Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Nederland heeft een behoorlijk slavernijmuseum nodig

  •  
17-01-2018
  •  
leestijd 4 minuten
  •  
76 keer bekeken
  •  
30393496593_f29d943d60_k
Wat een goed idee van de Unesco
Het advies van de Unesco aan Nederland om een slavernijmuseum van de grond te tillen, komt als geroepen. Het nodigt namelijk uit tot een bundeling van krachten.
Er zijn in ons land verschillende initiatieven gaande in die richting en het is contraproductief als die langs elkaar heen werken. Tot de instanties die zo’n instelling in het leven willen roepen, behoort de gemeenteraad van Amsterdam. Toch is het helemaal niet zo vanzelfsprekend om dat museum in de hoofdstad te vestigen. Zowat alle kuststeden hebben op de een of andere manier met slavernij en slavenhandel te maken gehad. De West-Indische Compagnie had kamers (afdelingen) van Zeeland tot en met Friesland en Groningen. Nederlandse zeelui moesten in en rond de Middellandse Zee altijd vrezen tot slaaf gemaakt te worden door piraten uit Marokko, Algerije, Tunis en Libië, die voeren onder Ottomaanse vlag. Je kunt dat museum net zo goed in Maassluis vestigen, waar de vissers een losgeldpot hadden, die werd aangesproken als weer eens een aantal van hen in handen van de Noord-Afrikaanse zeerovers waren gevallen. Of in Middelburg, waar het hoofdkantoor stond van de Middelburgsche Commercie Compagnie, die zich specialiseerde in slavenhandel. Misschien zijn Almere of Lelystad wel goede locaties. Nieuw land zonder enige historische connectie, maar wel redelijk centraal gelegen.
Als schepen van de Turkse marine langs het standbeeld van Khair Ad-Din, in het westen Barbarossa genoemd, varen aan de Bosporus, lossen zij altijd een saluutschot. Deze zestiende eeuwse grootadmiraal van de Ottomaanse vloot heeft talloze Europeanen tot slaaf gemaakt. Die Noord-Afrikaanse piraten voeren in de zeventiende eeuw zelfs ver de Atlantische Oceaan op. Ze hielden slavenjachten in Ierland en op IJsland. Overigens sloten veel Nederlandse matrozen zich bij hen aan. Ze werden moslims en brachten het soms tot admiraal van complete vloten.
Dit element mag in het Nederlandse slavernijmuseum niet ontbreken. Net zo min als aandacht voor de Indische Oceaan waar de Verenigde Oost-Indische Compagnie een rol speelde in de slavenhandel. Niet dat zij die daar introduceerde, ze sloot zich gewoon bij de bestaande handelspraktijken aan.
De transatlantische slavenhandel maakt deel uit van dit complex. Het is van belang dat ze niet wordt gepresenteerd als een geïsoleerd verschijnsel, maar als een kernpunt in de relaties tussen de West-Europese mogendheden en de koninkrijken op de westkust van Afrika. De Europese zeevaarders die daar landden, troffen er uitgebreide systemen van slavernij aan, die zich gemakkelijk lieten internaliseren. Weliswaar was de slavernij in het middeleeuwse Europa zo goed als uitgestorven, maar de herinnering aan dit systeem bestond nog wel. Het oude Romeinse recht bezat een uitgebreide wetgeving rond slaven, die met enkele heel beperkte en later toegevoegde restricties, als roerend goed werden beschouwd. De slavernijwetgeving van de Caribische koloniën en het zuiden van de Verenigde Staten is dan ook erg op het Romeinse voorbeeld geënt. Zeer interessant zijn voor ons land de oude banden met het koninkrijk der Ashanti in Ghana, groot leverancier van slaven. Dat bondgenootschap hield misschien wel twee eeuwen stand.
Het zou me niet verbazen als de emigratie vanuit Ghana naar Nederland en dan met name Amsterdam iets te maken heeft met collectieve herinneringen aan die oude commerciële contacten.
Te vaak worden in onze tijd de slaven gezien als willoze slachtoffers. Daarmee wordt ze groot onrecht aangedaan. Er was veel stil verzet en sabotage. Ook probeerden veel slaven aan hun lot te ontsnappen door de vlucht te nemen. Daaraan danken de marron-gemeenschappen in zoveel Caribische en Latijns Amerikaanse landen hun bestaan.
Er moet overigens een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen dit verzet en de ideologische strijd tegen slavernij als beginsel, die gedurende de achttiende eeuw in Europa en dan met name in Engeland en Frankrijk op gang kwam. Het grote, door gevluchte Afrikaanse slaven gestichte rijk Palmares in Brazilië heette alle ontsnapte slaven als burger welkom. Wie daarentegen op een rooftocht werd buitgemaakt, was het eigendom van degenen die hem gevangen nam. Palmares kende dan ook slavernij.
Dit doet denken aan de filosoof Aristoteles die vaststelde dat slaven die hun situatie accepteerden, terecht van hun vrijheid waren beroofd. Het idee dat alle mensen vrij zijn en gelijk, dat ze allemaal dezelfde rechten bezitten, is een idee dat tijdens de Verlichting opgeld deed. Dat gaf de anti-slavernij-beweging een belangrijke voedingsbodem. Dat was overigens niet de enige. Tegelijkertijd groeide onder streng gelovige protestantse christenen de overtuiging dat slavernij een kwaad was dat moest worden uitgeroeid.
In de tweede helft van de negentiende eeuw gebruikten Europese mogendheden de strijd tegen de slavernij als excuus voor hun imperialistische activiteiten. De Nederlands-Indische overheid was daar bijvoorbeeld goed in.
Moet het museum historisch zijn, of dient het ook aandacht te geven aan hedendaagse vormen van slavernij? Ik zou denken dat de contemplatie van het verleden oproept tot actie in het heden. Anders heeft het geen zin. De kern van de zaak is uiteraard, dat zo’n museum aanzet tot nadenken. Zelfstandig nadenken op grond van schokkende, maar ook verwarrende gegevens.

Meer over:

opinie, leven, slavernij
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.