JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

Het gevaar ligt in de gehele Koran

'Mekkaanse islam' versus 'Medinese islam'

Sonja Dahlmans26/7/2017Leestijd 5 minuten
Koranlezen tijdens het jaarlijkse Koranfestival in Moskou, maart 2017.

Koranlezen tijdens het jaarlijkse Koranfestival in Moskou, maart 2017.

foto ©

De Mekkaanse soera’s in de Koran zijn niet zo vredevol als ze lijken, want zetten de toon voor Medinese oproepen tot gewelddadige jihad.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Ik heb er in Doorbraak eerder al op gewezen, en via Ayaan Hirsi Ali hebben de begrippen wereldwijd weerklank gekregen: de Mekkaanse en Medinese periode in de islam, en respectievelijk het verschil tussen de Koranverzen die werden geopenbaard in Mekka enerzijds en in Medina anderzijds. Ik heb betoogd dat de islam leert dat de gewelddadige Koranverzen die Mohammed in Medina heeft ‘ontvangen’ voorrang hebben op vredelievende Koranverzen uit de Mekkaanse periode. Hirsi Ali breekt een lans voor de grote groep vredelievende wat zij noemt ‘Mekkaanse’ moslims. Ze wil hen overhalen om een levensnoodzakelijke hervorming van de islam te accepteren, waarbij de intolerante en gewelddadige islamitische fundamenten worden verworpen. De Nederlandse theologe Sonja Dahlmans* betoogt echter dat het verkeerd is om te stellen dat de Mekkaanse Koranverzen vredelievend zijn, en derhalve concludeert ze dat ‘het gevaar in de gehele Koran ligt’. Hieronder legt ze uit waarom. [ Sam Van Rooy]

Twee maal Koran

Een veelgehoorde en populaire analyse van de Koran is dat er twee categorieën verzen zijn: de (vroegere) vreedzame Mekkaanse enerzijds en de (latere) gewelddadige Medinese verzen anderzijds, die geschreven zijn vanaf het moment dat Mohammed zich in Medina bevond. Die laatste verzen roepen onder meer op tot geweld tegen ‘de ongelovigen’. Ongelovigen zijn polytheïsten, huichelaars, joden, christenen, heidense Arabieren, in wezen iedereen die geen moslim is. Ik onderschrijf deze valse dichotomie niet, want beide delen van de Koran zijn in wezen even gewelddadig. Ik verwerp dan ook deze onjuiste en overgesimplificeerde analyse.

De Mekkaanse verzen zeggen inderdaad niet dat gelovigen (i.e. moslims) de ongelovigen (i.e. de niet-moslims) in de fysieke wereld mogen of moeten straffen voor Allah. Wel stellen ze vijandige bedreigingen en straffen in het hiernamaals voorop. De Mekkaanse verzen beschrijven levendig het branden in de hel inclusief het drinken van vuur, het worden vastgebonden met kettingen en het roosteren van mensen. De Mekkaanse verzen maken ook pijnlijk duidelijk dat er geen mogelijkheid is om aan dit lijden te ontsnappen. In deze zogenaamde ‘vreedzame verzen’ worden deze martelingen en dit lijden beschreven als een soort vergoeding om de islamitische profeet Mohammed en de moslimgelovigen tevreden te stellen. Over bijvoorbeeld de man die hard en onvriendelijk was tegenover Mohammed (ik geloof dat het de oom van Mohammed was), wordt gezegd dat hij zijn straf in de hel zal ontvangen en dat hij niet moet rekenen op genade. Ook worden in de Mekkaanse verzen de ongelovigen vaak afgebeeld als losers, terwijl de gelovigen succesvol zijn.

Het bestempelen van deze Mekkaanse verzen als ‘vreedzaam’ is zoals de bewering dat lightproducten gezond zijn. Light chips zijn echter niet gezond, ze zijn slechts minder slecht. De Mekkaanse verzen van de Koran zijn dan ook niet vreedzaam, ze zijn slechts minder gewelddadig, maar nog steeds bijzonder vijandig. De oproepen tot geweld volgen onvermijdelijk later in de Koran middels de Medinese verzen, als een logisch gevolg van de woede, frustratie en duidelijke scheiding tussen de moslims (goed) en de niet-moslims (slecht) die in de eerdere (Mekkaanse) verzen zijn vastgelegd.

Haat en angst

Gevoelens van haat en angst worden in de Koran gestaag gecultiveerd, en omdat de Koran zelf noch de soenna van Mohammed (Hadith) een andere oplossing biedt, zijn de expliciete oproepen tot geweld in de Koran zowel voorspelbaar als onvermijdelijk. Het is alsof je de buren elke dag weer tegen elkaar hoort schreeuwen; je hoort het slaan met deuren, het breken van glas, telkens opnieuw. Blijkbaar is er geen oplossing voor hun frustraties. Wanneer de politie uiteindelijk wordt gebeld voor huiselijk geweld, is niemand verrast. Als je buren het anders hadden gehandeld of efficiënter hadden gecommuniceerd, zouden ze niet dagelijks ruziemaken.

Zo ook is er in de Koran veel woede en frustratie, maar geen ontsnappingsroute. In het Nieuwe Testament zijn er de leerstellingen om de andere wang toe te keren, om te bidden voor degenen die je vervolgen, om het kwaad niet met kwaad te bestrijden en om in vrede met alle mensen te leven (Romeinen 12). Zulke leerstellingen vind je niet in de Koran. Daarin wordt de woede opgebouwd, pagina na pagina, tot de frustratie op gewelddadige wijze uitbarst. Dit staat onder andere te lezen in Koran 17:75: ‘In dat geval zouden we u een dubbele bestraffing tijdens het leven en een dubbele bestraffing na de dood laten proeven; en u zou niemand hebben gevonden om u te helpen tegen ons.’  In deze soera wordt deze straf, die de moslims namens Allah uitvoeren op ongelovigen, als een voorproefje beschreven van wat de ongelovigen in het hiernamaals nog wacht. Het is op dat moment dat de openlijke oproepen tot geweld met een open einde, tot op de laatste dag, in de Koran tevoorschijn komen.

De gehele Koran

Het gevaar ligt volgens mij dus in de gehele Koran, beginnend met de Mekkaanse verzen, om vervolgens geleidelijk te intensiveren door de toenemende woede, frustratie en discriminatie jegens ongelovigen (niet-moslims). De oplossing voor deze woede en frustratie, waarvan de Koranlezer voelt dat die uiteindelijk wel zal móeten komen, volgt in soera 9 vers 14, ‘Berouw’. Hierin krijgen de gelovigen de toestemming van Allah om ongelovigen te straffen, alsof zij de hand van Allah zijn: ‘Strijd tegen hen. Allah zal hen door uw handen straffen en hen vernederen.’ Dit vers maakt duidelijk dat geweld tegenover de ongelovigen niet alleen goddelijk is toegestaan, maar ook voldoening zal geven aan de gelovigen (moslims). Er staat zelfs dat het de harten van de moslims genoegdoening zal schenken, alsof het geweld de oplossing is voor de frustratie of woede die men voelt.

Het is belangrijk om op te merken dat door deze soera’s als ‘vreedzaam’ te bestempelen, de ware betekenis en bedoeling van de Koran wordt verborgen. Als deze soera’s ‘vreedzaam’ worden genoemd, geeft dat de valse hoop dat het mogelijk is om met de islam in vrede te leven. Dat is niet mogelijk. Het is belangrijk om de Koran in zijn geheel te zien en te lezen, en niet slechts, zoals we vaak vandaag zien, te focussen op de openlijk tot geweld oproepende passages. Die eenzijdige zienswijze vergoelijkt immers de verzen die misschien niet oproepen tot geweld, maar wel de woede en frustratie jegens de niet-moslim voeden, en dus in wezen niet minder gevaarlijk zijn.

Vergif

Vreemd genoeg ben ik het dus eigenlijk eens met de apologeten van de islam die zeggen dat we de gewelddadige Koranverzen in een context moeten zien, maar om een ​​heel andere reden. Het vergif begint met de Mekkaanse verzen die alleen kunnen leiden tot een oplossing middels de oproepen tot geweld in de Medinese soera’s. Nogmaals: de Mekkaanse verzen mogen moslims dan wel niet oproepen om geweld te plegen, ze prediken intolerantie, woede, boosheid en vijandigheid ten opzichte van niet-moslims.

Zelfs het zogenaamd vredelievende Koranvers: ‘Jij aanbidt niet wat ik aanbid, ik aanbid niet wat jij aanbidt’, deelt mensen in naar religie en gaat voorbij aan hun mens-zijn. Het zegt niet dat je mensen c.q. een mensenleven waardevol moet vinden no matter what.  Tegelijk impliceert het dat diezelfde mensen losers zijn, naar de hel gaan en gestraft zullen worden omdat ze geen moslim zijn. Ook staat er in het zogenaamde vredelievende deel van de Koran bijvoorbeeld dat mensen die niet in Mohammed geloven kinderloos zullen blijven. Zelfs in wat zo haatdragend dan wel gewelddadig wordt bevonden in het Oude Testament, de wetten uit bijvoorbeeld Leviticus, staat nog: ‘Boven alles, heb uw naasten lief gelijk u zelf.’ Het Oude Testament biedt dus een andere mogelijkheid, een andere oplossing. Dat doet de Koran niet: niet-moslims moeten en zullen worden gestraft, er is geen alternatief. Bovendien is de enige zonde die de ongelovigen hebben begaan het niet erkennen van Allah als hun god en Mohammed niet als hun profeet. In het Oude Testament worden mensen niet bestraft simpelweg omdat zij de god van de Joden niet erkennen, maar voor het niet gehoorzamen aan de wetten van de god van de Bijbel met betrekking tot bijvoorbeeld moord, diefstal, ontucht et cetera. Daar komt bij dat dit met name de Joden zelf gold, zij dienden zich aan de genoemde wetten te houden, deze waren onderdeel van het verbond van het Joodse volk met hun god.

Conclusie: de Mekkaanse soera’s in de Koran zijn niet zo vredevol als ze misschien lijken, want ze zetten (subtiel) de toon voor de daaropvolgende Medinese oproepen tot gewelddadige jihad.

Sonja Dahlmans is een Nederlandse studente theologie (Radboud universiteit Nijmegen) die al eerder in Nederland publiceerde.

Commentaren en reacties