Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Onderwijs

Asielzoeker vindt weg naar onderwijs niet

Enquête Gemeenten moeten statushouders aan een baan helpen. Dat is lastig zonder opleiding.

Nederlandse les voor vluchtelingen bij Boost in Amsterdam-Oost.
Nederlandse les voor vluchtelingen bij Boost in Amsterdam-Oost. Foto Maurice Boyer

Asielzoekers met een verblijfsvergunning stromen aanzienlijk minder vaak dan verwacht door naar het middelbaar en hoger onderwijs. Gemeenten schatten vorig jaar dat een op de drie statushouders (asielzoekers met een verblijfsvergunning) een opleiding volgen. In werkelijkheid doet slechts twaalf procent dat.

Dit blijkt uit een enquête die Kennisplatform Integratie en Samenleving (KIS) afnam bij 256 Nederlandse gemeenten. Het onderzoek wordt deze dinsdag gepubliceerd.

De enquête is onderdeel van een meerjarig onderzoek naar de hulp die gemeenten statushouders geven bij het zoeken naar werk. Sinds de Participatiewet van 2015 zijn gemeenten verplicht om statushouders – in 2016 kwamen er ruim 40.000 bij in Nederland – aan een baan te helpen. Dat lukt bij slechts een heel kleine groep; het merendeel belandt in de bijstand. Eenderde van alle gemeenten biedt statushouders van boven de dertig de kans om met behoud van uitkering te studeren.

Dat de doorstroom naar het onderwijs stokt, is een gevoelige tegenslag omdat een diploma de kansen op de arbeidsmarkt vergroot en de integratie uiteindelijk bevordert. KIS onderzoekt nog waarom de doorstroom naar het onderwijs stagneert, zegt KIS-onderzoeker Inge Razenberg. De uitkomsten worden eind dit jaar gepubliceerd.

Taalachterstand

Uit recent onderzoek van de Sociaal-Economische Raad (SER) blijkt dat statushouders tegen verschillende „knelpunten” aanlopen bij de doorstroom naar het onderwijs. Zo hebben veel van hen een taalachterstand. Ook blijkt het lastig een opleiding te combineren met de verplichte inburgeringcursus, aldus de SER. Verder worstelen statushouders met de Nederlandse onderwijsstijl, zegt Razenberg. „In Nederland verwachten we een hoge mate van assertiviteit, dat is wennen voor ze.”

In het rapport staat ook een aantal positieve constateringen. Zo blijken de meeste gemeenten (82 procent) in 2016 speciaal aanvullend beleid te voeren om statushouders aan een baan te helpen, terwijl een jaar eerder slechts 1 op de 5 gemeenten beleid hiervoor had ontwikkeld.

Ook beginnen gemeenten eerder met de „arbeidsbemiddeling”, blijkt uit het rapport. Ze beginnen daar bijvoorbeeld mee zodra een statushouder zich in een gemeente vestigt, niet pas na het inburgeringstraject.

Tegenvallende resultaten

Voor gemeenten heeft de begeleiding van statushouders naar werkgeven een „hoge urgentie”, zegt Razenberg. Maar tot spectaculaire resultaten heeft dat nog niet geleid. Slechts 8 procent van de statushouders heeft een baan, iets minder dan de gemeenten vorig jaar hadden ingeschat. En een kwart van de asielzoekers met een verblijfsvergunning neemt deel aan activeringsprojecten: activiteiten die aansluiten bij het curriculum vitae van de statushouder en zijn gericht op toekomstige werk. Ook dat is lager dan verwacht.

De tegenvallende resultaten betekenen niet dat gemeenten gefaald hebben, zegt Razenberg. „Het is logisch dat ze na een jaar nog geen perfecte resultaten boeken.”

Veel van het gemeentelijke beleid rond statushouders bestaat uit tijdelijke projecten. Het zou beter zijn als gemeenten langdurige projecten ontwikkelen, zegt Razenberg. Het is belangrijk dat je deze groep op lange termijn blijft volgen, vervolgt de KIS-onderzoeker. Want doe je dat niet, „dan loop je het risico dat mensen buiten de boot vallen.”