Direct naar artikelinhoud

Hoor wie klopt daar kind'ren?

Moeilijker dan je zou denken, goed op de deur bonzen. Maar je kunt er veel voldoening uit halen.

Column Nico Dijkshoorn
Beeld thinkstock

Ik lees de laatste dagen veel opinies over het sinterklaasfeest en die verwarren mij. Dan kun je twee dingen doen: een tweepersoonstentje in je kamer opzetten, er in gaan liggen en met de stem van Sunny Bergman over vrouwenbesnijdenis gaan murmelen of je kunt die verwarring proberen te benoemen. Daar gaan we.

Het eerste probleem: hoe bons je geloofwaardig op een deur? Tot nu toe heb ik daar geen goed gevoel bij. Ik worstel met mijn bonswerk. Is het niet te mannelijk? Dat bonzen van mij, ik maakte er werk van. Ik sloeg op de voordeur van de buren als Jan Cremer die de sleutel van het huis kwijt is en verdomme van een blond wijf binnen drie minuten vreten op tafel wil hebben. Ik bonsde als iemand die een jaar lang, in het gezelschap van twaalf sledehonden, heeft overwinterd op de Noordpool, thuis komt en zijn vrouw niet thuis treft. Het was bonzen met een zekere urgentie.

Ik kreeg daar klachten over. Kinderen die drie straten verder woonden, dachten dat het onweerde. Het kind van onze buren wilde liever zonder cadeaus naar bed. Of het allemaal wat minder kon en of ik er dit keer niet bij wilde schreeuwen. Dat was ik ook gaan doen: mij proberen te verplaatsen in het karakter Sinterklaas. Ik dacht, vlak voor ik ging bonzen: hoe zou Pierre Bokma dat aanpakken? Zou die stil spel gebruiken? Dat kon ik mij niet voorstellen. Daarom schreeuwde ik tijdens het beuken op de deur, met de stem van Bokma, Nederlandse filmzinnen. 'Hier kom je niet mee weg, vuile hoer, hoor je me!' Of op volle kracht 'Neeeee, nee, ik smeek het je, niet mijn dagboek!'

Een jaar geleden heb ik daarom voor het eerst geprobeerd genderneutraal te bonzen. Met mijn platte hand heel voorzichtig tegen de voordeur en dan snel mijn huis weer in vluchten. Na een kwartier belde mijn buurvrouw. Of ik het was vergeten. 'Ik heb sekse- en kleurloos proberen te bonzen', zei ik. Of ik het nog een keer wilde doen, maar dan kordater.

Ik vond dat lastig. Hoe doen andere mensen dat? Waarschijnlijk rommelen die ook maar wat aan, maar ik wil als ik klop een geloofwaardige Sinterklaas neerzetten. Kinderen moeten tijdens de tweede bons denken: nu trilt zijn baard. Ze moeten, door het bonzen alleen al, een paard onder mijn reet denken.

Ze moeten, door het bonzen alleen al, een paard onder mijn reet denken

Waar ik ook problemen mee heb: de nazorg. Ik ga in het halletje liggen en luister naar de opwinding drie meter verder. Vaak hoor ik dan de volgende zinnen: 'Oh wat veel cadeaus! Jij moet wel héél erg lief zijn geweest, dit jaar!' of 'Sinterklaas had zeker heel erge haast, dat hij alweer weg is'. Nooit eens hoor ik: 'Hoorden jullie dat, hoe Sinterklaas in een heel mooi ritme, met een accent op de derde tel, vanuit een Afrikaans-Spaanse traditie, precies op het goede tijdstip aanklopte?'

Zo beleef ik elk jaar Sinterklaas. Ik lig tegen de voordeur, naast een Gammakrantje, met mijn wang op de kokosmat en diep in de warme buik van het huis naast ons hoor ik gedempt plezier. Ik verzin het ritselen van het papier en daarna wacht ik op de opwinding in de stemmen. De volgende ochtend valt de krant die u nu leest op mijn rug.

De volgende ochtend valt de krant die u nu leest op mijn rug