Direct naar artikelinhoud
Column

Uit het oog van Amsterdam druppelt een traan

Theodor HolmanBeeld Wolff

Er zijn dagen waarop een stad haar tranen niet kan bedwingen. Donderdag had Amsterdam zo'n dag.

Nouri.

We waren erop voorbereid, een donker vermoeden waaide al door de straten, maar in de middag kwam het zwarte oordeel. Een deel van zijn hersenen laat het afweten.

Het is zo'n kwaal waar leven bijna net zo erg is als dood. Zo'n kwaal ook waar we voorlopig niets aan kunnen doen. We zijn verslagen in een strijd die we niet hebben gevoerd, die we nimmer wilden en waarvan we de reden ook niet weten.

Het zijn ook van die momenten waarop we opeens weer ­zeker weten wat onrechtvaardig is. We praten over de politiek, over tegenstellingen die er vroeger niet en nu wel waren, we schelden elkaar uit en proberen de rechtvaardigheid naar onze kant te trekken, maar ineens beseffen we wat de ware onrechtvaardigheid is: een jongen van twintig, zwaar van het talent, licht in de omgang en zo aardig dat je hem verdenkt een vacht te hebben die je kunt aaien, wordt alles afgepakt.

Deze Godenzoon was een werkelijke voetballende held en daarom een voorbeeld. Onrechtvaardigheid in pure vorm. Een onbekende dief zette even zijn hart stil om een deel van zijn brein te stelen.

Er is het meest kostbare kapotgemaakt: jeugd. In de knop gebroken, zoals Kloos zegt, en dat hoort niet.

En waar moeten wij met ons medelijden heen?

Naar de ouders, natuurlijk. Naar zijn familie en vrienden, uiteraard. Naar Ajax. Maar ook naar ons, want we zullen hem niet alleen op het veld missen, maar als we aan hem denken, zullen we steeds die merkwaardige pijn van de onrechtvaardigheid voelen. 

Alles doet pijn bij zo'n bericht.

Arme, arme Nouri, wiens toestand een donkere schaduw over de stad legt. Omdat hij een voorbeeld was, ligt hij daar niet alleen in dat ziekenhuisbed, wíj liggen er ook; omdat hij lijdt, lijden wij ook; omdat hij voor ons voetbalde, voelen we ons nu totaal onmachtig.

Er zijn woorden, maar hoe goed je ze ook wilt kiezen, je bent met stomheid ge­slagen. 

Konden we maar iemand de schuld geven. Konden we maar iemand voor het gerecht slepen. Waarom kan dat niet? Omdat ons bestaan soms onbegrijpelijk is.

Uit het oog van Amsterdam druppelt een traan. Van verdriet, van woede, van onmacht, van medelijden.

Theodor Holman (1953) is columnist, schrijver, televisie- en radiomaker. Elke dag, uitgezonderd zondag, lees je hier zijn column. Lees al zijn columns terug in het archief. Reageren? t.holman@parool.nl

Een onbekende dief zette even zijn hart stil om een deel van zijn brein te stelen

Lees ook: 'Er zijn geen woorden voor wat zich toen bij Ajax afspeelde'