Direct naar artikelinhoud

Nepnieuws en de kunst van propaganda

Nepnieuws en de kunst van propaganda
Beeld Idris van Heffen

 We kunnen wel bang zijn voor het 'nepnieuws' uit Rusland, maar dat baseert zich op de gevaarlijke propagandatechnieken uit  ons eigen Westen.

Een groot aantal westerse landen, waaronder Nederland, maakt zich grote zorgen over Russische propaganda. Minister van binnenlandse zaken Kajsa Ollongren wil onder meer met sociale media- en technologiebedrijven als Google, Twitter en Facebook om de tafel om 'buitenlandse beïnvloeding' tegen te gaan. Volgens veel westerse landen manipuleerde Rusland de publieke opinie bij verschillende verkiezingen en referenda, zoals de Amerikaanse presidentsverkiezing, het brexitreferendum en dat over Catalaanse onafhankelijkheid, en ook in Nederland, zoals bij de MH17-kwestie. CDA-voorman Buma spreekt van een 'levensgevaarlijke situatie'.

Sommige partijen, waaronder CDA en D66, pleiten voor een overheidscampagne om burgers te waarschuwen voor deze nieuwe 'dreiging'. De burgers moeten 'weerbaar' gemaakt worden door ze te vertellen hoe ze propaganda kunnen herkennen. 'Trap er niet in', moet de campagne gaan heten. Maar wat is propaganda? En hoe bestrijd je deze 'nieuwe dreiging'?

Propaganda is zo oud als de verspreiding van ideeën

Godin

De term propaganda is ontstaan in de zeventiende eeuw, toen de katholieke kerk onder leiding van paus Gregorius XV zich bedreigd voelde door het succes van de protestanten, met name in 'de nieuwe wereld'. De katholieke kerk trainde missionarissen om het geloof te verspreiden onder de nieuwe christenen. Maar het fenomeen propaganda begon niet met het gebruik van de term. Het is zo oud als de verspreiding van ideeën.

De Grieken en Romeinen hadden er zelfs een godin voor: Fama. Zij bestookte de mensheid met 'gefluisterd nieuws, dat dan weer snel wordt doorgegeven met een groeiend aantal verzinsels; elke nieuwe bron breidt de geruchten uit', aldus de klassieke dichter Ovidius. Volgens zijn collega Vergilius was de macht van Fama zo groot dat zij hele steden in paniek kon brengen, of ze daarbij 'nu kwade leugens aangrijpt ofwel waarheid zaait'.

Edward Bernays

Wie het over moderne propaganda heeft, kan niet om de beroepspropagandist Edward Bernays (1891-1995) heen. Hij werd geboren in Oostenrijk, maar vertrok op jonge leeftijd naar Amerika. Als neefje van Freud - het heeft zeker bijgedragen aan zijn faam dat hij dit trots in ieder interview vertelde - wilde hij zich toeleggen op de psyche, en dan vooral die van de massa. Hij werd niet alleen beïnvloed door zijn oom, maar ook door de Franse socioloog Gustave Le Bon (1841-1931), bekend van zijn boek 'De menigte' over kuddegedrag, en de Amerikaanse journalist Walter Lippmann (1889-1974), die schreef over de werking van de publieke opinie.

'Make the world safe for democracy' moest steun opleveren voor de Eerste Wereldoorlog

Bernays begon zijn loopbaan in de Eerste Wereldoorlog bij de propaganda-afdeling van het Amerikaanse leger. Hij had als taak het Amerikaanse volk gereed te maken voor de oorlog, die voor veel burgers te ver weg was om zich er zorgen over te maken. Om steun voor de oorlog te vergaren onder de gewone burger, die zo trots was op het Amerikaanse electorale systeem, bedacht hij onder meer de slogan 'Make the world safe for democracy'.

In de jaren twintig ging Bernays als pr-man verder in het bedrijfsleven. Hij werd onder meer ingehuurd door de American Tabacco Company om meer vrouwen aan het roken te krijgen, iets wat tot dan toe vooral geassocieerd werd met prostituees en onzedelijkheid. Bernays verzon een list: hij betaalde vrouwenactivisten in New York om sigaretten te roken. Sigaretten werden daardoor niet meer geassocieerd met prostituees, maar met vrouwenemancipatie. Sigaretten werden voortaan 'vrijheidsfakkels'.

Bernays was ook betrokken bij CIA-operaties in Latijns-Amerika. Hij hielp de Amerikaanse regering en de United Fruit Company bij de omverwerping van de democratisch gekozen Guatemalteekse president Jacobo Árbenz in 1954, omdat hij als 'communist' de Amerikaanse fruitbedrijven zou hebben willen nationaliseren.

Propaganda is alleen effectief als de propagandist een goede reputatie geniet en níet liegt

Bernays schreef een aantal invloedrijke boeken, waaronder 'Propaganda' en 'Crystallizing Public Opinion', in wezen twee handboeken over hoe je het volk kunt manipuleren. Hoe cynisch Bernays ook was, hij was in ieder geval goudeerlijk over zijn vak. Bovendien vond hij liegen of het verspreiden van leugens een slechte zaak. Niet zozeer omdat hij dat moreel verwerpelijk vond, maar omdat liegen schadelijk is voor de propagandist. Want propaganda is alleen effectief als de propagandist een goede reputatie geniet en niet als zodanig bekendstaat. Feiten achterhouden en aandikken mag, maar liegen druist in tegen de belangen van de propagandist.

Bernays vond het overigens onterecht dat er aan propaganda een negatief imago kleefde. "Het enige verschil tussen propaganda en informatievoorziening is het oogpunt", zei hij. Wat wij zelf geloven noemen we doorgaans informatie of feiten, wat wij niet geloven propaganda. Bernays zag echter geen onderscheid. Er was dan op zich weinig mis met propaganda. Het is een neutraal instrument, en of iets propaganda is of niet, heeft weinig te maken met de aard van de zaak of de boodschapper.

Bernays zag ook grote voordelen in propaganda. Zo biedt het fenomeen voor de mens de mogelijkheid om 'de censuur van de groepsgeest en het kuddegedrag' te doorbreken, doordat nieuwe ideeën in een maatschappij worden geïnjecteerd. Vandaar dat de gevestigde orde altijd grip probeert te krijgen op de informatievoorziening en de ideeën van rivalen afschilderen als propaganda of deze proberen te censureren. Censuur is volgens Bernays daarom de grootste vijand van propaganda. Zoals een monopolie de vrije markt verstoort, zo ondermijnt het verbieden van propaganda het vrije verkeer van ideeën.

Een politicus met een mening maakt geen indruk, een wetenschapper wél

Spreekbuizen

De propagandist is bezig manieren te bedenken om zijn ideeën te verspreiden. Hij kan dit niet altijd direct; liever verspreidt hij zijn boodschap via tussenpersonen of 'spreekbuizen', want het maakt een verschil wie wat zegt. Als een conservatieve politicus zegt zich druk te maken om de schadelijke gevolgen van alcohol, dan zal dat weinig indruk maken. Als een wetenschapper het zegt, maakt dat meer indruk. De politicus-propagandist zal op zoek moeten naar een 'onafhankelijke partij' die zijn zorgen deelt en deze naar buiten brengt. Journalisten zijn de beste prooi, aldus Bernays, omdat zij een een betrouwbare reputatie genieten bij het publiek. Zo zag hij de krant als het belangrijkste medium 'voor de verspreiding van meningen en ideeën - met andere woorden, voor propaganda'.

Zo voorzag Bernays in de jaren vijftig journalisten van opgeklopte en selectieve informatie over de plannen van de Guatemalteekse president Árbenz om de fruitindustrie te nationaliseren, een daad die het publiek associeerde met communisme, en dus de Sovjet-Unie. Bernays financierde reizen voor journalisten van gerespecteerde kranten en magazines om het Latijns-Amerikaanse land te bezoeken. De journalisten kregen alleen Guatemalteken te spreken die tegen de regering waren, en die van tevoren door Bernays geselecteerd waren. De campagne had succes.

The New York Times noemde Guatemala in een redactioneel commentaar in 1954 'een plek met een communistische infectie', en in die krant, maar ook in The Chicago Tribune en Newsweek verschenen louter negatieve berichten over Árbenz. Het Amerikaanse publiek was zich bewust geworden van het 'rode gevaar' in de achtertuin van Amerika.

Benader een journalist alleen bij een gemeenschappelijk belang: met 'nieuws'

Bernays wees later op 'het gevaar' dat journalisten zich niet zomaar meer voor het karretje lieten spannen van een propagandist. De belangen van de twee partijen lopen vaak uiteen: de propagandist wil de journalist gebruiken voor zijn zaak, de journalist is juist op zoek naar nieuws en objectiviteit.

Bernays adviseerde collega- en aspirantpropagandisten daarom journalisten alleen te benaderen als er sprake was van een gemeenschappelijk belang: wanneer de propagandist informatie heeft die voor een journalist een primeur kan betekenen, en de journalist ervoor kan zorgen dat de informatie op de juiste manier bij het publiek terechtkomt. De propagandist mag echter niet meer rommelen met de informatie, vond Bernays. Want als de journalist aan geloofwaardigheid inboet, dan verliest de boodschap van de propagandist ook aan kracht. In die zin is de propagandist gebaat bij objectieve media, of beter gezegd, bij de schijn van objectieve media.

Eigen handelen

Het grote gevaar voor het Westen is dan ook niet zozeer Russische propaganda, maar zijn eigen handelen. In de aanloop naar de oorlog in Irak manipuleerde de Amerikaanse regering de bewijzen van Saddams massavernietigingswapens, en begon daarnaast een groot propaganda-offensief in de media. 'Anonieme inlichtingenbronnen' en 'onafhankelijke experts' werden veelvuldig opgevoerd, ook in kwaliteitskranten. Verhalen over Saddams gruwelmisdaden werden opnieuw uitgelicht, net als zijn sluwe en bedrieglijke karakter. New York Times-journalist Judith Miller voerde 'anonieme inlichtingenfunctionarissen' op die haar vertelden over de onderschepping van metalen buizen die dienden voor de vervaardiging van atoombommen door Saddam. Later bleek het hele verhaal op leugens te zijn gebaseerd.

Zelfs The New York Times liet zich gebruiken voor de manipulatiecampagne van de overheid

Door dit debacle kreeg The New York Times er van haar ombudsman in 2004 flink van langs. Hij noemde de verslaggeving over Irak 'belabberde journalistiek', omdat de krant zich had laten gebruiken voor de 'manipulatiecampagne' van 'vermomde overheidsbronnen'.

Ondanks deze blunders hebben de westerse media nog een grote voorsprong op de Russische als het gaat om betrouwbaarheid. Omdat relatief weinig mensen in het Westen Russische nieuwsbronnen vertrouwen, is Russische regeringspropaganda amper effectief, zolang de laatste wordt verspreid via eigen media. Sterker, hoe meer nepnieuws de Russische propagandamachine verspreidt, des te meer het land zichzelf ondermijnt.

Rusland resteert nog een alternatief: het ondermijnen van het vertrouwen onder westerlingen in hun eigen media. Als het publiek de media wantrouwt, dan hebben westerse propagandisten geen medium om hun boodschap effectief te verspreiden.

Een propagandist moet de gevestigde orde in diskrediet brengen of een nieuwe scheppen

Op Twitter worden westerse journalisten veelvuldig geconfronteerd met fouten in hun verslaggeving, soms door pro-Kremlin-activisten maar ook de Russische ambassade in Groot-Brittannië is hierin actief. Dat gaat vaak op sarcastische wijze, wat bijdraagt aan de verspreiding van een rectificatie. Foutieve berichten worden uitvergroot, vooral die van gerespecteerde media.

De Russen lijken dan ook Bernays' voorschrift nauwkeurig op te volgen: de propagandist 'moet ofwel de gevestigde orde in diskrediet brengen of hij moet een nieuwe orde scheppen'. Het laatste is moeilijk, maar tegen het eerste zal geen bewustwordingscampagne helpen.

Het grote gevaar voor het Westen is niet zozeer Russische propaganda, maar zijn eigen handelen

Lees ook: Nepnieuws: de term heeft iets onschuldigs, maar levert geen neppe gevaren op