Tanzaniaanse boeren riskeren zware celstraffen als ze traditionele zadenruil verderzetten

Om ontwikkelingshulp te krijgen moet Tanzania de Westerse landbouwindustrie de vrije baan geven en sluitende bescherming bieden voor gepatenteerde zaden. ‘Tachtig procent van de zaden wordt gedeeld en verkocht in een informeel systeem tussen buren, vrienden en familie. De nieuwe wetgeving in Tanzania criminaliseert die praktijk’, zegt Michael Farrelly van TOAM, de organische landbouwbeweging in Tanzania. 

  • © Ebe Daems Janet Maro die aan het hoofd van SAT staat in de demonstratietuin in Morogoro. © Ebe Daems
  • © Ebe Daems Janet Maro die aan het hoofd van SAT staat in de demonstratietuin in Morogoro. © Ebe Daems
  • © Ebe Daems Janet Maro die aan het hoofd van SAT staat in de demonstratietuin in Morogoro. © Ebe Daems
  • © Ebe Daems Winkel in Morogoro waar de producten van de boeren die met SAT werken verkocht worden. © Ebe Daems

Om ontwikkelingshulp te krijgen, paste Tanzania zijn wetgeving aan. Die moet commerciële investeerders sneller en beter toegang geven tot de landbouw. En hen ook een wel zeer ruime bescherming bieden op het vlak van intellectuele eigendomsrechten.

‘Als je onder de nieuwe wetgeving zaden koopt van Syngenta of Monsanto dan behouden zij het intellectuele eigendomsrecht. Als je uit je eerste oogst zaden bewaart, mag je ze enkel op je eigen stukje land gebruiken voor niet-commerciële doeleinden. Je mag ze niet delen met je buur, uitwisselen met je schoonzus een dorp verder en je mag ze zéker niet verkopen. Maar dat is nu net de hele basis van het zaadsysteem in Afrika’, zegt Michael Farrelly.

Volgens de nieuwe Tanzaniaanse wet riskeren boeren een gevangenisstraf van minstens 12 jaar of een boete van meer dan 205.300 euro of beide als ze zaden verkopen die niet gecertificeerd zijn.

‘Dat is een bedrag dat een Tanzaniaanse boer zich niet eens kan inbeelden. Het gemiddelde loon bedraagt nog geen 2 dollar per dag’, zegt Janet Maro die aan het hoofd staat van Sustainable Agriculture Tanzania (SAT).

Onder druk van de G8

Tanzania paste de wetgeving omtrent intellectueel eigendomsrecht op zaden aan als voorwaarde om ontwikkelingshulp te krijgen via de New Alliance for Food Security and Nutrition (NAFSN). De NAFSN werd in 2012 gelanceerd door de G8 met als doel via publiek-private samenwerking 50 miljoen mensen uit de armoede en honger te helpen in de tien Afrikaanse partnerlanden. Het initiatief krijgt de steun van de EU, de VS, het VK, de Wereldbank en de Bill & Melinda Gates Stichting.

Bedrijven die investeren onder de NAFSN worden geacht aandacht te hebben voor kleine boeren en vrouwen in hun projecten. Al valt daar soms weinig van te merken. NAFSN oogst dan ook veel kritiek van ngo’s en burgerbewegingen. Zelfs het Europees Parlement bracht er in mei van dit jaar een zeer kritisch rapport over uit om de Commissie tot actie aan te sporen.

‘In de praktijk betekent het dat de vijftig miljoen mensen die de New Alliance uit de armoede wil halen, enkel mogen ontsnappen aan armoede en honger als ze elk jaar zaden kopen van de bedrijven die achter de G8 staan.’

Tanzania werd met de aanpassingen in de wetgeving het eerste minst ontwikkelde land dat toetrad tot de UPOV 91-conventie. Alle landen die lid zijn van de Wereldhandelsorganisatie moeten het intellectuele eigendomsrecht op zaden opnemen in hun wetgeving, maar de minst ontwikkelde landen zijn vrijgesteld van het erkennen van gelijk welke vorm van intellectueel eigendomsrecht tot 2021. Een termijn die dan herzien zou kan worden.

‘In de praktijk betekent het dat de vijftig miljoen mensen die de New Alliance uit de armoede wil halen, enkel mogen ontsnappen aan armoede en honger als ze elk jaar zaden kopen van de bedrijven die achter de G8 staan’, waarschuwt Michael Farrelly.

‘Het resultaat zal zijn dat het zaadsysteem van de boeren instort omdat ze hun eigen zaden niet mogen verkopen’, volgens Janet Maro. ‘Multinationals gaan ons land van zaden voorzien en alle boeren gaan die van hen moeten kopen. Dat betekent dat we biodiversiteit zullen verliezen, want het is onmogelijk dat ze alle zaden die we nodig hebben kunnen onderzoeken en patenteren. We gaan eindigen met minder soorten.’

‘Ik heb zaden van mijn familie omdat mijn overgrootmoeder ze gebruikte. Ze gaf ze door aan mijn grootmoeder, die ze aan mijn moeder gaf en mijn moeder gaf ze aan mij. Ik heb ze hier geplant in de demonstratietuin in Morogoro en zo groeien hier nu heel zeldzame planten’, zegt Janet Maro. ‘Een lokale boer kan het idee dat je een zaad kan patenteren en bezitten niet bevatten. Zaad is iets dat gewoonweg makkelijk beschikbaar zou moeten zijn’, zegt Janet Maro.

Eigendomsrecht voor investeringen

‘Intellectueel eigendomsrecht zorgt ervoor dat boeren een betere toegang tot technologie krijgen’, claimt Kinyua M’Mbijjewe, hoofd Corporate Affairs in Afrika voor Syngenta. Syngenta is een Zwitsers bedrijf dat zaden en agrochemicaliën produceert, naast Yara, één van de twee grootste spelers uit de privésector in de NAFSN.

‘Een bedrijf dat wil investeren, wil zeker zijn dat zijn technologie bescherming geniet. Afrikaanse boeren hebben traditioneel gezien hun zaden gedeeld, geruild en verhandeld. Voor de boeren die dat willen blijven doen, is het belangrijk dat ze die keuze hebben.’ Kinyua M’Mbijjewe beweert er niet van op de hoogte te zijn dat de Tanzaniaanse wetgeving die keuzevrijheid niet langer toelaat. Vreemd want Syngenta maakt samen met andere bedrijven deel uit van leiderschapsraad van de NAFSN, wat wil zeggen dat zij rechtstreeks met de partnerlanden onderhandelen over de aanpassingen in wetgeving waaraan ze moeten voldoen in ruil voor hulp.

Volgens de Tanzaniaanse overheid is de wetgeving nochtans niet bedoeld om kleine boeren te bestraffen, maar net om hun eigendomsrechten te beschermen. Tenminste, als ze zelf hun zaden patenteren.

‘Kleine boeren hebben niet de middelen om een patent voor hun zaden te krijgen’

‘Maar wie gaat er nu niet-gecertificeerde zaden verkopen? Kleine boeren hebben niet de middelen om een patent voor hun zaden te krijgen’, zegt Janet Maro.

‘De overheid is bezig aan een herziening van de zaadwet. We hopen dat ze een uitzondering voor kleine boeren zullen toevoegen en het Quality Declared Seed Systeem zullen uitbreiden’, zegt Michael Farrelly.

Het Quality Declared Seed systeem geeft zaden een kwaliteitsgarantie mee. Het is een soort tussenweg, want het kwaliteitslabel is goedkoper en makkelijker te verkrijgen dan een patent.

Voorlopig mag een boer zo’n erkend zaad slechts in een drietal omliggende dorpen verkopen, maar de overheid zegt dit met de nieuwe wetgeving te willen uitbreiden naar het districtsniveau. ‘Dan kan het zaad in een zeventigtal dorpen verkocht worden, wat economisch rendabel is,’ zegt Farrelly.

© Ebe Daems

Janet Maro die aan het hoofd van SAT staat in de demonstratietuin in Morogoro.

Wegnemen van handelsbarrières

Een bijkomend probleem is dat de zaden van buitenlandse bedrijven niet altijd aangepast zijn aan het lokale klimaat. ‘Wat in Utrecht werkt, werkt daarom nog niet in Zanzibar’, zegt Michael Farrelly. Tanzania alleen al heeft vijf verschillende verschillende klimaatzones. ‘Alleen al de regio Morogoro heeft verschillende klimaatzones’, zegt Janet Maro.

‘Afrika’s handelsbarrières hebben de boeren en de economie niet vooruitgeholpen.’

Toch zullen zaden uit andere regio’s binnenkort makkelijker het land binnenkomen en andere Afrikaanse staten zijn op weg het voorbeeld van Tanzania te volgen. Zo tekenden achttien Afrikaanse landen in 2015 het Arusha Protocol voor de bescherming van nieuwe plantensoorten. De bedoeling is dat alle landen er werk van maken de handelsbarrières op te heffen en intellectueel eigendomsrecht op zaden op te nemen in hun wetgeving om zo tot een regionaal geharmoniseerd systeem te komen. Onder andere het Community Plant Variety Office, een EU-agentschap voor de bescherming van plantensoorten als intellectueel eigendom, neemt steevast deel aan alle samenkomsten met betrekking tot het protocol.

Syngenta gelooft dat deze maatregelen Afrika vooruit zullen helpen: ‘We zijn blij dat het na jaren onderhandelen eindelijk de goede richting uitgaat’, zegt Kinyua M’Mbijjewe. ‘De EU heeft een geharmoniseerd beleid met betrekking tot zaden wat toelaat dat je zaden van het ene land naar het andere brengt. In Afrika kan dat niet. Je kon geen zaad van Kenya naar net over de grens met Tanzania brengen, een gebied met dezelfde klimaatzone. Afrika’s handelsbarrières hebben de boeren en de economie niet vooruitgeholpen.’

Meer intensieve landbouw?

Om tegen 2050 de wereldbevolking te kunnen voeden, moet de voedselproductie met de helft toenemen stellen de Wereldbank en FAO, het Voedselagentschap van de VN. Over de aanpak om de productie te verhogen, wordt een oorlog uitgevochten. Figuurlijk misschien maar er vallen mogelijk heel wat slachtoffers onder de kleine boeren.

Volgens de bedrijfswereld heeft Afrika meer landbouwinputs nodig: kunstmest, hybride zaden, pesticiden, … Maar is de commerciële aanpak het meest geschikt om het armste deel van de bevolking te helpen?

‘De kleine boeren zijn niet onze doelgroep.’

Zo richten alle ontwikkelingsinitiatieven van het NAFSN zich in Tanzania exclusief op het vruchtbaarste deel van het land. Die Southern Agricultural Growth Corridor (SAGCOT) beslaat een groot deel van de zuidelijke helft van Tanzania. Vruchtbaar land trekt vlot investeerders aan. Wat dan met de boeren die zich in minder ideale regio’s bevinden? Of wat te denken van de vaststelling van de Wereldbank (rapport van 2008) dat inputsubsidies voor mest in Zambia voornamelijk de relatief rijke boeren ten goede kwamen in plaats van de kleine boeren voor wie ze bedoeld waren? Nog een ander essentieel feit: dit soort intensieve landbouw is één van de grootste oorzaken van klimaatopwarming.

Ook Syngenta zelf geeft toe dat het als bedrijf logischerwijze weinig aandacht heeft voor de minder succesvolle boeren. ‘We zijn een commercieel bedrijf en daarom investeren we in Afrika. Wij geloven dat Afrika over ontwikkelingshulp heen is en dat het nu om handel gaat’, stelt Kinyua M’Mbijjewe. ‘De kleine boeren zijn niet onze doelgroep. We richten ons op de kleine boeren die commercieel proberen te groeien en we werken graag samen met ngo’s die een commerciële aanpak hebben. Boeren die louter trachten te overleven of in een ongunstige klimaatzone werken, vallen daarbuiten.’

© Ebe Daems

Janet Maro die aan het hoofd van SAT staat in de demonstratietuin in Morogoro.

Agro-ecologisch alternatief

Veel boerenorganisaties en ook het VN-Voedselagentschap FAO zien daarom meer heil in ecologische methodes. Vooral de kleinste boeren zouden daar baat bij hebben omdat ze de dure inputs meestal niet kunnen betalen.

Janet Maro daarentegen werkt bijvoorbeeld wél in moeilijkere landbouwgebieden. Met SAT traint ze kleine boeren in agro-ecologische landbouwmethodes. SAT leert boeren aan landbouw doen met hetgeen ze voorhanden hebben in hun omgeving.

‘Na onze opleiding waren er veel boeren met goede resultaten die zich afvroegen waarom ze nog naar de stad zouden moeten trekken om dure synthetische mest te kopen.’

‘Ons opleidingscentrum ligt in de steppen van Vianze, een gebied waarvan de meeste mensen zouden zeggen dat het onmogelijk is er aan landbouw te doen’, zegt Janet Maro. ‘Als we het daar kunnen, kunnen we het overal, denken wij. We planten extra bomen die het water tegenhouden wanneer het regent, zodat het opgenomen wordt in de bodem en we hebben een irrigatiesysteem met waterflessen, zodat we minder water moeten verbruiken.’

‘We leren hen compost te maken met de planten die ze kappen in hun velden. We leren hen ook aan combinatieteelt te doen en van de planten die in hun omgeving groeien extracten te maken om plagen en ziektes van de gewassen te bestrijden. De meest voorkomende plaag bijvoorbeeld zijn bladluizen. Daartegen kan je een extract maken van lantana camara, een struik die in zowat elk dorp in Tanzania groeit’, zegt Janet Maro.

‘We zijn ook boeren gaan trainen in een regio waar ze van de overheid subsidies kregen om mest te kopen. Na onze opleiding waren er veel boeren met goede resultaten die zich afvroegen waarom ze nog naar de stad zouden moeten trekken om dure synthetische mest te kopen, als ze ook een goede oogst kunnen hebben en plagen kunnen bestrijden met middelen die voorhanden zijn in hun eigen veld. Die boeren hebben hun bonnen voor gesubsidieerde mest teruggegeven aan de overheid. De overheid is ondertussen ook bij ons komen aankloppen om boeren te trainen.’

© Ebe Daems

Winkel in Morogoro waar de producten van de boeren die met SAT werken verkocht worden.

Kiezen tussen overgrootmoeder en de industrie

‘Op je lauweren rusten en denken dat je kan voortgaan op wat je overgrootmoeder verbouwde, loopt gegarandeerd rampzalig af’, zegt Kinyua M’Mbijjewe van Syngenta. ‘De reden dat we in Afrika honger hebben, is dat er onvoldoende landbouwinputs zijn.’

‘Op je lauweren rusten en denken dat je kan voortgaan op wat je overgrootmoeder verbouwde, loopt gegarandeerd rampzalig af.’

Zo denkt ook Abel Lyimo, de CEO van het Tanzaniaanse, Rural Urban Development Initiatives, een ngo die zich richt op de ontwikkeling van kleine boeren via de privésector, erover: ‘Tanzania is één van de landen met het laagste gebruik van landbouwinputs en met de laagste productiviteit ter wereld. Er is een verband tussen juist gebruik van inputs en productiviteit. Gebruik je maar de helft dan produceer je ook de helft.’

Janet Maro spreekt dat tegen.

‘In de Mlali-regio waren er projecten waarbij ze de boeren pakketten gaven om tomaten te verbouwen. Het werkte een tijd heel goed en ze produceerden een enorme hoeveelheid tomaten, maar dit jaar liep het mis. De prijs van een emmer tomaten bedroeg tussen de twee en de drie euro, door de overproductie mag je nu al blij zijn als je er veertig cent voor krijgt. Nu kunnen de boeren zich die dure bemesting en chemische middelen niet meer veroorloven.’

‘En dan zwijg ik nog van de milieuschade en de achteruitgang van de vruchtbaarheid van de bodem die zulke projecten aanrichten. De overheid heeft ons gevraagd boeren te trainen omdat de kwaliteit en kwantiteit van het rivierwater van de Mzinga en de Ruvu aanzienlijk achteruitgegaan zijn door overheidslandbouwprojecten. Ze willen de situatie redden voor het te laat is en hebben gezien dat de projecten van SAT een veel betere impact hebben op het milieu.’

Ook voormalig Speciaal Rapporteur voor het Recht op Voedsel voor de VN Olivier De Schutter wijst in een rapport uit 2011 op het belang van meer onderzoek en investering in agro-ecologische methodes.

Volgens cijfers van de FAO wordt meer dan tachtig procent van de voeding in Azië en Afrika ten zuiden van de Sahara geproduceerd door kleine boeren. Als zij geen commerciële inputs kunnen betalen, kunnen ze met agro-ecologische methodes toch vooruitgang boeken. De methodes zijn niet meteen patenteerbaar en daarom behandelt de industrie ze stiefmoederlijk. Een betreurenswaardig gevolg daarvan is dat er daardoor weinig in wordt geïnvesteerd en onvoldoende onderzoek naar gebeurt.

Ebe Daems & Kweli Ukwethembeka Iqiniso
Dit artikel kwam tot stand met de steun van Journalismfund.eu.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

  • Freelance journaliste

    Na omzwervingen doorheen verschillende jobs in de cultuur- en sociale sector besliste Ebe dat het hoog tijd was om na te denken over wat ze écht wilde doen.

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.