet je je niet voor schamen. Elkaar durven aanvullen geeft kracht, het maakt dat je een twee-eenheid wordt.”

Les 2 - Praat veel, maar niet te veel

“Het is een kunst om een relatie op te bouwen. Je moet vanaf het begin met elkaar praten, praten, praten, want als je niet praat, hoopt agressie en onrust zich op. En samen uitgaan! Naar de film, theater, concert, uit eten. Ik vind het gewoon een farce als ik in een restaurant twee mensen met zo’n mobieltje voor hun neus tegenover elkaar zie zitten. Dan denk ik: mens, zijn we het echte contact verleerd?

Wat voor ons samen ook een belangrijke rol speelt, is dat we oorlogservaringen delen. Nelleke zat in een jappenkamp, ik eerst in Barneveld, toen Westerbork, toen Theresienstadt. Eigenlijk hebben we daar weinig over gepraat. Daar hadden we beiden geen behoefte aan, ook al weet ik als psychiater dat praten vaak helpt, verwerken is toch vooral een persoonlijke aangelegenheid. Natuurlijk, het verleden is belangrijk, het heeft je heden en voor een deel je toekomst mede bepaald, daar moet je kennis van nemen, maar je moet er niet in blijven stilstaan. Toen de trein ons terugbracht, twee maanden na het eind van de oorlog uit Theresienstadt, zei ik: ‘Ik ga verdomme iets van het leven maken’.

Een week daarna ben ik naar een hbs gestapt; of ik in het derde jaar in mocht stromen, want ik had drie jaar school gemist. Meneer Oorts, een wat stijve, gereformeerde man, een goede vent hoor, zei: ‘Is dat nou wel verstandig, gezien je lage cijfers op de lagere school?’ Toen moet-ie gedacht hebben: dat jongetje heeft al zo veel meegemaakt, laat ik het maar doen. En het ging goed.”

Les 3 - Mensen zijn geen helden

“Ook al was ik niet zo briljant op de lagere school in Schiedam, ik heb goede herinneringen aan de bekwame onderwijzers, zoals meneer Verburg in de vijfde klas, die mij meenam naar het schooltuintje. Tja, ik was geen groot landbouwer, maar ik vond het leuk. Ik heb geen slechte jeugd gehad, de omstandigheden waren gewoon ellendig. Mijn vader was een buitengewoon erudiete man. Hij volgde de politiek en dus ook de opkomst van Hitler op de voet. Hitler maakte geen geheim van zijn plannen met de Joden, en veel Joden om ons heel zeiden: ‘Ach, het zijn maar woorden’. Maar mijn vader dacht dat niet. Ik praatte er thuis over mee, en het leidde me behoorlijk af van school. In mei 1940 nestelde een Duitse eenheid zich in Schiedam aan de Warande, een mooie laan met hoge bomen in het midden. Ik ging daar als jongen kijken en geloofde niet wat ik zag: er was verbroedering, er werden biertjes, koffie en eten gedeeld. Ik wilde ze waarschuwen. Dat zijn de bezetters!

Maar veel Nederlanders zagen onze buren, de Duitsers, niet als hun vijand. Mensen zijn geen helden. Dat merkte ik ook in het jaar erna, toen wij als Joden met steeds meer restricties te maken kregen. Mijn vriendjes kwamen niet meer bij mij, dat mocht niet van hun ouders. Ze waren bang. Mijn vader werd ontslagen en geen burgemeester of wethouder die daar aandacht aan besteedde. Wij raakten in een isolement.

Mijn herinnering aan Schiedam is: hou van mensen, maar verwacht niet te veel. Je beschermt jezelf op die manier, wordt niet snel teleurgesteld: er is vaak een reden voor. Het is geen verwijt, ik weet niet wat ik zelf gedaan zou hebben onder die omstandigheden, maar het blijkt heel moeilijk voor mensen iets te doen voor een ander als ze er zelf schade van kunnen ondervinden.”

Les 4 - Egoïsme is soms noodzakelijk

“Ze kwamen me van school halen, de mannen van de Grüne Polizei. Ze zetten mij thuis af, en mijn vader, die hen zag aankomen, gooide snel onze valse persoonsbewijzen in het vuur. Dat zagen ze, en de hele familie werd weggevoerd. De kampen waar we zaten, samen maar wel gescheiden, waren niet de ergste. In die zin dat het doorgangskampen waren, geen vernietigingskampen.

In een doorgangskamp was er elke week de angst dat je mee moest, want elke week vertrokken er treinen, veewagens, naar het oosten. Naar werkkampen, werd ons verteld. Ik zei tegen mijn vader: ‘Waarom worden dan kinderen, zwakzinnigen, vrouwen, zieken meegenomen?’ Niemand heeft zich kunnen en willen voorstellen wat het werkelijk is geweest.

In de ideale wereld zou je evenveel aandacht voor de ander als voor jezelf moeten hebben

In de kampen was ik erg op mezelf aangewezen, mooie momenten kende het leven daar niet. We sliepen op een zolder met allemaal jongens. Ik werkte, at, probeerde te slapen. Ik was, toen ik erin ging, een vrij onzeker jongetje, maar ben daar geworden tot een assertieve man die van zich af wist te bijten. In de kampen was het zo: of je gaat er kapot aan, of je wordt er sterker van, doelbewuster. Er is in die vreselijke omstandigheden een grote mate van egocentrisme. Een enkeling wist de aandacht te richten op anderen, maar dat was zeldzaam. In de ideale wereld zou je evenveel aandacht voor de ander als voor jezelf moeten hebben, maar dat kun je niet verwachten als je leven constant op het spel staat.”

Les 5 - Houd je verre van dogmatiek

“Mijn grootouders, van beide kanten, behoorden tot de eerste zionistische families van Nederland, maar mijn ouders waren niet religieus. Toch heeft een zekere religiositeit mij geholpen in de kampen.

Ik definieer religiositeit als de behoefte naar boven te kijken, naar wat boven de dagelijkse werkelijkheid uitstijgt. De idee dat er toch een macht, een kracht is, die zou kunnen interveniëren. Waar of niet waar, voor mij was het waar. Die hoop, daar hield ik mij als jongen aan vast.

Nog ga ik geregeld naar de synagoge, naar de heilige ark met de vijf boeken van Mozes, daar zit ik graag dichtbij. Dat is voor mij de kern van het Jodendom, dat die boeken, die volgens de overlevering vierduizend jaar geleden geschreven zijn, ons als volk hebben gevormd. Dat er over de interpretatie van de teksten een eindeloze discussie mogelijk is, is voor mij heel belangrijk, want dogmatiek leidt tot onverdraagzaamheid.

Ik vind het uiterst jammer hoe er vandaag de dag met religie wordt omgegaan. Ik nam bij patiënten vaak een religieuze anamnese af, waardoor ik erachter kwam dat velen hoop koesterden dat er na de dood iets is. Het getuigt van kortzichtigheid om te denken dat wij met elkaar alles kunnen verklaren. Ik houd het begrip mysterie voorlopig in ere.

Mijn goede vriend Dick Swaab brengt in zijn boek ‘Wij zijn ons brein’ alles terug tot materie. Ik zeg vaak: ‘Dick, moet je eens luisteren. Als ik van jou wil weten wie je bent, hoe je zo geworden bent, moet ik dan in jouw hersenen kijken? Ik denk van niet. Ik moet met je práten, met je familie, je omgeving. Dan krijg ik een beeld wie Dick Swaab is. We zijn ons brein niet, we zijn er dankzij ons brein’. Er is meer dan het meetbare. Ik vind het dom om religiositeit af te doen als een sprookje.”

Les 6 - Bij ouderdom: blijf doorwerken

“Ik heb mijn hele leven met plezier gewerkt in academische ziekenhuizen en deed veel onderzoek naar de relatie tussen hersenen en gedrag. Ik mis het nog wel een beetje. Maar goed. Het is nu niet meer.

Door mijn werk ben ik een groot verhuizer geworden - ik heb in Rotterdam, Groningen, Jeruzalem, Utrecht, New York, Maastricht, Castricum en Apeldoorn gewoond. En we zijn net verhuisd naar Bilthoven.

Dat we dit huis achterlaten waar we langer dan ooit woonden (het oude weeshuis naast Paleis Het Loo in Apeldoorn, RO) vinden we niet erg. Wij hechten ons aan elkaar, aan het gemeenschappelijke leven. Wij kunnen overal wel aarden. Toch is zo’n enorme verhuizing niet makkelijk, we moesten de helft van de boeken wegdoen. We zijn nu 88 en 85, en of je wilt of niet, door te verhuizen markeer je het laatste bedrijf.

Het is toch leuk om naar een winkel te gaan, onder de mensen te zijn, kleren door je handen te laten glijden?

Hoe oud ik ook word, lezen en schrijven blijven mijn lust en mijn leven. Waarom zou je gaan golfen of bridgen als je je geest kunt verrijken? Blijf gewoon doorwerken. Of ga voor mijn part houtbewerken, doe iets nuttigs. De ouderdom kan een heel productieve en creatieve tijd zijn. Maar je moet wel zelf van je stoel afkomen.”

Les 7 - Dirk het leven (en jezelf) op

“Dat mensen het huis niet meer uitgaan, een opera op een schermpje kijken, spullen op internet kopen: ik begrijp het allemaal niet. Het is toch leuk om naar een winkel te gaan, onder de mensen te zijn, kleren door je handen te laten glijden? Het leven wordt anders zo steriel! Terwijl we een beetje romantiek nodig hebben.

Niet alles hoeft functioneel te zijn. Je mag wel iets overbodigs op de werkelijkheid aanbrengen. Zo krijgt het leven kleur. Wat is dat tegenwoordig, dat mensen zich niet meer kleden? Kom ik bij een concert, zie ik de mensen in spijkerbroek en T-shirt. Ook in restaurants! Dan gaat de aardigheid van het leven er niet af voor mij, maar je knabbelt er wel aan.

God creëerde mensen naar zijn beeld; met een eigen wil en daarmee verantwoordelijkheid voor hun eigen doen en laten. Probeer morgen beter te maken dan vandaag. Je moet het leven zélf opdirken.”

Herman Meïr van Praag (Schiedam, 1929) zat als jongen van 1942 tot 1945 in kampen in Barneveld, Westerbork en Theresienstadt. Hij studeerde geneeskunde en deed na zijn dienstplicht promotieonderzoek in het Dijkzigtziekenhuis in Rotter-dam. Daar werd hij chef de clinique van de afdeling psychiatrie. Van 1966 tot 1976 was hij verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen, waar hij een instituut voor biologisch psychiatrisch onderzoek opzette, het eerste in Europa.

Tussendoor werkte hij een half jaar in het Hadassah Medical Center in Jeruzalem, en werd in 1987 hoogleraar in Utrecht en later New York. Tot aan zijn pensionering in 1997 leidde hij de vakgroep psychiatrie aan de Universiteit Maastricht.

Van Praag heeft geregeld in Letter&Geest geschreven over het grensgebied tussen psychiatrie en religie. In 2017 verscheen zijn roman ‘Slecht zicht, een hommage aan de twijfel’, € 24,90, uitgeverij Damon.

Hij is onlangs met zijn vrouw Nelleke verhuisd van Apeldoorn naar Bilthoven. Zij hebben vier kinderen.

Hier vindt u meer levenslessen.