Turkse president kondigt militaire aanval op Koerdische enclave Afrin in noorden van Syrië aan

Volgens de Turkse president Tayyip Erdogan past het komende offensief tegen Afrin in "de strijd tegen het terrorisme aan de grens van Turkije". Hij maakte zich sterk dat de aanval de komende dagen al zou beginnen en dat hij daarbij hoopt op steun van de Verenigde Staten.

Dat laatste is twijfelachtig, want de VS steunde de voorbije jaren de Syrisch-Koerdische militie YPG, de eerste groep die in Syrië met succes de terreurgroep IS kon terugdringen. Het is ook het front rond de YPG dat eind vorig jaar Raqqa, de hoofdstad van IS in Syrië, heeft kunnen veroveren.

De Syrische Koerden konden daarbij rekenen op luchtsteun en steun op de grond van Amerikaanse "special forces", die nog altijd aanwezig zijn in het oosten van Syrië.

De Syrische Koerden controleren nu twee gebieden in Syrië, waar ze een eigen autonome regering hebben uitgeroepen. Dat zijn eerst en vooral een groot gedeelte van het noorden en het oosten van Syrië, gebied dat ze hebben veroverd op IS.

Dat gebied durft Erdogan voorlopig niet aanvallen. Blijkbaar durft hij dat wel aan in Afrin, een apart Koerdisch gebied in het noordwesten van Syrië. Dat ligt geklemd tussen de provincie Idlib (gecontroleerd door veelal islamistische rebellen), Aleppo (in handen van Assad) en de Turkse grens. Afrin is door een smalle strook in handen van pro-Turkse rebellen afgesneden van het grotere Syrisch-Koerdische gebied in het noordoosten.

De VS zijn nu begonnen met een opleiding van een Arabisch-Koerdische grenswacht, waar vooral de Koerdische YPG deel van uitmaakt. Dat ergert Turkije bijzonder, te meer daar de Syrische Koerden banden hebben met de Turks-Koerdische afscheidingsbeweging PKK die in het zuidoosten van Turkije slag levert met het Turkse leger.