Direct naar artikelinhoud

Het kabinet dat niemand wilde

Zal het Rutte III lukken om een brug te slaan tussen links en rechts?Beeld Tom Janssen

Slechts weinigen zaten te wachten op het regeerakkoord dat nu ter akkoord naar de kamerfracties is gestuurd. Kijkers van het actualiteitenprogramma Eén Vandaag noemden het ‘Rutte III, omdat het moet’. Een uniek regeerakkoord tussen vier partijen met uiteenlopende ideologische achtergronden.

Vooral voor Alexander Pechtold zal vandaag niet onmiddellijk aanvoelen als een grote feestdag

Ideologie wordt zo op het eerste gezicht steeds minder belangrijk voor politiek handelen. Al in de jaren negentig van de vorige eeuw kregen degenen ongelijk die stelden dat liberalen en sociaal-democraten niet door één deur kunnen. Nu blijken christelijk-conservatieven en vrijzinnig liberalen tot politieke samenwerking in staat. Al is dat voor de ene partij meer van harte dan voor de andere. De grootste gemene deler blijft echter dat alle vier partijen vooral deelnemen omdat het moet, omdat er geen alternatief is, omdat het land nou eenmaal geregeerd moet worden.

Vooral voor Alexander Pechtold zal vandaag niet onmiddellijk aanvoelen als een grote feestdag. Hij is wellicht de grote verliezer van deze formatie. In ruim zes maanden ging het uiteindelijk onverbiddelijk een kant op die de Democraten juist níet wilden. Regeren is voor die partij historisch gezien al een precaire zaak en nu wordt er uiteindelijk samengewerkt met de ChristenUnie. Een situatie die men maar al te graag had willen voorkomen, maar die uiteindelijk niet te voorkomen viel. Voor D66 was er veel aan gelegen vandaag, tegen alle verwachtingen in, toch een regeerakkoord te presenteren dat een aantal betekenisvolle hervormingen bevat. Als de voortekenen niet bedriegen zal dit de achterban toch behoorlijk gaan tegenvallen.

Versnipperd midden

De kiezer liet politiek Den Haag op 15 maart achter met een volkomen onduidelijke boodschap. Het politieke midden is meer versnipperd dan ooit. De traditionele bestuurderspartijen werden gedecimeerd of gingen in ieder geval terug tot een grootte die een dominante rol in de komende kabinetsperiode op voorhand onmogelijk maakte. Voor een formatie doorslaggevende feiten.

Een andere redelijk unieke situatie aan het begin van deze kabinetsformatie: meerdere partijen die elkaar uitsloten voor samenwerking. De PVV was de paria onder de politieke partijen. De verkiezingsoverwinning, zo stond al tevoren vast, zou geen regeringsverantwoordelijkheid tot gevolg hebben. Niet alleen links legde al voor de verkiezingen een embargo op, ook VVD en CDA, de voormalige partners in het eerste kabinet-Rutte, deden dit. Partijleiders Mark Rutte en Sybrand van Haersma Buma namen Wilders het weglopen voor bezuinigingen nog dermate kwalijk dat, zeer ongebruikelijk voor die twee partijen, samenwerking al voor 15 maart werd uitgesloten.

Beslissend voor de uiteindelijke beoogde coalitie was echter de halsstarrige weigering van de SP om met de VVD in gesprek te gaan en de weigering van Buma mee te denken over de mogelijkheden van een centrum-linkse coalitie. Bovendien handhaafde de PvdA, ondanks bijna openbare smeekbeden van Alexander Pechtold, na de enorme oplawaai van de kiezer het voornemen in de oppositie te gaan.

Beide resterende mogelijkheden voor een meerderheidskabinet – steeds VVD, CDA en D66 met ofwel GroenLinks, dan wel de ChristenUnie – leverden op voorhand al een kabinet op met een wat onduidelijk ideologisch profiel. Niets nieuws na de coalitie tussen VVD en PvdA, maar met steeds minimaal twee partijen die eens fors moesten slikken alvorens de reële mogelijkheden onder ogen te kunnen zien.

Brug tussen links en rechts

Alexander Pechtold hamerde vanaf de avond van de verkiezingen al op één belangrijke voorwaarde voor kabinetsdeelname van D66: een nieuw kabinet diende een brug te slaan tussen links en rechts in de politiek om zodoende de partijen op de uiterste linker- en rechterflank te isoleren. Met een mogelijke deelname van GroenLinks aan een dergelijke coalitie had Pechtold nog kunnen volhouden dat aan die voorwaarde voldaan is, met de deelname van de ChristenUnie wordt dat aanmerkelijk moeilijker.

De ChristenUnie staat weliswaar op tal van terreinen aan de linkerkant van het spectrum, maar juist op terreinen waar D66 zich de afgelopen jaren profileerde – vooral medisch-ethische onderwerpen als orgaandonatie, stamcelonderzoek, abortus en uitbreiding van de mogelijkheden voor euthanasie – bevindt de ChristenUnie zich in het behoudende kamp. In de context van de beoogde coalitie is de partij van Gert-Jan Segers zelfs de motor van het conservatieve kamp. De ChristenUnie zal, net als toen de partij deelnam aan het derde kabinet-Balkenende, nauwlettend in de gaten worden gehouden – en zo nodig op het ideologisch rechte pad gehouden worden – door de broeders van de Staatkundig Gereformeerde Partij.

In de onderhandelingen toonde partijleider Buma zich niet al te toegeeflijk

Ideologisch wordt het nieuwe kabinet sowieso een moeilijk te peilen samenwerkingsverband. Veel aandacht ging tijdens de onderhandelingen uit naar de veronderstelde grote verschillen tussen D66 en de ChristenUnie, maar zo ongeveer per onderwerp liggen de verschillen weer anders. Soms grotere verschillen, maar toch in ieder geval niet zo groot als tussen CDA en GroenLinks in de eerste fase van deze kabinetsformatie. Die partijen verschilden fundamenteel over klimaatbeleid en migratie. Weliswaar liep de formatie officieel stuk op het te voeren migratiebeleid, maar het CDA toonde zich bepaald niet bereid concessies te doen rond het klimaatbeleid. De christendemocraten onderschrijven het Akkoord van Parijs, maar hoe aan de daarin verwoorde doelstellingen rond klimaatverandering en CO2-reductie moet worden voldaan, was in het verkiezingsprogramma van de partij al niet erg duidelijk. In de onderhandelingen toonde partijleider Buma zich niet al te toegeeflijk.

Op die terreinen zijn de verschillen wellicht nu minder groot, maar ze blijven aanwezig. ChristenUnie en D66 trekken hier eerder met elkaar op, terwijl, om een geheel ander beleidsterrein te noemen, rond sociaal-economische onderwerpen de ChristenUnie met het CDA weer een andere invalshoek hebben dan de twee liberale partijen. VVD en D66 zullen het wellicht om strategische redenen betreurd hebben dat er geen gezamenlijk advies kwam van werkgevers en werknemers over de arbeidsmarkt, hun liefde voor de overlegeconomie en de polder is nooit groot geweest.

Pechtolds wens met een nieuwe coalitie een brug te slaan tussen (gematigd) links en (gematigd) rechts in de politiek lijkt op economische onderwerpen in ieder geval te slagen. De tweede vraag – leidt dat ook tot een werkbaar en hopelijk effectief beleid? – is veel moeilijker te beantwoorden.

Nationale identiteit

Het CDA mag, wellicht als enige partij, tevreden terugkijken op ruim een half jaar formeren. De partij heeft, getuige ook de H.J. Schoo-lezing van Sybrand Buma, de conservatieve afslag genomen. Veel symboolpolitiek, al uitgelekt tijdens de onderhandelingen (het Wilhelmus leren en ook zingen en elke leerling minimaal één keer in zijn schoolcarrière naar de Tweede Kamer en de Nachtwacht), is op veel scholen staande praktijk. Opname in het regeerakkoord moet een signaal zijn dat dit kabinet in navolging van Buma de nationale identiteit als een serieuze en tot nu toe verwaarloosde zaak ziet. 

In de wandelgangen kan af en toe een D66-Kamerlid gevonden worden dat de rillingen bij dergelijke zaken over de rug lopen, maar de Democraten zijn nu eenmaal de fuik ingezwommen waar geen ontsnappen meer uit mogelijk was. Het Wilhelmus ontlokte Dries van Agt onlangs de verzuchting dat een formatie toch waarachtig beter de problemen van land en wereld zou kunnen aanpakken dan het zingen van een volkslied, maar de oud-premier is dan ook al langer niet te spreken over de koers van zijn CDA. Hij stemde bij de laatste verkiezingen op GroenLinks.

De economie groeit en de meevallers volgen elkaar in hoog tempo op, maar toch is er geen geld

Voor alle vier coalitiepartijen was het een zware tegenvaller dat er veel minder geld is voor nieuwe investeringen en nieuw beleid dan aanvankelijk gedacht. Naarmate de formatie duurde, drong het besef door dat, als een nieuw kabinet de houdbaarheid van de begroting op veel langere termijn wilde garanderen, overschotten op de begroting op jaarbasis niet zo heel veel zeggen. De economie groeit en de inkomstenmeevallers volgen elkaar in hoog tempo op, maar toch is er geen geld. Voor het nieuwe kabinet en voor de vier partijen wordt het nog een hele dobber dat aan volk en vaderland aannemelijk te maken.

Het was een belangrijke drijfveer om lang te aarzelen over de vraag of er op voorhand al miljoenen moesten komen voor verbetering van de salarissen in het basisonderwijs. Het is ook een belangrijke drijfveer om koste wat het kost te voorkomen dat er in de Kamer een meerderheid ontstaat om meevallers te gebruiken om het eigen risico in de zorg niet te hoeven verhogen en tegelijkertijd de premie voor de verzekering ongemoeid te laten.

Mocht het meezitten en mochten de vooruitzichten een beetje uitkomen, dan kan dit kabinet elk jaar een overschot melden op de begroting. Maar die voorwaarden knellen meer dan op het eerste gezicht lijkt. Wellicht, om een voorbeeld te noemen, is de opvolger van Edith Schippers als minister van volksgezondheid minder succesvol in het sluiten van akkoorden die de kosten in de zorg in de hand houden. Dan zal er een nieuw politiek debat komen hoe die groei te financieren. En dan is het maar de vraag of de begroting zelf buiten schot blijft.

Akkoorden buiten de coalitie

De nieuwe minister van volksgezondheid is ook niet de enige die van de goede wil van anderen afhankelijk zal zijn. Het vorige kabinet werd gered door constructieve partijen in de oppositie en maatschappelijke organisaties die bereid waren overeenkomsten te sluiten. Het nieuwe kabinet zal daar wederom afhankelijk van zijn. Weliswaar heeft Rutte III vooralsnog een meerderheid in beide Kamers, maar die meerderheid is ook in beide Kamers wankel. 76 zetels in de Tweede Kamer is geen luxe. De meerderheid aan de overkant is ook maar één zetel en bovendien staan er over twee jaar nieuwe Statenverkiezingen op de agenda, en dus een nieuwe Eerste Kamer.

De taak akkoorden te sluiten met partijen buiten de coalitie is Mark Rutte toevertrouwd. Hij toonde zich de afgelopen vijf jaar een vakman op dat punt. De steun van Diederik Samsom was echter in die jaren onmisbaar. Of Sybrand van Haersma Buma, Alexander Pechtold en Gert-Jan Segers de nieuwe Diederiken Samsom zijn, is een spannende, maar niet onmiddellijk bevestigend te beantwoorden vraag. Toch is dat antwoord cruciaal voor de levensvatbaarheid van het derde kabinet-Rutte.

Lees alles over de formatie