Direct naar artikelinhoud
Essay

Wat religie zo sterk maakt

Wat religie zo sterk maakt
Beeld Hollandse Hoogte / Joris van Gennip

Ideologieën kun je aanhangen en weer verwerpen. Met religies ligt dat anders: voor de gelovige is het niet-bestaan van God nu eenmaal onaanvaardbaar.

‘Ik ben ervan overtuigd dat een geloofsovertuiging meer invloed kan hebben op de geesten dan een ideologie”, zei Michel Houelllebecq onlangs in Der Spiegel. “Het communisme was een soort valse religie, een slecht Ersatz-middel, geen echt geloof, hoewel het zich zo voordeed, met een heel eigen liturgie. Een godsdienst is veel moeilijker te vernietigen dan een politiek systeem.”

Die stelling klopt. Want, het klinkt misschien paradoxaal, ideologieën zijn te redelijk. Ze zijn als een machine, ze zitten perfect in elkaar. Het wetenschappelijk socialisme was in de Sovjet-Unie een schoolvak. En inderdaad, wie de premissen aannam, trad binnen in een geolied, coherent systeem. Het historisch materialisme was daarbij erg behulpzaam. Je kunt het zelfs een briljante zet noemen. Een geschiedenis waarin materiële en economische omstandigheden een centrale rol spelen, gaat niet gebukt onder ongrijpbare verschijnselen als Weltschmerz, romantiek of religie.

Dat viel me onlangs nog op in een interview waarin Ingrid Weverbergh, weduwe van de jong gestorven dichter Jotie T’Hooft (1956-77) vertelt hoe beiden lid werden van de communistische beweging Amada, Alle Macht aan de Arbeiders. “We moesten bakker worden of nachtarbeider in de fabriek. Mijn boeken en culturele bagage moest ik weggooien. Ik ben niet meer teruggegaan en Jotie evenmin.”

Jezelf uitschakelen

In die passage zit meteen de zwakte van ideologieën: ze werken slechts als je een deel van jezelf uitschakelt. Het communisme is verslagen omdat het niet werkte. Wat een ironie, een wetenschappelijk onderbouwd materialistisch systeem dat materieel onderuitgaat. Het geld was op, de staat failliet, het volk arm.

Het geloof in wetenschap en logica dreigt iets totalitairs te hebben

Toen de ideologieën stierven, brak een tijd van redelijkheid aan die vandaag nog niet is afgelopen. Toch worden haar zwakheden steeds zichtbaarder. Zo leidt het neoliberalisme tot schrijnende ongelijkheid, tot individuen die rijker zijn dan landen. Maar ook het geloof in wetenschap en logica dreigt iets totalitairs te hebben. Wetenschap analyseert nooit de hele werkelijkheid. Juist omdat ze haar reduceert en veel variabelen uitsluit, is ze succesvol.

Ook de waardevolle discipline die logica heet, wordt overschat. Want het is niet omdat iets niet logisch is, dat het waardeloos wordt. Liefde en kunst laten zich in ieder geval niet tegenhouden door de stringente regels der logica. Wetenschap en logica zijn sterk genoeg om ideologieën die zichzelf een rationeel imago aanmeten op hun eigen terrein te verslaan.

Met godsdiensten ligt het anders. Je kunt er rationeel over discussiëren; over de Heilige Drievuldigheid bestaan allerlei geleerde theorieën. Tegelijk is religie meer dan zuivere rede. Daarin schuilt de frustratie van de atheïst: hij bouwt een redenering op die klopt als een bus, maar zijn premisse dat je überhaupt redelijk kunt besluiten tot het niet-bestaan van God is voor een religieus mens onaanvaardbaar.

God en de Holocaust is een thema dat deze problematiek haarscherp illustreert. De Holocaust is voor velen reden om te besluiten dat God niet bestaat. Want als er een God was, zou hij de gruwel van de kampen nooit hebben toegestaan, redeneren ze. Ze leggen een oorzakelijk verband tussen de kampen en het niet-bestaan van God.

Holocaust

Gods aansprakelijkheid voor de Holocaust verdient nadere analyse. Zo schreef een chassidische meester dat een God die zich beperkt tot daden die wij mensen kunnen begrijpen, onmogelijk God kan zijn. De logische redenering dat een almachtige God op morele gronden niet kan bestaan indien hij de Holocaust toelaat, wordt hier doorbroken. De chassidische meester zegt tussen de lijnen dat logica fijn is voor mensen, maar niet voor God. Kortom, wie waarlijk religieus is, erkent de menselijke logica wel, maar niet als grens van het religieuze denken.

De confrontatie tussen de kracht van het menselijke brein en het ondoorgrondelijke van God speelt ook in het verhaal van joden in een concentratiekamp. Zij slepen God, die hen in zo’n ellendige situatie bracht, voor hun tribunaal. Dat verklaart Hem schuldig. Daarna richten wie hem net daarvoor hadden veroordeeld, zich tot hem in een gebed.

In dit verhaal licht de sterkte van het religieuze denken tweemaal op. Vooreerst dagen de slachtoffers van de Holocaust God uit. Braafheid is allerminst een religieuze houding. Wie God ernstig neemt, reageert niet op hem met onverschilligheid. De idee dat de mens God ter verantwoording roept, is prachtig. Zijn veroordeling door diezelfde mens gaat natuurlijk nog een stap verder. Je zou ze driest kunnen noemen, maar ook stellen dat de wreedheid van de Holocaust haar perfect rechtvaardigt.

Religie respecteert de rede, maar ziet tegelijk haar grenzen

De veroordeling van God kan leiden tot de ontkenning van zijn bestaan, in de lijn van atheïsten die de Holocaust als argument voor hun positie aandragen. Het zou de logica zelve zijn. Maar het religieuze gevoel overstijgt de zuivere rede. De joden bidden tot de veroordeelde God. De mens heeft het recht hem ter verantwoording te roepen en te veroordelen, maar dat verhindert niet dat hij God blijft en boven elk menselijk denken en handelen staat, ook als hij daar zelf het voorwerp van is.

Ideologieën doen zich als redelijk voor, terwijl ze het niet zijn. De rede wil de hele werkelijkheid onder controle krijgen, terwijl ze het niet kan. Religie respecteert de rede, maar ziet tegelijk haar grenzen. Wanneer religie de rede werkelijk rechtdoet, zoals in het verhaal van de veroordeling van God, wordt duidelijk waar de rede eindigt en het mysterie begint. Religie stelt zich niet in de plaats van de rede, maar kent de plaats waar ze ophoudt. Een efficiënt irrigatiesysteem is beter dan een gebed voor overvloedige regen. Maar een goede oogst alleen biedt geen vervulling. Het mysterie is dus niet wat de wetenschap nog niet weet. Het mysterie is wat niet tot het terrein van de wetenschap behoort. Juist omdat niemand het mysterie in wetenschappelijke termen kan beschrijven, valt het zo moeilijk te bestrijden door wie impliciet of expliciet de superioriteit van wetenschappelijke kennis als uitgangspunt neemt.

Het mooie

Het mooie aan religie, en hierin verschilt ze van ideologie, is dat het individu altijd over een vrije zone beschikt waar het systeem niet bij kan. Natuurlijk zijn er vele godsdienstoorlogen geweest. En natuurlijk werden ketters veroordeeld. Waarom zijn zij gevaarlijk? Niet omdat ze verkeerde ideeën hebben, maar omdat ze ideeën hebben. Zeldzaam zijn de grote katholieke denkers wier gedachten geen ketterse kantjes vertoonden.

De afwezigheid van God biedt ruimte om hem persoonlijk te leren kennen

Er is binnen religie altijd ruimte voor het individu. Die vloeit juist voort uit de erkenning van het mysterie, een gedachte die sterk tot uiting komt in de poëzie van de Joodse dichter Paul Celan (1920-70), wiens ouders door de nazi’s werden vermoord. In zijn misschien wel mooiste gedicht, ‘Psalm’, schrijft hij: “Gelobt seist du, Niemand. / Dir zulieb wollen / wir blühn. / Dir / entgegen.” Het gedicht gaat over Niemand. Over de afwezigheid van het sublieme. Maar toch: “Om uwentwille / willen wij bloeien. / U / tegemoet.” De afwezigheid van God biedt ruimte om hem persoonlijk te leren kennen. Daarin schuilt een fundamenteel verschil tussen mystiek en ideologie.

De mystieke afwezigheid van God heeft nog een andere sterkte. Een mens is niet in staat ze te verbieden. Niets is zo ongrijpbaar als afwezigheid. Wie haar weg wil, het tegendeel zoekt van wat ze is, komt uit bij aanwezigheid, wat nog gevaarlijker lijkt. Juist omdat ware religie het niets aandurft, kan ze nooit alles verliezen.

In ‘Silence’, een film van Martin Scorsese uit 2016, ondergaat de Portugese missionaris Sebastião Rodrigues in Japan zware martelingen om hem zijn geloof af te laten zweren. Zwaarste drukmiddel: de kreten van vijf Japanse christenen die in de cel naast de zijne gefolterd worden. Daarvoor zwicht Rodrigues. Later schakelen de machthebbers hem in om religieuze symbolen op te sporen in kleren van vermeende christenen. De ultieme nederlaag, de schande van de collaboratie, zo lijkt het. En zo is het waarschijnlijk ook. Als Rodrigues sterft, neemt zijn boeddhistische echtgenote sereen van hem afscheid. Doch in zijn hand houdt hij een kruisje dat hij van een lokale christen kreeg toen hij lang geleden in Japan aankwam, waardoor het beeld ontstaat dat alles mogelijk blijft, dat Rodrigues’ katholieke geloof niet helemaal verdwenen is. De logica van de nederlaag wordt doorbroken.

Zonder succes

Religie heeft geen behoefte aan maatschappelijk succes, wat bij ideologieën manifest anders ligt. Ze hebben geen geduld. Of toch te weinig. Het is natuurlijk mogelijk dat ideologieën successen nastreven op langere termijn, op de volgende generatie mikken. Maar wie echt religieus is, kan leven zonder het geringste succes. Ook als God afwezig is, blijft Hij wie hij was. Dat maakt religie sterk.

Op het eerste gezicht heeft Houellebecq dus volledig gelijk. Ja, een godsdienst is veel moeilijker te vernietigen dan een politiek systeem. Omdat religie niet berust op een gesloten ideologie en omdat ze door zuiver rationele argumenten nooit in haar hart kan worden getroffen. Juist omdat ze ruimte laat voor het mysterie, is ze een vrijplaats voor het individu. En omdat religie durft te flirten met het niets, is het vreselijk lastig haar helemaal uit te roeien. Dat is de voorlopige conclusie. Ze bevestigt Houellebecqs stelling, die wel vaker het gezapige denken en de gemakkelijke vooroordelen van de culturele elite aan het wankelen brengt.

Maar religie heeft ook een zwakke plek, die te vinden is waar ze zelden wordt gezocht. Hoe sterk religie ook is, hoe troostend en verbindend, een mens kan niet besluiten te geloven. Daarin schuilt tragiek.

Zo noemen sommigen zich christenen omdat zij geen moslims willen zijn of hen vrezen. Ik herinner mij een betoging uit de tijd toen ik in het parlement zat. Terwijl wij binnen vergaderden, schreeuwden extreem-rechtse demonstranten aan de voordeur slogans tegen de islam en voor een christelijk Europa.

Geloof verkrijg je niet door het graag te willen

“Bent u christen?”, vroeg ik een van hen bij het buitengaan.
“Zeker”, zei hij, “een overtuigd christen.”
“Wat is uw favoriete bijbelpassage?”
Een favoriete passage had hij niet. Voor hem was christen zijn een strategische zet.

Geloof dat niet echt maar louter instrumenteel is, wordt dadelijk ontmaskerd. Dat komt omdat je wel naar geloof kunt verlangen, maar het niet verkrijgt door het graag te willen. Uiteindelijk is geloof niet enkel keuze maar ook genade. Was het geloof enkel keuze, dan zou het net zo gemakkelijk als een ideologie of een politiek systeem kunnen vernietigd worden.

Ik heb vrienden die graag zouden geloven, er zelfs naar verlangen, maar wie het niet lukt. Dan zijn ideologieën rekkelijker. Ze verwelkomen iedereen met open armen, waardoor nieuwe leden hun denken en hun twijfels opzij kunnen zetten, ondertussen opgaand in een even ongrijpbare als gevaarlijke saamhorigheid. Maar eens verslagen, komt een ideologie nooit meer terug.

Onverwoestbaar

Godsdiensten daarentegen hebben iets onverwoestbaars. Ze verstaan de kunst om te incasseren. Definitief verslagen zijn ze nooit. Ze beschikken over een stille kracht. Zie de basiliek van San Clemente in Rome. Nadat ze verwoest was door de Noormannen, bouwde paus Paschalis II in de twaalfde eeuw een nieuwe basiliek, vandaag Bovenkerk genoemd. In die daad zelf zit al iets onverwoestbaars.

Merkwaardiger nog is hoe onder de binnenplaats de resten zijn te vinden van een Mithras-heiligdom, waar tot de derde eeuw een cultus van deze Perzische zonnegod plaatsvond. Daarna was het afgelopen. Het christendom won. Exit Mithras en zijn verering die terugging tot het tweede millennium voor Christus.

Het heiligdom, diep onder de grond, bleef. Een rond gewelf, zitbanken langs de twee kanten. In het midden staat een prachtig altaar voor Mithras, het geheel opgeslokt door de basiliek van San Clemente. Opgeslokt, maar ook beschermd. Waardoor het heiligdom niet verslagen lijkt, in de buik van San Clemente verder leeft.

Er blijft altijd iets. Het kruisje bij Martin Scorsese. Het altaar van zonnegod Mithras. En misschien blijft er meer dan wij vermoeden. 

Kerkjurist en publicist Rik Torfs was leider van de CD&V-fractie in de Belgische Senaat (2011-’13). In 2016 schreef hij ‘Fear of Happiness’.

Lees ook:

Religie en diplomatie lijken niet elkaars ideale bedgenoten, schrijft Jaime de Bourbon de Parme, de tweede zoon van prinses Irene en Nederlandse ambassadeur in Vaticaanstad. Maar met de kerk als strategische partner valt volgens hem een wereld te winnen.