Direct naar artikelinhoud
Column

Angstaanjagend dat we niet meer begrijpen waarom insecten het beschermen waard zijn

Angstaanjagend dat we niet meer begrijpen waarom insecten het beschermen waard zijn
Beeld Maartje Geels

In natuurgebieden, openbaarde Trouw vorige week, vliegt ruim driekwart minder insecten rond dan dertig jaar geleden. Hoe erg dat is? Heel erg, vindt iedereen die er verstand van heeft. Zoals entomoloog Marcel Dicke het voor de NOS samenvatte: “Zonder insecten is eigenlijk geen leven mogelijk.”

Denkt u alleen al aan het bestuiven van gewassen. Stel dat we alle bloemen zelf met kwastjes moeten gaan bewerken - dat lukt misschien alleen als heel Afrika hier in de landbouw komt arbeiden, maar die mensen moet je wel betalen natuurlijk. En huisvesten. We stevenen af op een ramp.

Hoewel het alarm dus terecht was, stoorde me iets in de berichtgeving van het NOS-journaal. Die begon met de veronderstelling dat veel Nederlanders die massale insectensterfte in eerste instantie vast niet zo erg vinden, want als die insecten bij bosjes doodgaan, hoort u in uw slaapkamer straks vast ook niet meer zo’n nare zoemende mug - en wie zou dát missen? Insecten zijn hinderlijke rotbeesten - en o ja, toch wel nuttig: zo denkt Nederland kennelijk over het insect. Milieu-filosofen zouden spreken van een beperkt antropocentrische benadering. Niet alleen zien we het insect hier puur vanuit ons perspectief (wat filosofisch gezien volgens mij ook moeilijk anders kan), maar dat perspectief is ook puur praktisch. Alsof we niet zouden treuren over het massale sterven van insecten als interessante medebewoners van deze aarde, maar alleen als weggevallen arbeidertjes.

Angstaanjagend 

Angstaanjagend is de gedachte dat de NOS gelijk heeft en dat Nederlanders in hun kaalgespoten akkers, in hun polders waar geen boom overeind staat, inderdaad niet meer begrijpen waarom de meikever of de heidehommel op zich het beschermen waard zijn - gewoon als onderdeel van wat christenen nog de schepping noemen. Angstaanjagend is de gedachte dat er een hele generatie Nederlanders opgroeit die überhaupt niet meer weet wát voor wonderbaarlijk interessants en moois we met dat massale sterven aan het verliezen zijn.

Zelf ben ik nog niet zo verschrikkelijk oud, maar ervaring met biodiversiteit heb ik nog net opgedaan: dertig jaar geleden in de Zuid-Franse Cévennen. Dat was toen een achtergebleven gebied, autowegen waren schaars, boeren hadden vaak nog geen elektriciteit.

Ontzag voor al die zoemers, snorders, kruipers en vliegers

Bouwvallige huis 

Maar het bouwvallige huis dat mijn familie had gehuurd, had dat wel. Als we de buitenlamp ’s nachts aandeden, zwermde een onvoorstelbare variëteit aan motten en muggen naar de verlichte muur, plus een weelde aan voor mij ondefinieerbare wezens. Je zou er bang van kunnen worden. Maar het observeren van die bewegende vacht van gevleugelden en geleedpotigen, zoemers en snorders, kruipers en vliegers riep bij mij vooral ontzag op, herinner ik me. Je keek ernaar als naar een wonderbaarlijke, hoogontwikkelde inheemse cultuur. Je bent er te gast, je wordt getolereerd. Naar de spuitbus grijpen leek ondenkbaar.

Ik begrijp wel dat het voor boeren anders ligt (en daarmee voor bestuurders), maar een omslag naar duurzamere landbouw heeft ook consumenten nodig die beseffen hoeveel we al hebben verjaagd en kapotgemaakt.

Leonie Breebaart is filosoof en redacteur van Trouw. Lees hier meer van haar columns.

Lees ook:
Insecten zijn op grote schaal aan het verdwijnen in Europa
Insecten verdwijnen, wat nu? Drie vragen en antwoorden
Als we de insecten kwijtraken, ontstaat er echt chaos