761 gewonden; afschuwelijke beelden van bebloede burgers, beschoten met rubberen kogels en geslagen met gummiknuppels; mannen en vrouwen die worden weggetrokken door Spaanse politieagenten; ontroerende scènes van Catalaanse brandweermannen die onschuldige burgers beschermen tegen de lange wapenstokken van de politie; hartverwarmende speeches van Catalaanse politici die zich uitspreken voor open en vrije verkiezingen. Afgelopen zondag kan met recht een zwarte dag voor de democratie worden genoemd. Met buitenproportioneel geweld heeft de regering-Rajoy Catalaanse burgers proberen te intimideren. Het gouden randje is dat het niet is gelukt. Bijna de helft van de kiesgerechtigde bevolking is naar de stembus getogen. En daarvan heeft pakweg negentig procent voor afscheiding gestemd.

En hoe reageert de Europese Commissie op de beschamende vertoning van afgelopen zondag? Ik parafraseer: volgens de Spaanse grondwet was het referendum niet legaal. Het is een interne kwestie waar de Commissie zich niet mee wil bemoeien. Wij willen er graag op wijzen dat elke regio die zich afscheidt zich daarmee buiten de Unie bevindt. Deze tijd vraagt om eenheid en stabiliteit, niet om tweespalt en fragmentatie. Wij roepen alle partijen op om confrontatie te verruilen voor dialoog. Wij vertrouwen erop dat premier Rajoy zijn uiterste best zal doen deze situatie in lijn met de Spaanse grondwet op te lossen. En, o ja, geweld hoort niet thuis in een democratie. Dat was het wel zo’n beetje. En in de loop van maandag verschenen er druppelsgewijs steeds meer van dit soort lauwe reacties van Europese kopstukken op Twitter.

Het contrasteert opvallend met de heftige bewoordingen waarmee diezelfde kopstukken het neerslaan van de Oekraïense Euromaidan-revolutie van 2014 veroordeelden. Verhofstadt toen: ik heb het grootste respect voor het Oekraïense volk en zijn strijd voor waarden en democratische rechten. Verhofstadt nu: de seperatisten hebben een referendum erdoor gedrukt dat ongrondwettelijk was, terwijl ze donders goed wisten dat maar een minderheid voor afscheiding was.

Europa is goed voor banken, niet voor burgers

En datzelfde geldt voor de Europese Commissie. Kosten noch moeite zijn gespaard om het pro-Europese smaldeel in de Oekraïense polis een hart onder de riem te steken. Een associatieverdrag dat er ondanks verzet van Nederlandse burgers doorheen is gejast. Zes miljard euro aan financieel-economische steun. En een heuse Europese steungroep voor Oekraïne. En dat alles onder de dekmantel van het beschermen van Europese waarden en het verdedigen van de democratie.

Het roept de prangende vraag op wat democratie in Europa nog betekent. Aan de ene kant is het samen met zestig jaar vrede het enige mobiliserende verhaal dat de Europese elite in Brussel weet uit te kramen. Sinds de referenda over het grondwettelijk verdrag in 2005 heeft het eliteproject van Europese integratie elke vanzelfsprekendheid verloren. Een bureaucratische moloch is het in de ogen van veel kiezers geworden, die bemenst wordt door functionarissen en (volks)vertegenwoordigers die vooral goed voor zichzelf zorgen. Sinds de eurocrisis van 2010 is daar het schrijnende besef bij gekomen dat de EU niet de belangen van burgers dient, maar vooral die van banken en multinationals. De beelden van Griekse ingezetenen die werden geofferd aan de Mammon van de financiële markten zullen we niet snel vergeten. Noch dat van een half dronken Commissie-voorzitter die geen gelegenheid voorbij laat gaan om het natte teken van het beest op het voorhoofd van zijn acolieten te drukken.

Democratie in Europa is altijd meer een geopolitiek marketinginstrument geweest dan een geleefde werkelijkheid. Europese parlementsverkiezingen kennen steevast de laagste opkomstcijfers van alle verkiezingen: 37,3 procent in Nederland in 2014, niet veel meer dan dat door de eurofielen zo vermaledijde Oekraïne-referendum. En de (volks)vertegenwoordigers in het Europees Parlement zijn over het algemeen genomen grote nullen die door hun verblijf in Brussel alleen maar nog verder wegdrijven naar de grote vergetelheid. Terwijl het Europees Parlement alleen in naam een parlement is. In de Europese Unie is niet het Parlement de wetgever maar de Commissie. En dat maakt democratisch gezien verduiveld veel uit.

En toch slaagden de marketeers van de Europese gedachte er tot afgelopen zondag in om Europa en de Europese Unie mondiaal af te schilderen als een internationale drager van de Europese gedachte. Welvaart, vrede en democratie, dat waren tot voor kort de belangrijkste verkoopargumenten voor Europese integratie. Met die welvaart zat het al langer niet goed. Sinds de introductie van de euro is duidelijk geworden dat Europa goed is voor banken en multinationals en slecht voor burgers. En sinds zondag weten we dat het ook met die vrede en democratie niet helemaal snor zit. Politieagenten die vreedzame burgers in elkaar meppen die willen stemmen – ik kende het van Thailand, China, Turkije en Rusland.