De gemeentes Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht stellen dat het aan wettelijke middelen en capaciteit ontbreekt om gastouders vaak genoeg te controleren. In Den Haag liet de GGD, die de controles uitvoert, weten dat "zaken bij gastouders niet goed gingen". Daarom worden er op eigen kosten extra inspecties uitgevoerd.
"Uit ons onderzoek blijkt dat er een groot verschil is tussen het ene en het andere gastoudergezin," aldus wethouder Saskia Bruines in De Monitor. "Bijvoorbeeld op het gebied van taal en veiligheid. Volgens de wet hoeven we maar 5 procent van de gastouders te controleren, maar dat geeft dus helemaal geen goed beeld. We moeten stevigere criteria zetten op de gastouderopvang, met de bijbehorende controles.’"
Ook vinden de steden dat de kwaliteitseisen voor gastouderopvang en ook de bureaus die hen begeleiden omhoog moeten. "Uit ons onderzoek bleek dat de kwaliteit heel verschillend is. Sommige bureaus zijn heel actief en andere heel inactief", aldus Bruines.
Aanpassen van wet
De landelijke koepel van GGD'en (GGD GHOR Nederland) sluit zich aan bij de oproep van de gemeenten. Hugo Backx roept de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op om de wet aan te passen en geld vrij te maken voor meer en betere controles.
In 2016 maakten 823.360 kinderen gebruik van door de overheid gesubsidieerde opvang, waarvan er 151.050 bij gastouders zaten. Vaak is het goedkoper dan reguliere kinderopvang.