Direct naar artikelinhoud

Nieuwe Unesco-lijst schopt tegen schenen van Tibetanen, Israël en Polen

Organisaties van Tibetaanse ballingen bekritiseerden zaterdag de opname van een natuurpark op een hoogvlakte in de Chinese provincie Qinghai op de werelderfgoedlijst van Unesco. Ze vrezen dat de uitverkiezing nadelig uitpakt voor de etnisch en cultureel Tibetaanse bewoners van het gebied.

Tibetanen nemen deel in een paardenrace in Yushu in Qinghai.Beeld getty

De werelderfgoedcommissie van Unesco is van 2 tot 12 juli bijeen in het Poolse Krakau. De werelderfgoedlijst van de culturele tak van de VN is een van de meest begeerde internationale keurmerken. Unesco-status levert prestige op, en toeristen. De selectie leidt dan ook vaak tot politiek gekrakeel, zeker als het om erfgoed gaat dat door meerdere landen of partijen wordt geclaimd.

Dat is ook het geval bij het natuurpark Hoh Xil, dat op een hoogte van 4.500 meter ligt en bekend is om zijn bijzondere flora en fauna, zoals de Tibetaanse antilope. Volgens de International Campaign for Tibet zal de Unesco-status de Chinese greep op het gebied vergroten. Mogelijk zal China de Tibetaanse herders die er wonen dwingen hun nomadische leefwijze te staken. De Chinese autoriteiten zeggen de rechten van de nomaden te zullen respecteren.

Vrijdag deed ook de erkenning door Unesco van de oude stad van Hebron op de bezette Westelijke Jordaanoever als 'Palestijns werelderfgoed' (inclusief opname op de 'rode lijst' van bedreigd werelderfgoed) stof opwaaien. In Hebron staat het mausoleum dat voor de joden het Graf van de Patriarchen (onder meer Abraham en Sara) is en voor de moslims de Ibrahimi-moskee.

De Palestijnse regering verwelkomde het Unescobesluit als een bevestiging dat Hebron en de moskee tot de Palestijnse geschiedenis behoren. Israël reageerde woedend, en staakte per direct zijn financiële bijdrage aan Unesco. Volgens Israël is het besluit net als eerdere resoluties over de Tempelberg in Jeruzalem een ontkenning van de Joodse achtergrond van de stad en het mausoleum, en tot stand gekomen via een pro-Palestijnse lobby van Arabische landen.

Twitter bericht wordt geladen...

Blamage

Opname van een monument of natuurgebied op de lijst van bedreigd werelderfgoed gebeurt meestal vanwege oorlogsgeweld, natuurrampen, achterstallig onderhoud of inbreuk door nieuwbouwprojecten. Soms verwelkomen landen de stap, omdat die ook media-aandacht en Unesco-subsidies genereert. Meestal wordt het ervaren als blamage.

Australië kwam deze week met de schrik vrij. Het Grote Barrièrerif dreigde op de rode lijst te belanden omdat het rif, dat al kampt met klimaatverandering en de ernstigste koraalbleking in 20 jaar, bedreigd wordt door een nieuwe steenkolenmijn plus een nieuwe haventerminal die tot een hoop extra maritiem verkeer en kolenstofuitstoot zullen leiden. Australië lobbyde met succes tegen de afwaardering, die schadelijk is voor de toeristensector. De economische waarde van het rif wordt geschat op 56 miljard dollar.

Het Australische Grote Barrièrerif in november 2016.Beeld epa

Houtkap

Gastland Polen kreeg wel een duw. Het moet stoppen met het kappen van bomen in de oudste delen van het beschermde oerbos Bialowieza, anders verliest het de werelderfgoedstatus. Bialowieza, op de grens van Polen en Wit-Rusland, is het laatste stukje van het grote laagland-oerbos dat ooit van Nederland tot diep in Rusland reikte. Volgens de Poolse regering is beperkte kap nodig om te voorkomen dat schadelijke kevers het hele bos verwoesten. Natuurbeschermers en ook de Europese Commissie bestrijden dit.

De historische binnenstad van Wenen werd deze week wel zonder pardon op de rode lijst geplaatst. Een nieuwbouwproject net buiten de 19de-eeuwse Ring van de Oostenrijkse hoofdstad zal volgens de Unesco de 'uitzonderlijke universele waarde' van de binnenstad ernstig aantasten. De woontoren met ijsbaan tussen het Vienna InterContinental Hotel en het Wiener Konzerthaus zou de maximale esthetisch aanvaardbare bouwhoogte overschrijden.

Een manifestatie in Krakow tegen de kap van hout in Bialowieza.Beeld afp

'Overwinning voor het Eritrese volk'

Een opmerkelijke nieuwe aanwinst voor de werelderfgoedlijst is de Eritrese hoofdstad Asmara. Het centrum van de stad staat vol modernistische architectuur die in de koloniale periode tussen 1889 en 1941 werd ontworpen door Italiaanse architecten, van overheidsgebouwen tot benzinestations.

De Eritrese vertegenwoordiger bij Unesco, Hanna Simon, noemde de  beslissing van Unesco na jaren lobbyen 'een overwinning voor het Eritrese volk en Afrika als geheel'. Eritrea maakte zich in 1991 na een strijd van 30 jaar los van Ethiopië, en geldt nu als een van de meest gesloten dictaturen ter wereld.

Andere toevoegingen aan de lijst zijn het Cambodjaanse Khmertempelcomplex van Sandor Prei Kuk, de Poolse zilvermijnen van Tarnowskie Gory, vijf Duitse prehistorische grotten in Baden-Württemberg en het Britse Lake District.