De Salvadoraanse Ana Guadalupe Martínez (54) haalt een mapje krantenartikelen te voorschijn. De knipsels zijn vergeeld, de hoeken opgekruld. Een groot boulevardblad uit haar land deed op 16 juni 2015 op pagina’s 1, 2 en 3 verslag van de moord op haar zus. Cecilia Martínez verkocht op de centrale markt van hoofdstad San Salvador parafernalia voor de Afro-Cubaanse Santería-religie: kaarsjes, wierook en tarotkaarten. ‘Ze had die dag nog maar net haar kraampje geopend of twee jonge gastjes, kinderen bijna, schoten haar dood’, zegt Martínez met haar hese stem. Bij hun arrestatie bleken de jongens vijftien en zestien jaar oud te zijn.

‘Ik stond achter mijn fruitkraampje, ik zag het allemaal gebeuren’, vertelt Ana Guadalupe. ‘Had ik één kik gegeven, dan was ik er ook geweest.’ Cecilia’s handeltje was de inzet geworden van een territoriumstrijd tussen de twee gewelddadige bendes die grote delen van Centraal-Amerika in hun greep houden: Mara Salvatrucha (MS-13) en Barrio 18, beide vernoemd naar de wijken van Los Angeles waarin ze in de jaren tachtig ontstonden. De bendeleden werden na verloop van tijd opgepakt en naar hun thuisland teruggestuurd, waarmee de Verenigde Staten onbedoeld de bendeterreur naar Centraal-Amerika exporteerden.

In San Salvador werden op de dag van Cecilia’s dood nog vier andere mensen vermoord. In augustus zou het moordcijfer opklimmen naar zo’n veertig per dag. De knipsels van Ana Guadalupe documenteren het dagelijkse geweld in de stad: executies, ontvoeringen, afpersing en corruptie.

In 2015 werden er in El Salvador, een land met amper 6,3 miljoen inwoners, 6657 mensen vermoord. Daarmee is de Midden-Amerikaanse republiek volgens de Verenigde Naties het gevaarlijkste land ter wereld, afgezien van echte oorlogsgebieden. Ook Guatemala en Honduras worden geteisterd door het geweld van elkaar beconcurrerende bendes.

Kansarme jonge tieners worden met beloften van geld, aanzien en meisjes in de rangen van de bendes gerekruteerd. Wie weigert, wordt vermoord. Volgens Amnesty International voedt het escalerende geweld de meest onzichtbare vluchtelingencrisis ter wereld. ‘De bendes zijn overal. Ze controleren werkelijk alles’, bezweert Martínez. ‘Zelfs voor een scheve blik kun je koudweg afgemaakt worden.’

Ana Guadalupe Martínez heeft nu tijdelijk haar toevlucht gezocht in de Zuid-Mexicaanse grensstad Tapachula. De stad in de deelstaat Chiapas is sinds jaar en dag een belangrijke etappe op de route van Centraal-Amerikaanse migranten. Ze wacht op een humanitair visum van de Mexicaanse migratie-autoriteit om ongestoord door te kunnen reizen naar de noordgrens van Mexico, waarna ze asiel wil aanvragen in de Verenigde Staten. Twee van haar vijf kinderen wonen al tien jaar in Atlanta.

Ze woont nu in een goedkoop flatje met haar schoondochter Marilyn (17) en kleinzoon Emir Aristides (11), die vlak naast zijn groottante stond toen ze neergeschoten werd. ‘Hij heeft een tijdje niet kunnen slapen en moest in behandeling’, vertelt Martínez. Hij is al een jaar niet naar school geweest, maar wil nu graag Engels leren.

De zwoele avondlucht komt door de open ramen van Martínez’ appartement naar binnen. Op de overloop staan de buren, twee jonge moeders die het bendegeweld in de stad San Miguel in El Salvador zijn ontvlucht. Hun kleine kinderen huppelen op en neer, de stemming is onbezorgd. ‘Hier hoeven we bij zonsondergang niet het licht uit te doen’, zegt Cecibel Díaz (22) met haar kinderen Antonio (8) en Abigail (2) om haar benen. ‘Als ze iemand in je straat doodschieten, kun je maar beter niets gezien hebben. De bendes schilderen die boodschap zelfs op de muren: horen, zien, zwijgen’, valt zus Virginia (20) haar bij.

Later op de avond trekken de Salvadoranen naar een evangelisch kerkje om de hoek. Een prediker uit Honduras gaat in zijn broeierige huiskamer voor in wat al gauw een intense seance wordt. Een vijftiental gelovigen, kinderen inbegrepen, verliest zich in ritmisch gezang en bezwerende smeekbeden. Ze schuifelen en schokschouderen heen en weer, alsof ze het geweld van zich willen afschudden.

‘Als ze iemand in je straat doodschieten, kun je maar beter niets gezien hebben. Horen, zien, zwijgen’

Hotel Madrid was ooit een van de fraaiste etablissementen van Tapachula. De afgebladderde muurschilderingen vertellen echter het verhaal van lang vergane glorie. Daryl (18) bestiert de zaken voor een afwezige eigenaar zo goed en kwaad als hij kan, in het hotel waar water uit de put komt en de elektriciteit het al jaren niet heeft gedaan.

Sinds kort heeft het hotel een geheel nieuwe clientèle: drommen Haïtiaanse migranten. Na de verwoestende aardbeving van 2010 werden tienduizenden ontheemde Haïtianen met open armen ontvangen door Brazilië. Het WK voetbal van 2014 en de Olympische Spelen van 2016 lagen in het verschiet: de goedkope arbeidskracht was goed bruikbaar. Nu zijn veel van de migranten onderweg naar Florida of New York, waar al een aanzienlijke Haïtiaanse gemeenschap is ontstaan. Ze moeten tienduizend kilometer afleggen door acht landen, te voet, per boot, bus en taxi: van Brazilië door Peru, Ecuador en Colombia, door Panama, Costa Rica, Nicaragua, Honduras en Guatemala. Slechts weinigen weten dat de kans groot is dat de VS hen uiteindelijk weer naar hun thuisland deporteren.

Ook Pakistani, Bangladeshi en Eritreeërs vallen op in het straatbeeld van Tapachula. Volgens de International Organization for Migration (iom) proberen ze naar de Verenigde Staten te komen nu het door de EU-Turkije-deal moeilijk is geworden om Europa te bereiken.

De Centraal-Amerikaanse migranten proberen zoveel mogelijk onzichtbaar te zijn tussen de lokale bevolking, want in tegenstelling tot de Haïtianen kunnen zij door Mexico naar hun thuisland gedeporteerd worden. Jonge meisjes uit Honduras en El Salvador dansen in schimmige cantinas tot ’s ochtends vroeg voor een publiek van begerige ogen. Guatemalteken plukken koffie- en cacaobonen op plantages in het omringende hoogland. Ook in Tapachula floreert de uitbuitingseconomie.

In Hotel Madrid is Rafael Funes (28) een opvallende gast. Met zijn baseballpet, sneeuwwitte sportschoenen en diamantjes in beide oren is hij een en al branie. Hij zwerft al vier jaar op de migratieroute, tussen Honduras en het zuidwesten van de VS, en is door de Mexicaanse en Amerikaanse migratie-autoriteiten al vijftien keer teruggestuurd naar Honduras.

Twee maanden geleden is hij door de Amerikaanse grenswacht Customs and Border Protection (cbp) opgepakt in de woestijn tussen de Amerikaanse en Mexicaanse grensstaten Arizona en Sonora. Hij had een flinke lading marihuana op de rug toen hij samen met andere migranten de grens wilde oversteken. Vrijdagochtend is hij per vliegtuig met tweehonderd anderen met handboeien om gedeporteerd naar de stad San Pedro Sula, waar inmiddels meerdere van zulke vluchten per week aankomen.

Voor veel Midden-Amerikaanse migranten is het de enige optie: als burrero, drugsmuilezel in dienst van het Sinaloakartel, via Sonora naar de VS. Alleen migranten met geld kunnen voor zo’n vierduizend dollar per persoon een beroep doen op een mensensmokkelaar, of coyote. ‘Voor de anderen zit er niets anders op dan de rugzak’, weet Funes. ‘Daar dromen we allemaal van: de rugzak.’ Die mochila is een groot pak van zo’n 25 kilo samengeperste marihuana, gedragen door zelfgemaakte rugriemen. Na een trektocht van vier à vijf dagen door de Sonorawoestijn belandt de contrabande op de Amerikaanse markt. Een groep burreros wordt voortdurend nauwgezet gevolgd door een groep verkenners. Wie het haalt, krijgt vijfhonderd dollar.

Twee weken later zien we Funes terug in de stad Puebla, dicht bij Mexico-Stad. Hij heeft donkere kringen onder zijn ogen en is nagenoeg platzak. Hij slaapt in busstations. Nog steeds weet hij niet zeker wat zijn eindbestemming is: Los Angeles, waar zijn broer al meer dan tien jaar woont zonder papieren, of New York, bij zijn zesjarige dochtertje en haar moeder.

Sinds twee jaar is de reis door Mexico bezaaid met vele obstakels. President Obama voerde in 2014 de druk op de Mexicaanse regering flink op toen maar liefst 68.541 onbegeleide minderjarigen uit Centraal-Amerika zich aan de zuidgrens van de VS meldden. Door het Mexicaanse ‘Plan Frontera Sur’ is het aantal checkpoints, patrouilles en razzia’s van migratie-autoriteit Instituto Nacional de Migración (inm) flink toegenomen. Dit enorme sleepnet is in wezen de eerste verdedigingslinie van de VS. De inm, ‘la migra’ in de volksmond, is vandaag de dag de schrik van elke migrant. Tussen oktober 2014 en september 2015 deporteerde Mexico zo’n 166.000 Centraal-Amerikanen, waarvan 30.000 kinderen en tieners. In dezelfde periode deporteerden de VS er 75.000. Door zijn ervaring weet Funes door de mazen van het net te glippen. Hij is op weg naar Caborca in Sonora, de uitvalsbasis van de burreros en de marihuanasmokkel van het Mexicaanse Sinaloakartel.

‘Land van de open graven’ heet de uitgestrekte Sonorawoestijn tussen Mexico en de VS, want elke maand laten vele tientallen migranten er het leven in de verzengende hitte. Caborca is een stoffige stad met tachtigduizend inwoners langs de snelweg naar Tijuana. De heuvels rond de stad laten geen zuchtje wind door. ‘Niemand kan hier nu weg’, zegt Alejandro Benitez (24). ‘Het is te heet om de woestijn in te trekken.’ De Hondurees heeft er een maand over gedaan om door Mexico te trekken en is nu samen met een paar honderd leeftijdgenoten vastgelopen in het niemandsland van Noord-Sonora. Hij slaapt in een bescheiden migrantenherberg die drie maanden geleden de poorten opende. Veel andere jongens wachten in de heuvels af tot het afkoelt en het ‘seizoen’ van de burreros op gang komt.

Benitez had nooit gedacht dat hij in Caborca zou belanden. Voor hij in juli ijlings uit Honduras vertrok, huwde hij zijn vriendin Olga. De naam van zijn pasgeboren zoontje Jeyden staat op zijn rechterbiceps getatoeëerd. ‘Ik had het goed in de hoofdstad Tegucigalpa, ik verdiende goed geld met mijn eigen motortaxi.’ Alles veranderde toen de mara dicteerde dat elke chauffeur voortaan een maandelijkse belasting van vijftigduizend lempiras moest betalen (tweeduizend euro). Toen de chauffeurs weigerden, werd een van de taxistas vermoord. ‘Hij was een erg goede vriend van me’, zegt Benitez, wijzend op een foto van hem en zijn collega, met zoontje Jeyden tussen hen in. ‘Zijn lichaam was in een greppel gedumpt, gewikkeld in plastic, zonder kogelgaten: hij was doodgefolterd.’ Benitez kreeg de tip dat hij de volgende op de lijst was. ‘Mijn echtgenote en ik besloten dat ik naar de VS moest om asiel aan te vragen.’

‘Zijn lichaam was in een greppel gedumpt, gewikkeld in plastic, zonder kogelgaten: hij was doodgefolterd’

Naar de politie gaan was voor Benitez geen optie. In heel Centraal-Amerika is de rechtsstaat nagenoeg volledig afgebrokkeld en het vertrouwen in de veiligheidsdiensten is nihil. Zij die aangifte doen worden vaak zelf uitgeleverd aan de bendes. De migranten in Caborca zijn op hun route bijna allemaal afgeperst door lokale, federale of staatspolitie. Het is een publiek geheim dat de Mexicaanse politie samenwerkt met misdaadbendes en hun zelfs migranten levert voor losgeld van hun families in de VS of Centraal-Amerika.

‘Er rest me weinig anders dan de rugzak’, zegt Benitez. ‘Mijn oom in Los Angeles zou zijn auto verkopen om een coyote te betalen, maar ik heb er niets meer van gehoord. Ik twijfel: sommige jongens bezwijken in de woestijn. Weet je, ik had een goed leven: ik verdiende goed en kwam niets te kort. Ik jaag geen Amerikaanse droom na. Veel jongens hier dromen van geld en een leuke auto, daar in de VS. Ik? Ik had geen keuze.’

Uit interviews met migranten komt een coherent beeld van de marihuanasmokkel naar voren: een ronselaar rekruteert op straat vijf à acht jongens. Voor hun vertrek gaan ze naar een safehouse waar ze goed te eten krijgen. Ze ontvangen ook nieuwe, stevige sportschoenen en een camouflagetenue. Men slaat proviand in: zout tegen dehydratatie, sportdrank in poedervorm, blikjes tonijn, koekjes, chocolade en soms cafeïnepillen. Veel water: zestien liter in zwartgeverfde flessen, zodat de weerspiegeling van het zonlicht niet de aandacht trekt van een patrouille Amerikaanse grenswachten. Samen met een tweetal kartelgidsen worden ze tot vlak aan de grens gebracht. Verkenners houden de groep vanuit de heuvels in de gaten en waarschuwen de gids met een walkie-talkie als de grenswacht eraan komt. De groep marcheert in de vroege ochtend en de late middag, wanneer de hitte draaglijk is. Langs een verlaten woestijnweg komt uiteindelijk een busje de smokkelwaar ophalen. Even later brengt datzelfde busje de migranten naar Phoenix, en krijgen ze vijfhonderd dollar in de hand.

In de Mexicaanse staat Tamaulipas, op de migratieroute tegenover Texas, en langs grote delen van de Caribische kust, worden bijna dagelijks migranten ontvoerd door de Zetas, een uiterst gewelddadige bende ex-militairen die er een deel van de drugssmokkel controleert. In Caborca kent iedereen de verhalen: de 72 migranten die enkele jaren terug door de Zetas met een kogel in de nek geëxecuteerd werden, de barbaarse folterpraktijken en onthoofdingen. Tamaulipas voert momenteel het macabere lijstje aan van gevaarlijkste plekken in Mexico.

Ook in de westelijke staat Baja California, tegenover het Amerikaanse Californië, is het moeilijk om de grens over te steken: grote delen van de grens zijn er afgeschermd door een metershoog hek. Veel migranten zien Caborca als de enige reële optie. ‘Hier worden we met rust gelaten’, vertelt Benitez, ‘omdat iedereen weet dat we voor het kartel gaan werken.’

Het dagelijks potje voetbal, onbezorgd slenteren door de straten en rondhangen op het prieeltje van het stadspark: dat is ondenkbaar in Caborca, waar migranten constant op hun hoede zijn voor gevaar. De gevreesde migra is ook al nergens te bespeuren. Geen gewelddadige schietpartijen en afrekeningen op klaarlichte dag. Geen vuiltje aan de lucht, lijkt het. De vrede wordt bewaard door het Sinaloakartel, ‘la mafia’ in de volksmond.

‘Toch zit je hier wel degelijk in het hol van de leeuw’, waarschuwt Irineo Mujica, een Mexicaanse Amerikaan die er drie maanden geleden de eerste migrantenherberg opende. ‘En die leeuw kan plots uithalen.’ Hij verwijst naar de ontdekking enkele maanden terug in het nabijgelegen Sonoyta van een gemeenschappelijk graf met migranten. ‘Niemand weet waarom ze dood moesten. Er is ook geen onderzoek geopend, dat spreekt voor zich.’

Niemand steekt de grens over zonder dat het Sinaloakartel er weet van heeft, weet ook John Lawson, een agent bij de cbp-afdeling die over deze grensstrook gaat. In Sonora is migratie helemaal vergroeid met transnationale drugssmokkel. Ook de weinige migranten die met een coyote de grens over gaan, betalen een fikse belasting aan het kartel.

De voormalige leider van het Sinaloakartel Joaquín ‘El Chapo’ Guzmán Loera zit sinds begin 2016 in een streng bewaakte cel in Ciudad Juárez, nadat hij een jaar eerder op spectaculaire wijze was ontsnapt. Hij wordt mogelijk aan de VS uitgeleverd. Toch is het kartel sterker dan ooit door de groeiende vraag naar heroïne in de VS, waar een jarenlang wanbeleid wat betreft legale opioïde pijnstillers een nieuwe verslavingsepidemie heeft voortgebracht.

Volgens de Amerikaanse Drug Enforcement Administration (dea) zijn de grootste distributeurs van heroïne in de VS de Mexicaanse drugskartels, Sinaloa voorop, die er jaarlijks 19 tot 29 miljard dollar omzetten. De wapens voor onderlinge oorlogen worden dan weer grotendeels vanuit de VS aangeleverd. Ook hebben de Mexicaanse kartels de cocaïnedistributie helemaal overgenomen van de Colombiaanse kartels – de Pablo Escobars van weleer. Sinaloa is vandaag de grootste distributeur van illegale drugs ter wereld, met vertakkingen tot in Europa en zelfs West-Afrika en Australië.

Christian Reyes (20) dealde op elfjarige leeftijd al cocaïne voor een lokale mara in Tegucigalpa. Op zijn zestiende stak hij voor het eerst met de rugzak de grens over. Na een omzwerving via Miami belandde hij uiteindelijk in Denver, Colorado. Daar rolde hij als vanzelf weer in het dealen.

‘Veel Hondurezen verkopen drugs in de VS omdat ze niet anders kennen. Ze zijn er goed in’, zegt Reyes op een namiddag in het centrum van Caborca. Hij kent amper een woord Engels: alleen enkele woorden in de taal van vraag en aanbod. In Denver verkocht hij op een dag aan de verkeerde klant: een undercover politierechercheur. Hij werd naar Honduras gedeporteerd. Binnenkort hoopt hij weer aan de andere kant van de grens zijn geluk te beproeven. ‘Ik hou er helemáál niet van’, zegt hij. ‘Maar door te dealen kan ik op één dag soms twee- à drieduizend dollar binnenhalen. Dat is meer dan een jaarloon in Honduras. Binnen twee jaar wil ik genoeg gespaard hebben om goed te kunnen leven in Honduras.’ Zijn versie van de Amerikaanse droom: poen pakken en wegwezen.

De Hondurezen in Caborca zijn arm: een advocaat of dokter kom je hier niet tegen, die hoeven geen duizenden kilometers af te leggen om hun families te kunnen onderhouden. Het zijn ook geen dealers – Reyes is niet representatief. Velen willen graag in de bouw aan de slag, een sector die in grote delen van de VS grotendeels bevolkt wordt door latino’s. Anderen werken in enorme vleesverwerkingsbedrijven of in de keukens van fastfoodrestaurants. Een 36-jarige vader vertelt in Honduras amper genoeg te verdienen om zijn twee kinderen iets anders dan een klein kommetje rijst en bonen te kunnen voeden. Hij werkt steeds twee jaar in de VS en gaat dan weer een tijdje terug naar Honduras. Straks maakt hij voor de vierde keer de oversteek, altijd met dezelfde lokale coyote. Het is wellicht de laatste keer: hij is moe en heeft bijna genoeg geld verdiend om in Honduras een huisje te bouwen en de toekomst van zijn kinderen te verzekeren.

‘Ik hoorde altijd van die en die neef die het in Gringolandia gemaakt had. En ik dacht: zou het daar toch niet beter zijn?’

De Sonoraroute eindigt in Phoenix. De hoofdstad van Arizona is een betonnen jungle aan de rand van de woestijn. Midden in de eindeloze herhaling van ketenrestaurants en megasupermarkten leveren verslaafden zich over aan de methamfetamine of crack.

De meeste nieuwkomers uit Centraal-Amerika zullen hier net zo lang werken tot ze genoeg geld hebben om zich elders te vestigen. Want Arizona heeft de reputatie erg steng op te treden tegen illegale immigratie. Een kleine minderheid zal zich aansluiten bij de aanzienlijke Mexicaanse gemeenschap in Phoenix. Er wacht hun sowieso een leven in de illegaliteit: vandaag de dag hebben illegale immigranten amper nog kans om een verblijfsvergunning te verkrijgen, laat staan staatsburgerschap.

Toch komen steeds meer illegalen in hun strijd voor betere levensomstandigheden uit de anonimiteit. Zo voert Maricruz Ramirez (50) in Phoenix campagne tegen sheriff Joe Arpaio van Maricopa County (groot-Phoenix). De zelfverklaarde ‘hardste sheriff van Amerika’ staat al aan het hoofd van de lokale politie sinds 1994. Arpaio, 84, gaat prat op een harde aanpak van criminaliteit, met inbegrip van illegale immigratie. De man werd door Donald Trump op handen gedragen toen hij in 2012 een detachement hulpsheriffs naar Hawaï uitstuurde om te onderzoeken of Obama wel daar geboren was, en niet in Kenia. Op 8 november kan hij verkozen worden voor een zevende ambtstermijn.

Onder leiding van sheriff Arpaio vinden regelmatig razzia’s plaats op plekken waar veel latino’s werken en in latinowijken moeten autobestuurders hun papieren vaak laten zien. In 2010 werd zijn macht aanzienlijk uitgebreid door SB1070, toen een van de strengste immigratiewetten van de VS. Sindsdien is een aantal onderdelen van de wet teruggedraaid, maar immigrantenfamilies in Phoenix krijgen nog steeds de schrik om het hart wanneer een moeder of vader zonder papieren niet thuiskomt van het werk: ze zouden opgepakt kunnen zijn. In oktober kondigde het Openbaar Ministerie aan dat het de sheriff zou vervolgen voor het negeren van een rechtbankbevel uit 2011, dat zijn beleid van racial profiling onwettig verklaarde. Als hij veroordeeld wordt, wacht hem mogelijk zes maanden cel.

‘Door Arpaio is de Amerikaanse droom op zeker ogenblik omgeslagen in een nachtmerrie’, zegt Ramirez. Vijftien jaar geleden reisde ze met haar drie jonge kinderen naar de VS met een toeristenvisum. Ze zouden tijdens een kort reisje Disneyland bezoeken. Jaren later zijn haar dochters Rocío (22) en Alina (24) zogenaamde Dreamers: als ze afstuderen van de universiteit zouden ze onder de ‘Dream Act’ uiteindelijk in aanmerking komen voor staatsburgerschap. Ramirez zelf en haar zoon hebben geen papieren. Trump heeft beloofd dat hij de naar schatting elf miljoenen illegale immigranten zal deporteren. Daarom zijn de verkiezingen voor Ramirez en tal van anderen in Phoenix van levensbelang.

In Phoenix vertegenwoordigen latino’s veertig procent van de bevolking. In 2010 beseften latino-activisten dat ze het politieke potentieel en engagement van hun gemeenschap moesten inschakelen als ze de leefomstandigheden wilden verbeteren. Veertien actiegroepen vormden samen One Arizona, een coalitie die vandaag een recordaantal kiezers inschrijft. Omdat Amerika geen stemplicht heeft, is het een belangrijke strategie van politieke partijen: onbenut kiezerspotentieel activeren. Volgens de peilingen zou Arizona voor het eerst in twintig jaar in meerderheid Democratisch kunnen stemmen.

Een van de veertien dochterorganisaties van One Arizona is Bazta Arpaio, (‘Bazta’ als samentrekking van het Spaanse ‘genoeg’ en Arizona). Na jaren werken als poetsvrouw ging Ramirez voltijds bij de actiegroep aan de slag toen haar dochters in 2012 werden opgepakt bij een protestactie. Vandaag trekt ze naar arme wijken in Phoenix om kiezers ervan te overtuigen Arpaio weg te stemmen. Met succes: het lijkt erop dat Bazta Arpaio voldoende kiezers zal inschrijven om de marge van vijftigduizend stemmen te overtreffen waarmee de sheriff won in 2012.

‘Ik had me de VS altijd voorgesteld als een sprookje’, zegt Ramirez tijdens een gesprek begin oktober. Ze heeft die week kersverse vrijwilligers gerekruteerd: een Mexicaans-Amerikaans gezin met twee tienerjongens gaat mee op pad om kiezers te ronselen. ‘Je had hier het geld maar voor het rapen, dacht ik, villa’s voor iedereen. Het is gek: ik had het goed in Mexico. Een eigen schoonheidssalon met werknemers. Huispersoneel en een eigen auto. Maar ik hoorde altijd maar van die en die neef of broer die het in Gringolandia gemaakt had. En ik begon te denken: zou het daar toch niet beter zijn?’

Ramirez verwoordt de ambivalentie van veel Mexicanen in de VS. Ze balanceren vaak op de armoedegrens en de hoop op voorspoed begint langzaam maar zeker te vervliegen. Immigranten zonder papieren zitten ook nog eens opgesloten in de VS: willen ze op bezoek naar Mexico, dan kunnen ze niet makkelijk terug naar de VS. Voor hen is de VS een gouden kooi.

‘Toen ik in Phoenix uit het vliegtuig stapte en voor het eerst Amerika zag, leek het niet zo gek veel anders dan Mexico’, herinnert Ramirez zich. ‘Dat was een koude douche. Ook had ik nooit gedacht dat ik wc’s zou schrobben, en toch heb ik het jaren gedaan, bij gebrek aan beter. Daarom engageer ik me: om voor mijn kinderen een betere toekomst te verzekeren. Het is welletjes geweest. We willen niet meer leven in angst. Genoeg daarmee, basta.’

De migratieroute kent duizend-en-één verhalen. De Centraal-Amerikanen die vanuit de VS of hun thuisland tienduizend dollar aan een mensensmokkelaar betalen om hun kinderen naar het veilige Amerika te sturen. De straatarme Guatemalteekse indianen die met een wandelstok in de hand de grens met Mexico over sukkelen, maar keer op keer gedeporteerd worden. De Mexicaanse peuter die met zijn moeder zonder papieren naar de VS trok, na een aantal verkeerde keuzes in zijn tienerjaren tien jaar in de gevangenis belandde, en daarna werd gedeporteerd naar een land dat hij niet kende.

Het geweld dat haast in elk verhaal een constante is, hangt samen met de verregaande verbrokkeling van de rechtsstaat in Mexico en Centraal-Amerika, veroorzaakt door de gigantische geldmachine van de drugshandel. Tijdens het schrijven van dit artikel werd in Mexico een belangrijke onderzoeksrechter vermoord die een aantal karteldossiers in behandeling had. Drie weken daarvoor werd een militair konvooi in Sinaloa in een hinderlaag gelokt en werden zes soldaten afgemaakt. Ook passeerde de trieste tweede verjaardag van de verdwijning van 43 studenten in de Mexicaanse stad Iguala, terwijl ze in politiehechtenis zaten. Het is slechts een kleine selectie uit het genormaliseerde geweld dat in Mexico op oorverdovende stilte wordt onthaald. Ondertussen verdwijnen nog elk jaar honderden zo niet duizenden onschuldigen in de chaos van de Mexicaanse drugsoorlog. Datzelfde geweld lijkt nu diepe wortels te schieten in Centraal-Amerika.

Of een mooie grote muur op de Amerikaanse zuidgrens dat allemaal gaat oplossen lijkt onwaarschijnlijk. ‘Het mag nog een muur tot aan de hemel zijn, we komen erover. Waar een wil is, is een weg’, grapt Oscar Enamorado (31), vader van twee jonge dochters uit Honduras.

Eind oktober wachtten Ana Guadalupe Martínez, Marilyn en de jonge Emir Aristides nog steeds op een doorreisvisum om veilig de Mexicaanse noordgrens te bereiken. Hun buren Cecibel en Virginia willen zich in Tapachula vestigen. Rafael Funes is nadat hij Phoenix had gehaald al weer naar Honduras gedeporteerd. Van Christian Reyes is niets bekend. Alejandro Benitez zit in de Mexicaanse grensstad Tecate, bij verre familie. Een vriend van hem liet het leven toen hij vanuit Caborca met de rugzak de woestijn wilde oversteken. Benitez had geen idee hoe en of hij asiel zou kunnen aanvragen in de VS. Mogelijk keert hij terug naar Caborca.


Deze reportage is mogelijk gemaakt door het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek, fondspascaldecroos.org

Beeld: (1) Ana Guadalupe Martinez; (2) Arriaga in de deelstaat Chiapas, Mexico. Een van de vele migrantenherbergen op de route, in dit geval met jongens uit Guatemala en El Salvador ; (3) Oversteek bij de rivier Suchiate tussen Guatemala en Mexico. Migranten komen langs deze weg, Haïtianen ook sinds kort; (4) Haïtianen in Hotel Madrid in Tapachula, Mexico (foto’s Heriberto Paredes)