Direct naar artikelinhoud
Interview

‘Ik loog dat ik moslim was’

‘Ik loog dat ik moslim was’
Beeld Jorgen Caris

In de interviewserie ‘De Appel en de Boom’ vertellen ouder en kind over de rol van de islam in hun leven. Hoe anders zijn ze? In deel acht: Murat Isik en zijn moeder Aynur Tarhan.

Een witte Hollandse wolkendeken spiegelt in het opgepoetste tafelblad. Bij Aynur Tarhan thuis in de Amsterdamse Bijlmer glimmen de meubels op zijn Turks. Waar die poetswoede in Turkse huishoudens vandaan komt? Schrijver Murat Isik (39) weet het niet. En voor zijn moeder Aynur is het zo vanzelfsprekend dat ze even moet nadenken over een antwoord. “Dat doe je voor de gasten. Uit respect.”

Hier in de Bijlmer groeide Murat op, kort nadat hij in de Turkse kuststad Izmir werd geboren. In zijn debuutroman ‘Verloren Grond’ beschrijft hij de familiegeschiedenis, die begint in het geboortedorp van zijn ouders, in het oosten van Turkije. Ze zijn Zaza, een van oorsprong Perzisch volk. En geen soennitische moslims, zoals het merendeel van de Turken, maar alevieten. Een geloofsrichting die in Nederland zo’n 100.000 aanhangers telt, en in Turkije ongeveer 20 miljoen.

Hij helpt zijn moeder theezetten, en gaat naast haar aan de eetkamertafel zitten. “Het alevitisme begon als een afsplitsing van het sjiisme, maar vervolgens werd het iets eigens en staat het daar nu los van. Ik zie het meer als een religieus humanisme. De alevieten zijn lang onderdrukt in Turkije, en door conservatieven wordt vaak neerbuigend over hen gepraat - ze zouden alles doen wat God verboden heeft. Velen in Turkije zijn het slachtoffer geworden van geweldsuitbarstingen tegen alevieten, in het verleden bijvoorbeeld in Dersim en Sivas. De wens om de eenheid te bewaken zorgt in Turkije voor een onderdrukking van minderheden. Die willen iets meer autonomie: hun eigen cultuur kunnen belijden, hun eigen taal spreken. Tot haar tiende spraken ze in het dorp van mijn moeder geen Turks, maar Zazaki. En ze had een andere naam, een Zaza-naam.”

Aynur: “Ik heette Ağçık, tot er een leraar naar het dorp kwam, gestuurd door de Turkse staat, die het dorp Turks moest leren.”

Murat: “Veel kinderen kregen nieuwe, Turkse namen. ‘Vanaf nu heet u zo en zo’. Mijn opa luisterde natuurlijk.”

Aynur knipt met haar vingers. “Meteen, vanaf die dag was ik Aynur. Hij was een simpele boer. Zo’n leraar werd gestuurd vanuit Ankara, dus luisterde je naar hem.”

Murat: “Heel braaf.”

Aynur: “Ze waren bang.”

Murat: “Op een dag was de leraar net zo plotseling weer verdwenen. Hij hield het er niet vol, er was natuurlijk ook niemand die Turks sprak. Er was niks daar, geen voorzieningen, dokter of politiebureau. Je moest erop hopen en bidden de winters door te komen. Van de dertien baby’s die mijn oma kreeg, hebben er drie het dorp overleefd.”

Aynur: “Ik heb het ook amper gehaald. Als negenjarige ben ik zo ziek geweest dat ik opnieuw moest leren lopen toen ik weer uit bed kon. Er waren geen medicijnen. Niks.”

Murat: “De sterksten overleven het. Heel wreed. Ik denk dat daarom de familie in Turkije zo trots is dat hun verhaal is opgeschreven. Al die ontberingen waren niet voor niets. Het is niet onopgemerkt gebleven. Maar je hebt ook hier overleefd, mam. Hier in de Bijlmer ben je ook heel sterk gebleven. Dat is waar mijn tweede boek over gaat: overleven in de Bijlmer van de jaren tachtig.”

Op een dag, zo rond mijn tiende was het, zei mijn zus ineens tegen mij: ‘Wij zijn moslim’

In ‘Wees onzichtbaar’ beschrijft Murat zijn onveilige jeugd in de verloederende Bijlmer. Hij had hier zo zijn eigen overlevingsstrategie. Hij hield zich onzichtbaar en loog over zijn geloof. Murat: “Mijn opvoeding was niet religieus. Mijn vader was een atheïst en communist. Heel dogmatisch. Hij was altijd in de stad aan het vergaderen over politiek. Voor ons had hij geen aandacht. Met gelovigen wilde hij zo min mogelijk te maken hebben - daar viel niets mee te beleven, daar kon hij niet mee gokken, niet mee drinken. Een keer gingen we in de Bijlmer theedrinken bij een Turks gezin. Die man leek modern, maar toen we daar kwamen, weigerde zijn vrouw mijn vader de hand te schudden. Mijn vader was heel verbaasd. Ik net zo. Het bezoek heeft hij vrij snel afgebroken, mijn vader zei: Naar die mensen gaan we nooit meer toe.”

Vriendjes

“Ik vond het eigenlijk wel gek: we kwamen uit Turkije, en geloofden niet. Maar als kind wilde ik erbij horen. Ik had veel Pakistaanse vriendjes, en mijn zus had Pakistaanse vriendinnen, die waren allemaal islamitisch. Op een dag, zo rond mijn tiende was het, zei mijn zus ineens tegen mij: ‘Wij zijn moslim’. Ze had dat gezegd tegen haar Pakistaanse vriendin. Ik dacht: Oh, okee? Zo was ik ineens medeplichtig, en moest ik meedoen met die leugen tegenover mijn vrienden. Zij vonden het normaal, natuurlijk ben je moslim, je bent toch Turk? Maar de druk werd op den duur heel groot. Ik kon niet meer terug. Mijn beste vriendje bad vijf keer per dag. Dan kwam ik bij hem thuis, spreidden ze bidmatjes uit, en begonnen ze een voor een te knielen en te buigen. ‘Hoe vaak bid jij dan?’, vroeg hij. Ik had geen idee wat te doen of te zeggen. ‘Ja, nee’, probeerde ik me er dan uit te redden, ‘Wij hebben dat niet, we zijn wel gelovig, maar de Turken zijn iets vrijer daarin… of zo.’ Op een middag waren we aan het gamen en kwam zijn vader thuis: ‘Tijd voor de moskee, het vrijdaggebed!’”

Aynur: “Oh-oh.”

Murat: “Ik was in paniek, probeerde er nog onderuit te komen, want ik zou natuurlijk genadeloos door de mand vallen. Maar mijn vriendje zei, ‘Ja, kom, dan zie je mijn moskee, en dan gaan we samen bidden’. Het is allemaal net, nét goed gegaan. Mijn vriendje zag wel dat ik het niet gewend was dus hij zei: ‘Doe mij maar na.’ Ik redde me er achteraf weer uit door te zeggen: ‘Ja, wij zijn van een iets liberalere stroming’. Kwamen er van die mannen met baarden naar me toe, ‘Assalaam aleikum’. Ik schrok, maar ik wist nog net wat je terug hoorde te zeggen: ‘Aleikum salaam’.”

Had ik het over een ‘stom jongetje’, dan zei jij: ‘Nee, dat moet je niet zeggen, niet pesten

Aynur: “Dat wist je van Turkse tv.”

Op de middelbare school hoorde hij voor het eerst over het alevitisme, vertelt Murat. “Ik wist er heel weinig over, omdat mijn atheïstische vader zo dominant was in huis. En jij vertelde er nooit over.”

Aynur: “Nee, ik was er niet op die manier mee bezig.”

Murat: “Ik leerde er wel indirect over door hoe jij in het leven stond. Hoe je de ander met respect behandelt, ongeacht geloof, ras of geslacht. Had ik het over een ‘stom jongetje’, dan zei jij: ‘Nee, dat moet je niet zeggen, niet pesten, we zijn allemaal gelijk’. Gooide ik stenen naar eenden, riep je: ‘Nee, nee, dat zijn ook levende wezens’. Het waren meer dat soort dingetjes, dan dat je naar God verwees. Maar je zei bijvoorbeeld wel ‘inshallah’, ‘als God het wil’.”

Aynur: “Dat was omdat ik jou toch een antwoord wilde geven op vragen als: ‘Krijg ik goede cijfers, mama?’ Inshallah, zei ik dan, ik hoop het.”

Murat: “Ik dacht lang dat het ‘hopelijk’ betekende. Pas later begreep ik: Oh, het woord ‘Allah’ zit daar in. ‘Als God het wil’.”

Hoeveel sympathie ik ook voor alevieten voel, ik ben niet gelovig

Aynur: “Ik zeg dat wel, maar ik weet eigenlijk niet of God bestaat. Ik kan ook niet zeggen dat hij niet bestaat. Ik geloof gewoon op mijn eigen manier. Af en toe ga ik naar de cem, de religieuze viering van alevieten, daar zie ik dan iedereen weer.”

Haar ouders waren niet streng, zegt Aynur, net als de rest van het dorp, dat volledig uit alevitische zaza’s bestond. “Toen we naar Izmir vertrokken deden ze al gauw de hoofddoeken af. We pasten ons aan. De soennitische migranten van het Turkse platteland die naar Izmir kwamen, waren daar niet zo makkelijk in. Uit Turkije weet ik nog dat er bijvoorbeeld soennieten waren die je erop aanspraken als je geen hoofddoek droeg. Dat zouden wij niet doen. Wij bemoeien ons niet zo met anderen.”

Murat: “Bij alevieten vallen afvalligen niet in ongenade, ze worden niet verstoten . Al zijn er ook heel vrome alevieten en verschillende stromingen. Ik denk dat jouw ouders ook iets geloviger waren, want opa zei altijd: ‘Amen, amen’.”

De Turkse gemeenschap is helaas enorm gepolariseerd, je weet niet wie je tegenover je hebt

Aynur: “Ja, maar voor die generatie is dat normaal. Allah is belangrijker voor hen. Ik doe het op mijn eigen manier, bij mij staat de mens centraal. Ik bid bijvoorbeeld niet, maar heb ik het moeilijk, dan noem ik wel eens alles op wat ik hoop, maar ik zeg dan niet letterlijk Gods naam. Hoe zeg je dat in het Nederlands? Ik luister naar mijn geweten. Het gaat om dat je de ander eerlijk behandelt, en niemand pijn doet.”

Murat: “Hoeveel sympathie ik ook voor alevieten voel, ik ben niet gelovig. Op de universiteit kwam ik voor het eerst alevieten tegen. Ze waren zoals ik, kwamen ook uit een links nest. Ik voelde een soort warmte tussen alevieten onderling, maar ik had ook veel soennitische vrienden. Ik maak geen onderscheid. Jij zegt vaak: ‘Dat is er een van ons’. Ja, misschien laat je jezelf wel eerder zien als je een aleviet ontmoet, ben je minder aarzelend.”

Aynur: “Dan ben je losser.”

Murat: “Tegenwoordig ben ik onbewust iets meer op mijn hoede. De Turkse gemeenschap is helaas enorm gepolariseerd, je weet niet wie je tegenover je hebt. Straks is het een heel fanatieke conservatief of nationalist.”

Aynur en haar man kozen ooit bewust voor de Bijlmer. Ze pakt er een foto bij uit de jaren tachtig waarop ze een hippe bontjas draagt. Murat: “Mijn vader wilde niet dat we opgroeiden in een Turkse wijk vol conservatieve gelovigen, met de sociale controle, en de bijbehorende roddel en achterklap.”

Aynur: “We deden het ook uit het oogpunt van integratie. We hoorden dat jongeren in Amsterdam-West tot laat op straat bleven hangen. Dat wilden we niet voor onze kinderen, ze moesten in de eerste plaats een goede opleiding krijgen. Dat was het enige wat toen voor mij telde. Daar moest alles voor wijken.’

Vragen & antwoorden

• Hoe belangrijk is religie voor je?
Aynur: Niet onbelangrijk
Murat: Onbelangrijk

• Hoe vaak ga je naar de cem?
Aynur: Soms
Murat: Nooit

• Hoe vaak bid je?
Aynur: Nooit
Murat: Nooit

• Lees je de Koran?
Aynur: Nee
Murat: Nee

• Hoort een vrouw een hoofddoek te dragen?
Aynur: Nee
Murat: Nee

• Drink je alcohol?
Aynur: Ja
Murat: Ja

• Eet je varkensvlees?
Aynur: Soms
Murat: Soms

• Vast je?
Aynur: Nee
Murat: Nee

In de interviewserie ‘De Appel en de Boom’ vertellen ouder en kind over de rol van de islam in hun leven. Lees hier meer afleveringen.