De obscure camera

elias-1

Jeruzalem in 1839. Gravure naar daguerreotype door Frédérique Goupil-Fesquet.

“Tegenover de apocalyptische geschiedenis staat een andere kijk op geschiedenis die louter bestaat uit het mogelijke, uit een veelheid aan mogelijkheden, een overdaad aan mogelijkheden op elk moment.”
Gilles Deleuze, interview met Elias Sanbar

In een van de vele prachtige passages van zijn autobiografische roman ‘De woorden’ beschrijft Jean-Paul Sartre hoe zijn 19e-eeuwse grootvader werd beïnvloed door de fotografie van zijn tijd. De man was zeer fotogeniek en liet zich graag in allerlei poses vereeuwigen. Dat was in die tijd nog een hele opgave, want door de lange sluitertijden moest je lang onbeweeglijk blijven zitten of staan. Hij was zo ingenomen met dit spel dat hij ook in het dagelijks leven voortdurend een pose aannam, zijn bewegingen liet bevriezen om indruk te maken: “korte ogenblikken van eeuwigheid, waarin hij zijn eigen standbeeld werd“.

De Palestijnse historicus en dichter Elias Sanbar stelde jaren geleden een fotoboek samen van beelden die teruggaan tot 1839, het prille begin van de fotografie. Sanbar was nog geen anderhalf jaar oud toen zijn moeder hem in 1948 in haar armen meenam naar Libanon. Ze moest vluchten voor het zionistische geweld en Sanbar is sindsdien blijven zoeken naar het kind dat daar onzichtbaar werd. En via zichzelf naar het volk dat ontkend werd: een passie voor geschiedenis om de zichtbaarheid van zijn volk terug te vorderen. De meer dan driehonderd pagina’s met foto’s worden voorafgegaan door een indringend essay waarin de competitieve verhalen van Brits imperialisme en christelijke mythologie een bizarre wisselwerking aangaan met die nieuwe technologie.

elias-3

Khalil Raad, ca. 1920.

In het Westen had het idee postgevat dat Palestina nooit was veranderd sinds Bijbelse tijden. Ooit waren de “rechtmatige” inwoners verdreven door “ongelovigen”, maar het was een onveranderd en onveranderlijk land gebleven en hoe kon men dat beter aantonen dan met de “objectieve waarheid” van de fotografie? Bijna tweehonderd jaar eerder had Spinoza al gepleit voor een strikt onderscheid tussen geloof en filosofie. Geloof is gehoorzaamheid en filosofie (“nadenken“) is vrijheid: “Ik ben er volstrekt zeker van dat de bijbel de rede volledig vrij laat en niets met de wijsbegeerte van doen heeft. Beide staan op eigen benen.

In het midden van de negentiende eeuw kwam daar de biologisch-wetenschappelijke pendant bij in de vorm van Darwins evolutietheorie. De druk op de kerk nam toe en daarmee de behoefte om naar bewijs te zoeken voor de historische juistheid van de Schrift. In de negentiende eeuw vielen al die dingen samen: een grotere openheid van joden ten opzichte van de niet-joodse wereld leidde tot de tegenreactie van joods nationalisme of politiek zionisme, iets wat perfect in de tijdgeest paste met overal opkomend nationalisme. Het Brits imperialisme had grote belangen in het Midden-Oosten, onder andere vanwege de route naar India, dus het lag voor de hand om Palestina “weer tot leven te wekken”, want dat klinkt zoveel beter dan de koloniale en geopolitieke machinaties die eraan ten grondslag lagen. Alles zat mee, ook de fotografie. Het Heilige Land werd al direct een favoriet onderwerp, maar door de aanvankelijk lange sluitertijden van wel twintig minuten was het erg lastig mensen en dieren goed op de gevoelige plaat te krijgen. Men beperkte zich dan ook vaak tot landschappen en gebouwen en die beelden laten een ogenschijnlijk leeg en statisch land zien dat verlangend wacht tot het na tweeduizend jaar weer mag ontwaken in de armen van de verloren zonen en dochters.

Sanbar noemt de Schotse pastoor Alexander Keith als lichtend voorbeeld van die visie. Samen met zijn zoon die arts en fotograaf was bezocht hij Palestina en zijn boek met illustraties – toen nog gravures op basis van daguerreotypen – beleefde zesendertig drukken in een poging de circulerende darwinistische ideeën de kop in te drukken. Dat was vijftien jaar voordat ‘De oorsprong der soorten’ zou verschijnen! Keith was overtuigd van dit “beeldbewijs”. Mondelinge getuigenissen en geschreven verslagen waren niet altijd betrouwbaar, maar met de fotografie toonden “zonnestralen ons wat de profeten zagen“.

We weten nu dat achter elke foto een theorie schuilgaat. Waarom dat onderwerp? Waarom op die manier in beeld gebracht? Wat is de doelgroep? Sanbar verwijst dan ook graag naar de legendarische Franse regisseur Jean-Luc Godard, wiens oeuvre je wel een “theorie van het beeld” kunt noemen. Ook toen vanaf 1860 de techniek het makkelijker maakte mensen te fotograferen, veranderde dat niets aan de reeds bestaande visie: alleen het vertrouwde – want fictieve – Bijbelse tafereel raakte bekend in het Westen, dankzij de selectieve manipulatie. De meeste mensen die Palestina aandeden hadden al een mentale voorstelling van het land, gebaseerd op vertrouwdheid met de Bijbel. Vervolgens werd deze “kaart” geprojecteerd op de realiteit van Palestina. Men ziet alleen dat wat men wil zien.

Aangezien Palestina zelf geen goede afzetmarkt bood waren de meeste fotografen op doorreis – zowel de Bijbels geïnspireerde als de archeologische. Pas tegen het einde van de negentiende eeuw kwam er een eigen Palestijnse productie op gang, op initiatief van twee Armeense priesters in Jeruzalem. Dit waren meestal christenen en ook hier bepaalde de vraag het aanbod: de toeristen (veelal pelgrims) verlangden beelden die aansloten bij hun verwachtingen.

Pas met Khalil Raad kwam er een authentieke Palestijnse fotograaf naar voren. Ook Raad zou later kritiek krijgen, hij zou te commercieel en te weinig politiek bewust zijn, maar voor Sanbar is hij degene die het authentieke Palestina voor het eerst liet zien. Zijn studio in Jeruzalem werd in 1948 verwoest door joodse milities, maar met de hulp van een vriend konden veel glasplaten en negatieven worden gered. Uit “de overdaad aan mogelijkheden” diende zich alleen het gevreesde verlies van de eigen geschiedenis aan.

elias-2

Kahlil Raad, ca. 1920.

In de twintigste eeuw is er geen twijfel meer over de intentie van de zionisten. De val van het Ottomaanse Rijk, de Britten die het bestuur overnemen, de Balfour-verklaring, het Sykes-Picotverdrag, de steeds machtiger wordende zionistische milities die de Britten naar het leven staan; tot het rampjaar 1948, toen de zionisten zich met geweld een joodse staat toe-eigenden. Elias Sanbar:

Palestina verdween in 1948. De Palestijnen, op een kleine groep na die bleef, werden niet het slachtoffer van een nieuwe bezetting – een Israëlische deze keer – maar eenvoudigweg van afwezigheid. Van deze massale verdrijving uit een thuisland, een episode die historisch nog steeds even controversieel is, zijn slechts enkele beelden bewaard gebleven – als de gebeurtenis al adequaat gefotografeerd werd. De foto’s tonen de gedwongen exodus op de wegen en in enkele unieke beelden Palestijnen die letterlijk de zee in worden gedreven – terwijl zij er jarenlang van beschuldigd waren dat met de joden te willen doen.

elias-4 (2)

Palestijnse vluchtelingenkampen in Jordanië en op de Westelijke Jordaanoever, UNWRA, 1967.

Pas in de jaren zestig ontstond er gewapend verzet, met een beeldtaal die tot op de dag van vandaag de media beheerst. Zelden of nooit zie je een Palestijnse intellectueel, een verslagen boer, een ontzet schoolkind of een wanhopige visser. Des te vaker gemaskerde Palestijnen die met stenen gooien, later militante Hamasleden, eveneens gemaskerd maar ook nog bewapend. Niet het volk wordt getoond, doch de gevolgen van onderdrukking en bezetting. Alsof er nog steeds geen volk is, alleen een abstract kwaad dat wederom langs Bijbelse lijnen kan worden geduid.

Het Palestijnse verzet kwam deels voort uit ongeduld, na zoveel jaren ellende zonder dat de internationale gemeenschap iets deed, en deels was het de tijdgeest – net als het nationalisme in de negentiende eeuw. De jaren zestig waren de jaren van Algerije, Cuba, Vietnam en de studentenopstanden. Men hoopte dat de noodkreet zou doorklinken in de kamers van politici en in de kantoren van de media. Het mocht allemaal niet baten. Pas vele jaren later, toen aan het beeld een woord gekoppeld werd – Intifada -, begon de wereld langzaam te beseffen dat er iets niet in de haak was met de officiële lezing uit Israël. Sanbar: “De foto’s van de Intifada waren de eerste beelden van een verdronken land dat weer boven komt, de eerste beelden van Palestijnen in Palestina.

elias-5

Eerste Intifada. Jean-Claude Coutausse, 1988.

Als onderdeel een grootschalige campagne om de zo geplaagde familie Tamimi in diskrediet te brengen publiceerde de Israëlische politicus Michael Oren enkele foto’s. Het broertje van Ahed Tamimi zou de ene dag zijn linker arm in het gips hebben en de volgende dag zijn rechter arm. Een bewijs van “Pallywood”. In werkelijkheid bleek het om dezelfde foto te gaan: de tweede was gespiegeld. Oren had al eerder de theorie verkondigd dat de familie helemaal niet bestaat. Ze zagen er “veel te westers uit” en moesten dus wel ingehuurde acteurs zijn. Dat onverholen racisme sluit perfect aan bij de beelden van meer dan een eeuw geleden: de lokale bevolking bestaat uit rekwisieten in een bijbels landschap, heeft op z’n best toeristische waarde en kan op geen enkele manier aanspraak maken op de rechten die de indringers voor zichzelf opeisen. Net als de grootvader van Sartre zijn de zionisten heilig gaan geloven in een pose die ze ooit met succes aannamen.

Engelbert Luitsz

Elias Sanbar
The Palestinians
Photographs of a Land and its People from 1839 to the Present Day
Editions Hazan 2014

 

3 comments for “De obscure camera

Comments are closed.