Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Politiek

Interview

‘Een kinderpardon vind ik heel onrechtvaardig’

Rhodia Maas Als hoofd van de Dienst Terugkeer & Vertrek moest Rhodia Maas zorgen dat asielzoekers die afgewezen worden zo snel mogelijk vertrekken. „Is dat hard? Het is een politieke beslissing. Als je het er niet mee eens bent, moet je niet bij mij zijn.”

Rhodia Maas keert na een dienstreis naar Nigeria eind augustus terug in haar woonplaats Den Haag. Om half zeven ’s ochtends draait haar taxi de straat in. Het is het huis naast dat witte, zegt ze tegen de chauffeur. En dan: „O, wacht, het is het rode huis.”

Het huis van Rhodia Maas (54), directeur van de Dienst Terugkeer & Vertrek, is besmeurd met rode verf. „Bloedrood”, zegt ze met licht sarcasme in haar stem. De extreem-linkse actiegroep ‘Sloop de deportatiemachine’ eist de bekladding in een schriftelijke verklaring op. Ze willen Maas erop wijzen dat ze bloed aan haar handen heeft.

Tien jaar gaf Maas leiding aan de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V), sinds die werd opgericht door toenmalig minister Rita Verdonk (Vreemdelingenzaken, VVD). Haar taak: mensen die niet in Nederland mogen blijven, terugsturen naar hun land van herkomst. Komende week stopt ze ermee. Ze wordt directeur van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens bij Binnenlandse Zaken.

Toen DT&V werd opgericht was het terugsturen van vreemdelingen die niet in Nederland mogen blijven de zwakke plek in het asielbeleid. Uitgeprocedeerde asielzoekers gingen gewoon niet weg. Dat moest anders, vonden politici. Terugkeer naar het land van herkomst moest een normaal onderdeel van het migratiebeleid worden. „Dat was het natuurlijk niet.”

Waarom niet?

„Er was geen aandacht voor. Voorheen schreven we in een dossier dat iemand weg moest en daarmee was het wel klaar. Maar mensen gaan niet zomaar weg. Als je huis en haard verlaat en naar een vreemd land vertrekt, heb je daar voor jezelf belangrijke redenen voor. Je bent arm, je hebt geen werk, geen perspectief. Als je niet aan de criteria voor een verblijfsvergunning voldoet, dan zeg je niet meteen: ‘O jammer, dan ga ik wel terug’.

„Het is erg lastig om mensen die hier niet mogen blijven, zover te krijgen dat ze het land verlaten. Het werkt het beste als je ze zover krijgt dat ze zelf de keuze maken om terug te keren.”

Hoe ging dat voorheen dan?

„De politie, de marechaussee, de immigratie- en naturalisatiedienst, allerlei organisaties hadden te maken met mensen die moeten vertrekken. Maar ze werkten niet samen. Het waren eilandjes. Voordat de DT&V bestond, ging de politie Groningen naar de ambassade om vervangende reisdocumenten te vragen. En dat deed de politie in Rotterdam ook. Ze hadden geen idee welke landen reisdocumenten afgeven en welke niet. Nu er één coördinatiepunt is, kunnen we beter zien waar het misgaat.”

Wat is de afgelopen tien jaar lastig gebleven?

„Mensen kunnen nog steeds de ene procedure na de andere starten om hun verblijf te rekken. De consequentie daarvan is dat kinderen hier geworteld raken, waarna er discussies komen over een ‘kinderpardon’. Daarmee kunnen ze hier blijven, ook al hebben ze geen recht op asiel.”

Die ‘gewortelde’ kinderen komen regelmatig in het nieuws. De bekendste was Mauro, de achttienjarige asielzoeker die in 2011 na tien jaar terug moest naar Angola. Daarvoor nog was er Sahar, de veertienjarige gymnasiaste uit Sint Annaparochie die terug moest naar Afghanistan.

De negenjarige Yossef uit Alkmaar moest in 2011 naar Eritrea. Onlangs kwam de autistische Eduard in het nieuws die uitgezet werd naar Armenië, vlak voor hij zijn vmbo-diploma kon ophalen. De stoet die de afgelopen jaren voorbij kwam, is veel langer. Scholen, voetbalclubs, buren en burgemeesters protesteren en zoeken de media. Met wisselend succes.

Maas vind het „niet zo spannend” om te zien hoe goed al die kinderen zijn ingeburgerd. „Zeker kinderen en jongvolwassenen pakken de taal snel op, maken vriendjes, voelen zich snel thuis.”

Het grootste probleem, vindt Maas, is dat hun ouders de procedure zo lang mogelijk proberen te rekken. „Als zij uiteindelijk worden afgewezen, hebben ze de toekomst van hun kinderen wel heel ingewikkeld gemaakt. Als een Pakistaans kind dan weer terugkeert in zijn eigen land, kan hij niet lezen en schrijven in zijn eigen taal. Die heeft dan dus een achterstand.”

Wat denkt u dan, als u een uitgewezen asielkind op tv ziet dat Nederlands spreekt, van pindakaas houdt, op hockey zit en geliefd is in de wijk?

„Dan weet ik dat er achter dat kind nog een paar honderd van dat soort gevallen zijn. Als je wilt dat die allemaal mogen blijven, moet de politiek daar iets aan doen.”

Een kinderpardon bijvoorbeeld. Zou u dat willen?

„Ik ga daar niet over. Maar laat ik het zo zeggen: een kinderpardon helpt niet mee aan terugkeer. We zagen rond de vorige verkiezingen dat gezinnen veel minder vaak vrijwillig wilden terugkeren toen het erop leek dat het nieuwe kabinet met een kinderpardon zou komen.”

Dan blijven ze tijd rekken, in de hoop dat ze toch mogen blijven?

„Ja. En geef ze eens ongelijk, dat zou ik ook doen.”

Je kunt ook zeggen: met zo’n pardon lossen we snel het probleem met gewortelde kinderen op.

„Ja. Maar je moet je afvragen of je op die manier toelatingsbeleid wilt voeren. Je boodschap is namelijk: ‘Nee, je krijgt geen verblijfsvergunning, maar als je lang genoeg traineert, krijg je hem alsnog.’ Dan kun je mensen beter meteen een vergunning geven.”

Als u aan de knoppen zou zitten, zou u geen kinderpardon geven?

„Dat hangt ervan af vanuit welk perspectief je kijkt. Vanuit terugkeerperspectief is het niet handig. Maar vanuit menselijk perspectief kan ik me goed voorstellen dat je zegt: laten we het maar gewoon doen.”

En vanuit Rhodia Maas-perspectief?

„Vanuit Rhodia Maas-perspectief vind ik een kinderpardon heel onrechtvaardig. Omdat je mensen beloont die niet hebben gedaan wat hun wettelijke plicht is: vertrekken. En al die mensen die de afgelopen jaren wel zijn teruggekeerd, hebben dus pech.”

Sommige afgewezen asielzoekers kunnen een aanwinst zijn voor de samenleving. Kun je dan niet beter pragmatisch zijn, door mensen met potentie te laten blijven?

„Tegen zo iemand zou je dan moeten zeggen: je voldoet niet aan onze voorwaarden, maar je bent wel een aanwinst: dus vooruit dan maar. Dat willen we niet. Zolang wij in Nederland een toelatingsbeleid hebben, moeten we dat ook handhaven. Als je niet mag blijven, dan moet je weg. Hoe vervelend dat ook is. Maar ik ben het ermee eens dat veel asielzoekers potentie hebben. Het zijn in elk geval mensen met lef. Ze hebben hun spullen gepakt en zijn naar de andere kant van de wereld verhuisd. Dat vind ik nogal wat.”

Sommige Nederlanders vinden uw opstelling te hard. Uw huis werd besmeurd met rode verf. Wat doet dat met u?

„Helemaal niets. Ik heb me geen moment bedreigd gevoeld. Ik vind het vooral triest. Dat je in een wereld zonder grenzen gelooft, prima. Ik vind dat ook een mooi concept. Maar dat je die denkbeelden op zo’n manier moet uitdragen, vind ik zielig.”

Vroeger moest ze zich op verjaardagsfeestjes nog wel eens verdedigen, zegt ze. Dan zei ze – ze zet een gek stemmetje op: „‘Ik werk bij de IND, bekend van radio en teevee. Je weet wel, die kleermaker Gümüs. Iraanse asielzoekers die hun mond dichtnaaien.’ Dan ben je snel uitgepraat.”

Op diezelfde feestjes is de teneur van het gesprek vaak als volgt, zegt ze: „De meeste mensen vinden dat alleen échte vluchtelingen mogen blijven, de rest moet terug. Behalve Ahmet, de vriendelijke buurman, die mag óók blijven.”

En over dát dilemma schuwt ze het debat niet. Sowieso niet. Ze praat met iedereen. „Ik ben als een Jehovagetuige. Als Nederland een land wil blijven dat mensen kan toelaten die op de vlucht zijn voor oorlog en geweld, dan móét je handhaven aan de achterkant. En als dat handhaven op een nette en zorgvuldige manier kan gebeuren, dan doe ik mooi werk. Daar geloof ik in. Is dat hard? Het is het beleid dat we met elkaar hebben gemaakt. Het is een politieke beslissing. Als je het er niet mee eens bent, moet je niet bij mij zijn. Bij mij moet je zijn als de uitvoering niet klopt.”

Asielzoekers die in hun land van herkomst niet vervolgd worden wegens ras of geloof, en niet worden blootgesteld aan foltering of onmenselijke behandeling, kunnen hier geen asiel krijgen. Zij moeten terug naar hun land van herkomst.

Zodra hun verzoek is afgewezen, heten ze geen asielzoekers meer, maar illegale vreemdelingen. Ongeveer de helft van de mensen die het land moeten verlaten, vertrekt onder toezicht. Een deel vrijwillig, een deel gedwongen. De rest vertrekt in DT&V-jargon „met onbekende bestemming”.

Een deel van hen verdwijnt in de illegaliteit. In 2013 waren er ongeveer 35.000 illegalen in Nederland, volgens de meest recente schatting van onderzoeksbureau WODC.

Volwassen vreemdelingen komen terecht in een sobere ‘vrijheidsbeperkende locatie’ in Ter Apel. Gezinnen met kinderen gaan naar een iets vriendelijkere plek.

Op deze ‘terugkeerlocaties’ probeert een persoonlijke ‘regievoerder’ mensen te bewegen tot vertrek. De regievoerders, in de praktijk zijn het halve psychologen, worden getraind in gesprekstechniek. Eerst moeten ze de vreemdeling zover krijgen dat die vertrek als optie gaat zien. Daarna moet hij inzien dat vertrek beter is dan eindeloze onzekerheid.

De regievoerder kan de vreemdeling ook wat bieden: een korte opleiding en wat geld om in het thuisland een zaakje op te starten.

Hoe effectief is de terugkeer?

„Het is maar net hoe je het bekijkt. Is het glas halfvol of halfleeg? Ik ben blij dat steeds meer vreemdelingen vrijwillig vertrekken. Nu is dat dertig procent van de pakweg 10.000 mensen die jaarlijks naar ons zijn doorverwezen. In 2010 vertrok tien procent vrijwillig.”

Waarom willen jullie zo graag vrijwillige terugkeer?

„Het is prettig, goedkoop en vriendelijk. Het werkt het beste als we tegen een vreemdeling kunnen zeggen: ik kan je een aantal dingen bieden als je vrijwillig terugkeert: een cursus, wat geld om een bedrijfje te beginnen, begeleiding bij terugkomst. Maar als je niet gaat, dan pak ik je in je kippennek en zet ik je in het vliegtuig. Het lastige is: dat laatste kunnen we lang niet altijd waarmaken. En als de gedwongen terugkeer niet lukt, vervalt daarmee de stok achter de deur.”

Wat zijn de grootste obstakels bij het uitzetten?

„De landen van herkomst die niet meewerken aan gedwongen terugkeer. We proberen natuurlijk via diplomatie en in Europees verband daar wat aan te doen. Maar het is erg lastig.”

Om welke landen gaat het?

„Algerije bijvoorbeeld. China. Ethiopië, Somalië, Iran en Irak zijn ook lastig. Guinee. En Marokko.”

Er zijn ook landen die niet meewerken aan vrijwillige terugkeer. Mensen vragen om uitreispapieren bij de ambassade en krijgen die niet.

„Onze ervaring is: als iemand echt weg wil, lukt het altijd.”

Als het je niet lukt, wil je niet?

„Ja. Als je aangeeft dat je weg wilt, dan kan dat. Ik zeg dit op basis van ervaring. Mensen die altijd beweerden dat ze niet weg konden, zijn toch rap weg als er iets gebeurt waardoor ze wel terug willen. Sommige landen vragen nog wel iets van bewijs, maar je kunt altijd wel aan een snippertje papier komen. Er is altijd wel een tante, nicht, kennis, schoolhoofd of imam die kan zeggen dat je bent wie je zegt dat je bent.”

De laatste anderhalf jaar zijn er vooral Syriërs en Eritreeërs naar Nederland gekomen. Zij krijgen vrijwel allemaal een verblijfsvergunning. Maar de laatste maanden komen er ook veel asielzoekers van de westelijke Balkan, uit Marokko en veilige delen van Oekraïne. Zij mogen meestal niet blijven.

Waarom komen die mensen hierheen? Ze krijgen bijna nooit asiel.

„Tot een paar jaar geleden was het gewoon lucratief. Je zat al snel een paar maanden in de opvang te wachten op de uitslag van je asielverzoek, je kreeg wat geld en kon ook nog een paar weken zwart werken. Dat is interessant als je begin twintig bent. Ik heb die landen bezocht, Albanië, Kosovo. Daar is een hoop leegte. Vooral in Kosovo is het leven grauw en grijs.”

Lukt het om deze groepen snel uit te zetten?

„Asielverzoeken uit landen die we op de lijst met ‘veilige landen’ hebben gezet, zoals de hele westelijke Balkan, worden sinds kort extra snel afgehandeld. Deze mensen mogen hun rechtszaak niet in Nederland afwachten en krijgen geen geld mee. Albanezen vliegen we met een gecharterd vliegtuig terug en dat komt op de Albanese televisie. We laten in Albanië ook eigen filmpjes zien, met de boodschap: als je komt, ben je binnen een paar dagen weer terug. Dat lukt ook echt, omdat de Balkanlanden goed meewerken.

„Het uitzetten van Marokkanen is moeilijker. Marokko werkt nauwelijks mee aan gedwongen terugkeer, dus dan is vrijwillige terugkeer onze enige optie. En er is hier een grote Marokkaanse gemeenschap, dat maakt het voor illegalen makkelijk om onder te duiken. Die mensen krijg je niet makkelijk weg.”

Waarom werken landen niet mee aan terugkeer?

„Als je net opkrabbelt uit een burgeroorlog en kampt met veel ontheemden in je land, dan zit je niet te wachten op mensen uit een Nederlands asielzoekerscentrum, zeker niet als dat mensen zijn die zelf niet eens wíllen terugkeren. Toch is het gek, want het zijn wel hun onderdanen. Ze zijn verplicht om hen terug te nemen.”

Kun je niet zeggen: we geven je 2.000 euro als je deze persoon terugneemt? Zo werkt het vaak in die landen en wij besparen zo opvangkosten.

„Nee, dat kan niet. Dat neigt een beetje naar mensenhandel. Ik kan wel een training aanbieden aan de politie daar. Of, als ik heel gek wil doen, een abonnement op Edison. Dat is een programma waarmee de politie reisdocumenten op echtheid kan beoordelen. Dat kost 2.000 euro per jaar. Maar dat is het wel zo’n beetje. Je kan wel de vreemdeling zelf 2.000 euro meegeven, dan kieper je hem niet zomaar over de schutting.”

Op macroniveau doen we al zoiets. De Europese Commissie maakt ontwikkelingsgeld deels afhankelijk van medewerking aan ons migratie- en uitzetbeleid.

„Dat klopt. Op Europees niveau gebeurt dat inderdaad en dat is prima. Ik kan me er wel iets bij voorstellen, voor landen als Afghanistan. Die mensen komen terug in bijna niks. Als je Afghanistan geld geeft om infrastructuur te bouwen zodat die mensen terug kunnen, dan snap ik dat.”

Is dat goed, of is dat ook mensenhandel?

„Dan kun je zien wat er met het geld gebeurt. En je geeft het met een doel: dat die mensen daar opgevangen kunnen worden. Dat is iets anders dan zeggen: als jij deze mensen opvangt krijg je een zak geld en zie maar wat je ermee doet. Dat vind ik een essentieel verschil.”