Column

Ik ben een enorme fan van de Gutmensch maar pleit wel voor een quotum

21-10-2016 09:01

Ik ben een enorme fan van de Gutmensch. Aardige jongens en meisjes die de wereld door een roze bril bekijken. Een niet-aflatende drang om van de wereld een betere plek te maken; zichzelf volledig wegcijferend.

Hun volle westerse tieten aanbiedend aan elk hongerig kind dat voorbijkomt, hoewel ik volledigheidshalve wel moet melden dat dat laatste voorbeeld voornamelijk geldt voor de vrouwelijk variatie van de Gutmensch. Wat maar weer aantoont dat ook onder de Gutmenschen een enorme variatie zit.

En dus hebben we een duidelijke definitie nodig om vast te leggen wat een gutmensch nou eigenlijk is. Een chagrijnige kenau in broekpak die een leven lang mensen heeft afgesnauwd en gekleineerd, maar wel vrijwillig linzensoep maakt in het dichtstbijzijnde AZC, is onder de streep gewoon een kenau. Je kunt er namelijk gemakshalve van uitgaan dat haar goedertierenheid voornamelijk is ingegeven door de behoefte om zich boven anderen verheven te voelen. Bovendien heeft ze hoogstwaarschijnlijk de geheime agenda om alle asielzoekers zo snel mogelijk tot het veganisme te bekeren. Dat is mijn woordenboek niet echt gutmenscherig.

Verder pleit ik ook voor een quotum van de Gutmensch. Al te goed is immers buurmans gek. Negentienenhalf procent van de bevolking lijkt mij een uitermate mooi aantal. Genoeg om alle zieken, zwakken en misselijken te ondersteunen en te pamperen maar te weinig voor een Gutmensch revolutie. Want onder het juk van de Gutmensch is het zwaar ademen.

Niet teveel dus, maar wel altijd veel meer Gutmenschen dan rabiaat-rechtse schlechtmenschen. Maar dat lijkt me logisch.