Direct naar artikelinhoud

Nooit eerder betaalden we zo veel belasting

Nederland haalt meer dan een derde van alle belasting uit sociale premies, veel meer dan andere Oeso-landen.Beeld ANP XTRA

Nooit eerder trokken overheden zo'n groot deel van de economie naar zich toe. Nederland zit  ruim boven het gemiddelde.

De belastingdruk in de rijke industrielanden loopt steeds verder op. De 35 landen die verenigd zijn in de organisatie van economische samenwerking en ontwikkeling (Oeso) haalden vorig jaar gemiddeld 34,3 procent van het nationale inkomen naar zich toe in de vorm van belastingen. Dat is een record, blijkt uit gegevens van de Oeso, die al sinds 1965 de belastingdruk meet.

De belastingdruk stijgt al voor het zevende jaar op rij, zij het met heel kleine stapjes. In 2015 haalden de Oeso-overheden gemiddeld 34,0 procent van het bruto binnenlands product aan belastingen op, in 2010 lag dat percentage op 32,5 procent. Als gevolg van de financiële crisis was het aandeel van de belastingen in de economie daarvoor juist flink gedaald.

Nederland behoort tot de landen met een relatief hoog belastingaandeel in de economie: 38,8 procent in 2016.

De verschillen tussen de Oeso-landen zijn groot. Zo is Mexico met 17,2 procent van het bbp aan belastingen het land met de laagste belastingdruk, terwijl Denemarken met 45,9 procent koploper is. Nederland behoort tot de landen met een relatief hoog belastingaandeel in de economie: 38,8 procent in 2016.

Grootste stijger

Daarmee is Nederland eveneens één van de grootste stijgers ten opzichte van het jaar ervoor. In 2015 lag de lastendruk met 37,4 procent nog een stuk lager. Alleen Griekenland zag het aandeel dat de fiscus legt op de economie nog sneller stijgen. Dertien landen - waaronder België, Ierland en de Verenigde Staten - zagen de lastendruk juist dalen ten opzichte van 2015.

Opvallend is de kleine rol die lokale overheden spelen bij de belastingopbrengst in Nederland. Een kleine 4 procent van alle belastinginkomsten wordt geheven op decentraal niveau. Dat is laag ten opzichte van federale landen, zoals de Verenigde Staten, die gewend zijn aan belastingheffing op lager niveau. Maar ook de Scandinavische landen kennen een veel grotere rol voor bijvoorbeeld gemeenten. In Zweden wordt ruim eenderde van de belastingen door lokale overheden geïnd.

Afromen

De Oeso signaleert dat de aangesloten landen de laatste jaren steeds meer zijn gaan leunen op belastingheffing op inkomens. Ongeveer een kwart van de totale belastingopbrengsten wordt direct afgeroomd bij de inkomens van burgers. Belastingen op bedrijfswinsten zijn de laatste jaren relatief stabiel gebleven op een kleine 9 procent van de belastinginkomsten. Daarmee blijven ze op het niveau zitten van 2010, toen de heffingen van bedrijfswinsten flink terugvielen als gevolg van de financiële crisis. De Oeso geeft er geen verklaring voor waarom belastingdiensten die terugval nooit hebben goedgemaakt.

Voor Nederland geldt dat bedrijfswinsten relatief nog iets minder opbrengen dan in andere landen: de totale belastinginkomsten bestaan voor 7,2 procent uit vennootschapsbelasting. Ook bij inkomstenbelasting zit Nederland onder het Oeso-gemiddelde (20,5 procent om 24,4 procent). Daar staat tegenover dat Nederland fors meer aan sociale premies voor verzekeringen binnenhaalt: 37,8 procent van alle belastingen, tegenover een Oeso-gemiddelde van 25,8 procent.

Voor Nederland geldt dat bedrijfswinsten relatief nog iets minder opbrengen dan in andere landen

Die premies voor sociale verzekeringen (zoals de WW of de AOW in Nederland) worden in Nederland grotendeels opgehaald bij werknemers, constateert de Oeso. Nederland is daarmee in de minderheid: slechts acht Oeso-landen halen meer sociale premies op bij werknemers dan bij werkgevers. Naast Nederland zijn dat onder andere Denemarken, Griekenland, Slovenië en Zwitserland. In Australië en Nieuw-Zeeland wordt daarentegen helemaal geen belastinggeld via sociale premies opgehaald.

Sterke stijging na oliecrisis

Sinds 1965 is de lastendruk in de Oeso-landen flink gestegen. Destijds haalde de fiscus gemiddeld nog net geen kwart van de totale economie naar zich toe, in plaats van de 34,3 procent van vorig jaar. De Oeso ziet de sterke groeiperiode tot de eerste oliecrisis van 1973 als belangrijkste oorzaak voor de snelle stijging vanaf 1965. Na die tijd zette de stijging weliswaar door, maar minder snel dan voorheen.

In de tweede helft van de jaren tachtig werden weliswaar veel tarieven voor inkomsten- en winstbelasting omlaag gebracht, maar zorgde het schrappen van allerhande aftrekposten ervoor dat de opbrengst als aandeel van de totale economie op peil bleef. In 2000 werd al voor het eerst de gemiddelde lastendruk van 34,0 procent aangetikt - hetzelfde percentage als in 2015. Afgelopen jaar markeerde het hoogste punt ooit.