Direct naar artikelinhoud
Interview

Joshua Mitchell: 'Door de democratie raken we geïsoleerd'

Joshua Mitchell: 'Door de democratie raken we geïsoleerd'
Beeld Patrick Post

In een democratie vereren we onszelf en besteden we onze problemen uit aan een elite van professionele oplossers. Funest, betoogt Tocqueville-expert Joshua Mitchell, die onlangs te gast was bij Forum voor Democratie.

Natuurlijk had Joshua Mitchell wel eens fragmenten gelezen uit ‘Democracy in America’, het beroemde werk van Alexis de Tocqueville. Mitchell was immers opgeleid als politiek filosoof. Die fragmenten hadden iets magisch, vond hij: prachtig geformuleerde zinnen, met een hoge dichtheid aan inzichten om lang op te kauwen. Maar nooit had een docent de opdracht gegeven om het werk in zijn geheel te bestuderen. Dus toen Mitchell zo’n 25 jaar geleden besloot om er een zomer voor uit te trekken, ter voorbereiding op een collegereeks, raakte hij diep onder de indruk. Zozeer dat hij besloot de rest van zijn leven te besteden aan het doorgronden van het werk van Tocqueville. En dus ligt op tafel het vuistdikke boek dat hij graag met zich meedraagt. Gekleurde post-its markeren de favoriete passages; het zijn er tientallen.

Tocqueville schreef zijn doorwrochte analyse over de overgang van de aristocratie naar de democratie halverwege de negentiende eeuw. Volgens kenners had de Franse denker een scherp oog voor de gevolgen van voortgaande democratisering. Die zouden niet louter positief zijn. Zo voorspelde Tocqueville de tirannie van een meerderheidsopinie, een obsessie met materiële goederen en een toenemend gevoel van desillusie en ongerief.

Mitchell spreekt kalm in volmaakte volzinnen, soms met de ogen gesloten om zijn gedachten te ordenen.

Waarom vindt u zo’n oud boek vandaag nog relevant?

“Omdat Tocqueville de moderne problemen van ons Democratisch Tijdperk al vroeg doorzag. Een van de verdiensten was dat we leerden om de ander te zien als een persoon, en niet slechts als een rol in de uitgestrekte hiërarchie die we kenden uit de aristocratie. De keerzijde van de democratische revolutie is dat we ook iets kwijtraken: onze band met iets wat groter is dan onszelf, ons gevoel voor sociale verplichtingen. Door de democratie raken we geïsoleerd.”

Maar ook als persoon hebben wij toch nog altijd een rol: als ouders, als echtgenoten, als burgers.

“Persoon botst soms met rol. Dat zie je bij de vraag of je bij de politie religieuze kleding mag dragen. Het uniform onderstreept je publieke rol, maar in deze verwarrende tijden willen we ons diepste wezen uiten en laten doorklinken. Die verwarring zien we ook in ons taalgebruik. In het Democratische Tijdperk veranderen we onze woorden, precies zoals Tocqueville voorspelde, zodat de betekenis van die rol wordt vernietigd. Daarom zeggen we niet dat we ‘religieus’ zijn, maar ‘spiritueel’, spreken kinderen hun ouders bij de voornaam aan, en hebben gehuwde mensen het over hun ‘partner’. Het huwelijk was opgezet als het legitieme instituut waarin mannen en vrouwen zich zouden voortplanten, maar is sinds kort opengesteld voor homoseksuelen. Als je dat eenmaal hebt gedaan, zet je het hek steeds verder open.”

Er zijn tegenwoordig ook mensen die een langdurige relatie met hun huisdieren zeggen te hebben

Wacht, keurt u nu de openstelling van het huwelijk voor homoseksuelen af?

“Ik ben niet aan het oordelen, maar aan het uitleggen. Ik probeer aan te tonen dat het huwelijk eeuwenlang een bepaalde betekenis had, die nu onder invloed van de democratisering is veranderd. Dat heeft gevolgen die we niet goed overzien. Er zijn tegenwoordig ook mensen die een langdurige, geëngageerde relatie met hun huisdieren zeggen te hebben en menen met hun hond te mogen trouwen.”

Haha, hoe lachwekkend!

“Lachwekkend? Ik vind het eerder zorgwekkend. We veranderen en verruimen voortdurend de betekenis van woorden opdat ze verworden tot mechanische termen, beroofd van hun oorspronkelijke bedoeling en historische context. Het leidt tot een vertakking van onszelf.”

Hoe bedoelt u dat?

“In toenemende mate wijzen we de autoriteit van anderen af en worden wijzelf het middelpunt van alles. We kijken niet langer naar de mensen vlak boven of onder ons, zoals in het Aristocratische Tijdperk met zijn uitgebreide hiërarchie, maar we zien om ons heen slechts de uitgestrekte massa van mensen die allemaal met zichzelf bezig zijn en die we de publieke opinie noemen. Op die manier worden we, zoals Tocqueville het omschreef, groter dan de koning en nietiger dan de mens. We voelen onszelf zo ongelooflijk belangrijk en gewichtig, dat we de hele tijd foto’s van onszelf maken.

“Maar intussen voelen we onszelf ongeschikt om alledaagse keuzes in ons leven te maken, dus die besteden we steeds meer uit aan een elite van technocratische managers. We geloven niet langer dat we met onze buren en naasten kunnen samenwerken om problemen op te lossen. Daarom geven we de macht al bij voorbaat over aan instituten als het parlement, de Europese Unie of de Verenigde Naties, waar ze naar onze mening het beste weten wat goed is voor ons.”

Maar sommige problemen in onze moderne, complexe wereld zijn toch ook te groot om met onze buren aan te pakken? Neem klimaatverandering.

“Je kunt de strijd winnen, maar de oorlog verliezen. Met een hele waslijst aan afspraken tussen regeringsleiders en supranationale instituten heb je uiteindelijk misschien wel een stabiel klimaat en een schoon milieu, maar door al die extra lagen van mondiale managers wordt ons opnieuw een mogelijkheid ontnomen om een relevante band met de natuur te onderhouden. Dát is mijn zorg. We zijn er nu getuige van hoe een ongrijpbare, internationale elite voor ons heeft bepaald dat we klimaatverandering moeten oplossen met zonnepanelen en windmolens, en dat we daar gigantische geldbedragen tegenaan moeten gooien. Dat is een ongezonde aanpak.”

Ik zie mijzelf als een rentmeester van de aarde, die zijn verantwoordelijkheid neemt en zorgt voor de natuur

Ontkent u niet het klimaatprobleem als u twijfelt aan het nut van zulke drastische maatregelen?

“Luister, ik wil helemaal geen twijfel zaaien over de klimaatverandering, maar heb kritiek op onze omgang daarmee - ik zeg u dat we daarmee de oorlog niet gaan winnen. U mag weten dat ik in mijn buurt een bos aan het herstellen ben, dat ik zoveel recycle dat ik maar één vuilniszak in een halfjaar produceer en dat al mijn spullen in twee koffers passen. Op het eerste gezicht maakt mij dat een milieuactivist, maar zo zie ik mezelf niet. Ik zie mijzelf als een rentmeester van de aarde, die zijn verantwoordelijkheid neemt en zorgt voor de natuur. Een milieuactivist besteedt die verantwoordelijkheid uit en doneert geld aan Greenpeace. Welnu, ik betoog dat we meer rentmeesters nodig hebben.”

Hoe kan dat rentmeesterschap vanuit de politiek dan worden gestimuleerd?

“Door ruimte te bieden aan burgerinitiatief. Hoe prominenter de rol van de politiek, hoe groter de invloed zal zijn van industriële lobby’s. De combinatie van zakelijke en politieke belangen moet ons wantrouwend stemmen. Ze dwingt ons een bepaalde kant op. Daardoor sluiten we oplossingen uit die we ons nu niet eens kunnen voorstellen.”

We weten niet zeker of de duizenden oplossingen van miljoenen rentmeesters effect zullen hebben.

“Nee, maar dat weet je ook niet als je het overlaat aan de mondiale managers. Ik kies voor verantwoordelijkheid en vrijheid. Die keuze betekent niets anders dan de acceptatie van onze feilbaarheid. Fouten maken is typisch menselijk, juist daarom moeten we de ruimte krijgen ze te maken, anders worden we beroofd van een deel van onze menselijkheid. Het is lekker makkelijk als allerlei instituties van alles en nog wat voor jou regelen, maar het is niet natuurlijk, omdat ze ons reduceren tot onderworpenen, slaven. Die instituties kunnen dienen als supplement, dus als aanvulling op onze eigen acties, maar niet als substituut.

“Tocqueville voorspelde dat er meer krankzinnigheid zou zijn als we worden ontslagen van de plicht om actief aan de wereld bij te dragen. En inderdaad zien we een toename van mensen met manische depressie of bipolaire stoornis. We voelen ons soms extatisch over een persoonlijk succesje, en dan weer diep neerslachtig omdat we anoniem door het leven gaan en geen zinvolle verbindingen met anderen meer hebben.”

Deze week was Joshua Mitchell te gast in Nederland, op uitnodiging van Forum voor Democratie. Tijdens de ‘Winterschool’ van Baudets partij gaf hij urenlang college aan twintigers en dertigers. “Ik houd van de sfeer in dit gezelschap”, zegt hij, “echt een forum voor vrije geesten: een ruimte voor diepgaande discussies, met mogelijkheden om twijfels en kritiek te uiten.”

Die kritiek klonk vooral toen u pleitte voor een terugkeer naar het christendom. Waarom ziet u daarin een remedie voor de schaduwkanten van het Democratische Tijdperk?

“We denken in het Westen dat we niet langer een christelijke samenleving zijn. We hebben God dood verklaard en gaan niet meer naar de kerk. Toch geloven we nog altijd in een universeel koninkrijk, waarin iedereen gelijk is en grenzen er niet langer toe doen. Dat is een oud, utopisch idee, ontdaan van zijn christelijke context. Intussen zijn we nog altijd doordrenkt van schuldgevoel. Wij voelen ons schuldig om wat er in naam van vrijheid en vooruitgang is aangericht in de wereld: slavernij, twee wereldoorlogen, ongelijkheid, milieuschade, noem maar op. Andere culturen hebben vroeger ook vreselijk dingen gedaan, maar voelen geen enkele schuld; dat gevoel hoort bij het christendom.

“Het gevolg is dat we daardoor vandaag een verwaterde, beroerde variant van het christendom hebben, eentje zonder waarden als berouw, boetedoening en verzoening. Dat zorgt voor een broeinest van opgekropte boosheid, die je niet kunt verzachten door onszelf eindeloos te schande te maken of door mondiale welvaart te blijven herverdelen.”

Moet die boosheid dan volgens u een uitlaatklep krijgen, zoals lijkt te gebeuren in de alt-right-beweging?

“Welnee, dat is gevaarlijk. Onze moderne samenlevingen blijven leven met schaamte en schuld. We kunnen doen of het niet bestaat, maar dat kan zich tegen ons keren, zoals we hebben gezien bij de rassenrellen in de Verenigde Staten. Het christendom helpt ons om die schaamte en schuld onder ogen te komen, te erkennen en ermee te leren leven, zodat we daarmee de wereld kunnen blijven vormgeven.”

Hoe doen we dat?

“Allereerst door relaties aan te gaan in het echte leven: met familie, vrienden, buren, collega’s. Facebook is hooguit een supplement, nooit een substituut voor vriendschap, zoals Amazon niet meer dan een aanvulling is op de winkel in de straat. Laten we de gemeenschap koesteren, dáár smeed je zinvolle relaties.’

Wereldburgers zijn als toeristen die altijd onderweg zijn en nergens wortelen

Sluit uw denken over gemeenschap aan op de populistische, nationalistische tendens?

“Ik ben geen nationalist, maar ik denk wel dat mensen behoefte hebben aan een thuis, waarin ze zich op menselijke schaal met elkaar kunnen verhouden: dat kan het gezin zijn, de kerk, je buurt of je land. Wordt het verband groter, dan voel je geen verwachtschap meer, dan mis je de geborgenheid. Zij die zich wereldburgers noemen, zijn als toeristen die altijd onderweg zijn en nergens wortelen. Natuurlijk moeten we problemen aanpakken, ook de grote, er is werk aan de winkel voor ieder van ons. Maar dat kunnen we niet uitbesteden, we moeten zelf aan de slag. Dat is de enige weg vooruit.” 

Joshua Mitchell (1955) is hoogleraar politieke filosofie in Washington D.C.Hij schreef onder meer ‘Tocqueville in Arabia: Dilemmas in a Democratic Age’ en ‘The Fragility of Freedom: Tocqueville on Religion, Democracy, and the American Future’. Mitchell is geboren in Egypte en opgegroeid in Koeweit en Jemen. Hij woonde en werkte vele jaren in Irak en Qatar.

Lees ook de column van Hans Goslinga: De politieke angst regeert al vijfentwintig jaar te lang