Direct naar artikelinhoud

Schiphol, 1957: het wonder van atoomenergie uitgelegd

Woensdag is het op de kop af zestig jaar geleden dat prins Bernhard op Schiphol de tentoonstelling Het Atoom opende, waar het wonder van de atoomenergie werd uitgelegd. Maar de euforie sloeg al gauw om, ook bij de gemeente Amsterdam.

Beeld van de tentoonstelling Het Atoom.Beeld anp

Amsterdammers werden er die zomer mee doodgegooid: overal in de stad zag je de symbolische voorstelling van atoomenergie. Het Atoom moest een vervolg worden op de Eerste Luchtverkeer Tentoonstelling Amsterdam, waarmee de stad in 1919 internationaal hoge ogen had gegooid.

Er was alles voor uit de kast gehaald. De gemeente had een krediet van 6,5 miljoen gulden verleend, waarvan alleen al 3 miljoen voor het tentoonstellingsgebouw op Schiphol. Daar moest eerst een oude Fokkerhangar worden afgebroken.

Bezoekers vergaapten zich er letterlijk aan de toekomst. In de keuken van morgen zou de huisvrouw straks vrijwel niets meer hoeven te doen. Zij zou met een teleschrijver een haakpatroontje kunnen overseinen naar haar vriendin, een van de duizend recepten uitzoeken, waarna een afbeelding van dat gerecht compleet met de lijst van ingrediënten in schitterende kleuren op een scherm verscheen.

Ook werd de 'atoomtelevisiestudio' in gebruik gesteld, waarbij voor het eerst in West-Europa een televisieprogramma via draaddistributie werd verspreid.

De centrale boodschap: dankzij dit wonder der vernuft zou de energiebehoefte in de wereld snel toenemen en met fossiele brandstoffen zouden we het niet gaan redden.

Radioactief afval in zee gedumpt
'Waarlijk impressief' vonden kranten destijds de muur van steenkool met een gewicht van 2500 kilo naast een minuscuul klein metalen dopje dat 1 gram uranium bevatte. Die éne gram was in staat dezelfde energie te leveren als de 2500 kilo steenkool.

De tentoonstelling brak bijna dagelijks bezoekerrecords. Zelfs de latere Firato's - een tweejaarlijkse hifibeurs - wisten nog niet eens de helft van het aantal bezoekers te trekken. Iedereen kwam erop af.

De minister van Publieke Werken van Equator was aanwezig, evenals de 79-jarige Lise Meitner, de assistente van de Duitse atoomgeleerde Otto Hahn. Minister-president Willem Drees liet zich door mechanische handen waarmee radioactief materiaal werd vastgehouden, gewillig de bril van zijn neus nemen.

Met een daverend bal voor zevenhonderd genodigden en medewerkers werd de tentoonstelling in september 1957 afgesloten. Door luidsprekers schalden mysterieuze stemmen en een metershoge atoomrobot reed stoom sissend en confetti spuitend tussen de dansende mensen door.

Vrees
De toekomst was nu echt begonnen - een mening die werd gedeeld door allerlei deskundigen. Directeur Vos van het Amsterdamse Gemeentelijk Energiebedrijf (GEB) benadrukte dat de nieuwe wetenschap van de kernsplitsing ook verder van enorme betekenis was voor het menselijke bestaan.

Ook was het belangrijk om de kennis van het atoom te ontdoen 'van vreesachtigheid en van al te paradijsachtige verwachtingen'. Want die vrees was er. De wereld had kernsplijting steeds in verband gebracht met de allesverwoestende atoombomaanvallen op Hiroshima en Nagasaki.

2500

Een minuscuul klein dopje met 1 gram uranium was in staat evenveel energie te leveren als 2500 kilo steenkool. ‘Waarlijk impressief,’ vonden de kranten destijds

Dat kernenergie een enorme hoeveelheid gevaarlijk afval achterliet dat minstens een kwart miljoen jaar veilig opgeborgen moet worden, speelde destijds geen rol. Het afval van de Britse 'atoomfabriek' Windscale werd in die jaren nog gewoon in de lerse Zee gedumpt door middel van een pijpleiding van ruim twee kilometer lengte.

Spitsmuis met armband
Daarover ging het uiteraard niet in de publiciteit rond Het Atoom. Als er weer ergens een kritische noot viel, stelde de organisatie prompt een persbericht op waarin de ene toepassing na de andere werd bejubeld.

Tussen Wassenaar en Den Haag had men bijvoorbeeld een spitsmuis met radioactieve armband losgelaten die met geigertellers werd gevolgd. Zo kon je de geheimste gedragingen van de muis volgen.

Rond 1980, zo waren de voorspellingen in de jaren vijftig, zouden kerncentrales al ongeveer de helft van de elektriciteit in Nederland voorzien. Alle huidige gas- en kolencentrales zouden tegen die tijd zijn vervangen.

De euforie hield niet lang stand. Eind jaren vijftig ontdekte Nederland een enorme aardgasbel onder Slochteren en leek ons land ook voor de lange termijn even geen energietekorten meer te hebben.

De gezamenlijke energiebedrijven hadden ineens ook geen haast meer. Met de zogeheten passief-veilige kokendwaterreactor in Dodewaard - ook daaraan had de gemeente Amsterdam nog financieel bijgedragen - wilde men in eerste instantie slechts ervaring opdoen. Pas in 1969 bestelde de Provinciale Zeeuwse Electriciteitsproductiemaatschappij (PZEM) een 'echte' kerncentrale, die in Borssele.

Amsterdam verzet zich
Niet lang daarna groeide het maatschappelijke verzet tegen kernenergie. In 1973 besloot het kabinet-Den Uyl om de bijdrage aan de bouw van een kerncentrale in Kalkar (Duitsland) te financieren met een heffing van drie procent op elke elektriciteitsrekening. Dat viel volkomen verkeerd bij de gemeente Amsterdam, die weigerde de heffing aan zijn burgers door te berekenen. Het bedrag werd uit algemene middelen betaald. De reactor is nooit in gebruik genomen.

Ook nam Amsterdam, aandeelhouder in de NV die de kerncentrale exploiteerde, in 1980 als eerste gemeente een motie aan om Dodewaard te sluiten. Dat gebeurde uiteindelijk in 1997. Luttele jaren later zou de Nederlandse overheid definitief het onderzoeksprogramma stopzetten dat in Nederland de nucleaire kennis in stand moest houden.

Zo eindigde de hallelujastemming in mineur. De enige nog operationele kernenergiecentrale, in Borssele, is met de huidige stroomprijzen zelfs noodlijdend, maar is er domweg te weinig geld om de centrale te ontmantelen.

Rond 1980 zouden kerncentrales al ongeveer de helft van de elektriciteit in Nederland voorzien

Uren wachten in de rij

Het pièce de résistance van Het Atoom was een werkende reactor die door het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen was aangekocht bij AMF Atomics in New York.

Begin 1957 was op Schiphol reeds de eerste zending verrijkt uranium aangekomen. Deze 620 gram radioactieve substantie, verpakt in zware loden kisten, werd tot half april in het vracht­gebouw van de KLM bewaard.

De splijtstofelementen werden geleidelijk in een 6 meter diepe tank gezonken die gevuld was met 45.000 liter gedestilleerd water. Dat water vormde een mantel tegen radioactieve straling. "Looks good," was het herhaaldelijke commentaar van een van de Amerikaanse ingenieurs die waren overgevlogen om hem in gebruik te stellen.

In totaal bevond zich een massa van 3,6 kilogram uranium 235 in de reactor. Dat bevatte evenveel radioactiviteit als een stuk of tien doodgewone polshorloges met lichtgevende wijzerplaat, stelden experts gerust. De blauwe gloed als gevolg van de Tsjerenkovstraling en luchtbelletjes in het water maakten deze attractie extra spannend. Mensen stonden er uren voor in de rij