De wetenschappers wilden weten of hondenbezitters meer of minder risico liepen op hart- en vaatziekten en overlijden dan niet-hondenbezitters. Zij bestudeerden data tussen 2001 en 2012 van meer dan 3,4 miljoen personen tussen de veertig en tachtig jaar oud die geen verleden hadden van hart- en vaatziekten.
Hun gegevens werden gekoppeld aan zeven andere nationale databanken, waaronder twee registers met hondeigenaren (in Zweden is het verplicht je te registreren als hondeigenaar).
Mensen met een hond liepen een kleiner risico op hart- en vaatziekten, bleek uit de studie. Het hebben van een hond lijkt met name een beschermende factor te spelen bij alleenwonenden; een groep die volgens eerder onderzoek een hoger risico loopt op hart- en vaatziekten en overlijden dan mensen in een meerpersoonshuishouden.
Alleenstaanden met een hond hadden 33 procent minder kans te overlijden en 11 procent minder kans op hart- en vaatziekten dan alleenstaanden zonder hond.
Het hebben van een hondenras dat oorspronkelijk gefokt is voor de jacht, zoals een terriër, retriever of speurhond, werd geassocieerd met het laagste risico op hart- en vaatziekten.
Sociale contacten
"Een hond kan in een eenpersoonshuishouden wellicht worden gezien als vervanging voor een belangrijk familielid", zegt onderzoeker Mwenya Mubanga van de universiteit van Uppsala.
Verder zijn hondeigenaren over het algemeen fitter en kunnen honden zorgen voor meer sociale contacten en een beter welzijn, aldus de studie.
Wel wijst onderzoeker Tove Fall op mogelijke tekortkomingen van de studie. "Sommige verschillen tussen hondeigenaren en mensen zonder hond bestaan al voor een hond wordt gekocht. Dit kan onze resultaten hebben beïnvloed."