Opkomst extreem-rechtse partijen verbonden met geweld

Onderzoekers benadrukken steeds meer het groeiende gevaar van extreem-rechtse groeperingen. De stijgende populariteit van partijen als PVV en FvD blijkt samen te gaan met toenemend geweld van straatbewegingen.
5 juli 2017

Door Lode Koelewijn

Onderzoeker Sarah de Lange van de Universiteit van Amsterdam maakte altijd een hard onderscheid tussen radicaal-rechtse partijen als de PVV en FvD en extreem-rechtse straatbewegingen die geweld niet schuwen. Nu gaat stijgende populariteit van de eerste groep gepaard met toenemend geweld van de laatste.

De Lange merkt op dat de grenzen tussen radicaal- en extreem-rechts steeds meer vervagen. Politieke partijen en straatbewegingen schurken steeds meer tegen elkaar aan. Wilders spreekt vol lof over Pegida en de English Defence League. Zelfbenoemde ‘burgerwachten’ zoals Soldiers of Odin jagen op migranten en legitimeren dit met de racistisch-populistische retoriek van Wilders: ‘de elite’ beschermt ‘het (witte) volk’ niet tegen de bedreigende vreemdeling.

Gevestigde politiek, media en wetenschap namen lang aan dat racistische en nationalistische energie gekanaliseerd zou worden door de stabiele aanwezigheid van een radicaal-rechtse partij in het parlement. Deze redenering was ook een reden (of excuus) voor het CDA en de VVD om de samenwerking aan te gaan met Wilders’ PVV in 2010. Sociale wetenschappers dachten dat de ‘losers of globalisation’ (overigens een denigrerende term die suggereert dat er een gelijk speelveld is) bij te veel demonisering van de PVV misschien zouden overlopen naar extremere bewegingen als Voorpost of de NVU.

De aanname dat racisme en nationalisme gepacificeerd konden worden via het parlement is flink gaan rammelen sinds de oprichting van Pegida (inclusief eigen knokploeg, exact wat extreem-rechts volgens onderzoekers onderscheidt van hun ‘radicale’ bondgenoten), dat woord voor woord de retoriek van Wilders overneemt. Door slogans als ‘kom in verzet’ creëert radicaal-rechts ruimte ter rechterzijde van zichzelf voor extremere uitingen van nationalisme en racisme. Racisme in het parlement houdt racisten op straat niet zoet, het daagt ze uit om verder te gaan.

Een belangrijke rol hierin spelen media als GeenStijl, zegt ook Ineke van der Valk, onderzoeker naar islamofobie. Zij observeert een stijging in islamofobe bedreigingen en geweld. Zowel de artikelen op GeenStijl als de reacties daarop dragen consequent het frame uit dat moslims achterlijk en onontwikkeld zijn, en daarmee een bedreiging voor de Nederlandse cultuur. Nourdin El Ouali, oprichter van het Rotterdamse NIDA, kan hierover meepraten. Bij de oprichting van zijn partij kreeg hij een stortvloed van bedreigingen over zich heen. Met dergelijke media is het onzinnig om te denken dat racisten vanzelf wel hun toon zullen matigen als ze gehoord worden.

De fout die onderzoekers, media en gevestigde politiek maken is dat zij PVV en FvD als legitieme democratische partijen beschouwen omdat deze partijen zichzelf zo beschouwen. Als Wilders beweert dat hij de democratie en de Verlichting een warm hart toedraagt en de ouderenzorg in ere wil herstellen, is dit ook het verhaal dat media en wetenschap vertellen. Baudets bewering dat hij het ‘partijkartel’ wil breken ten gunste van de massa wordt kritiekloos overgenomen. Wat niet onderzocht wordt, is de manier waarop hun woorden gebruikt worden om minderheden, vrouwen en linkse activisten te terroriseren.

Wat niet besproken wordt zijn de logische handelingen van extreem-rechtse politici. Ze proberen ondemocratische doelen te bereiken met een mix van democratische strategieën en fascistische intimidatie. Quasi-democratisch theater in het parlement en knokploegen op straat zijn twee zijden van dezelfde munt.