achtergrond

Geenstijl

Khadija Arib vindt Nederlanders te onverschillig

We hadden onze bedenkingen bij haar benoeming als Kamervoorzitter. Zijn we gewoon eerlijk over. Zagen liever Bosma, wegens heerlijke ironie en streng doch rechtvaardige hamershand. Maar dat is water onder de brug, en we moeten al lang erkennen dat mevrouw Khadija Arib het uitstekend doet als voorzitter. Wat ook water onder de brug is, is de nationale kans die Nederland ooit had om migranten uit islamitische landen vanaf hun eerste naoorlogse instroom deugdelijk te integreren met de vrijheden van onze liberale democratie.

Maar we hebben het laten versloffen, we hebben te weinig basale eisen aan hun ontwikkeling van het-begint-met-taal, democratische waarden en westerse vrijheden gesteld. In latere jaren waren 'ze' vooral goed om in groten getale geronseld te worden om de sociaaldemocratische zelfverrijking van de Partijbonzen van de Arbeid, de partij van mevrouw Arib, mede mogelijk te maken. Het leidde ons naar het omgekeerde universum waarin we nu leven. Waarin kritiek op religieuze regressie als 'islamofobie' wordt afgedaan, wrok over voortschrijdend vrijheidsverlies als 'xenofobie' wordt betiteld, en het benoemen van sombere statistieken over bautenlaanders al veel te snel 'racisme' heet te zijn. Het leidde ons, kortom, naar de galgenretoriek van de identiteitspolitiek, waar menig intellectueel debat eindigt om te worden verhangen.

En ineens is daar de verlichte mevrouw Arib weer, die zich als vrijgevochten, succesvolle Marokkaans-Nederlandse vrouw geen zier aantrekt van dergelijke dichtgetikte debatconventies, en dientengevolge in haar Abel Herzberglezing een paar pijnlijke verdiensten van decennialange "progressieve politiek" en plein public op tafel legt. Over salafisme in de steden en shariahuwelijken in de moskee, over het misbruik van democratie om democratie te verwerpen, over parallelle samenlevingen en gebrekkige inburgering, over opgesloten meisjes en ellende achter de voordeur, over het gif van de verdeeldheid dat vloeit uit als tolerantie vermomde onverschilligheid waar we zo misplaatst mee pronken.

Niet de Nederlander is "racistisch" omdat hij niet om nieuwe migranten uit moslimlanden staat te springen, de oude migranten daarvandaan (en de religie die zij meebrachten) hebben zijn naïeve enthousiasme voor ongebreidelde open armen simpelweg getemd. En in tegenstelling tot veel van haar geloofsgenoten van de linkse kerk, schroomt Khadija Arib het niet om openlijk te benoemen dat buitenlanders óók gewoon gefaald hebben - en van Nederland daarvoor alle ruimte hebben gekregen. Arib heeft gelijk: we zijn te lang onverschillig geweest. In haar Herzberglezing probeert ze de ideologische impasse te doorbreken.

Arib pleit voor een uitgestoken hand en werkelijk begrip van de samenleving waarin je een plek wil veroveren. "Het is van groot belang om als nieuwkomer en de nieuwe generaties na jou, de nieuwe samenleving te willen begrijpen, en je de heersende waarden eigen te maken." Nederland was te lang onverschillig, want wij dachten dat het wel los zou lopen. Vrijheid is, wanneer het moet concurreren met de gestaalde kaders van culturele en religieuze regressie, echter niet zo besmettelijk als we dachten dat het zou zijn. En nu zijn we in het nationale debat nauwelijks nog vrij om de knelpunten openlijk te benoemen en te bespreken, zonder daarbij een emmer pek over onszelf leeg te trekken. Daarom mogen we blij zijn met PvdA'ers, vrouwen en Marokkaanse Nederlanders zoals Arib, want zij gebruikt al die privileges om de groepsverkrachtende SJW-patrouilles te omzeilen ("Arib uses WOMANHOOD. It's super effective!") en precies datgene bespreekbaar te maken waar autochtonen, en zeker blanke mannen, voor in de ketel met pek gepleurd worden. Het is niet te hopen dat ook zij er om wordt verketterd, wanneer wij hier zeggen:

Mooi gesproken, mevrouw de voorzitter.

Reaguursels

Dit wil je ook lezen

Tip de redactie

Wil je een document versturen? Stuur dan gewoon direct een mail naar redactie@geenstijl.nl
Hoef je ook geen robotcheck uit te voeren.