Direct naar artikelinhoud

Commentaar: Spaar zware beroepsgroepen bij verhogen AOW-leeftijd

Elke sector moet er grondig over nadenken wat het betekent dat straks 71-plussers op de loonlijst staan.

FNV-leden tijdens een actie op het Plein voor een flexibele AOW voor mensen met zware beroepen.Beeld anp

De invoering van de Algemene Ouderdomswet in 1957 werd destijds gezien als de kroon op het stelsel van sociale zekerheid. De AOW behoedde Nederlanders die geen pensioen hadden kunnen opbouwen of die geen vermogen konden opsouperen voor een 'oude dag' in armoede. Weinig sociale ingrepen hebben zoveel bijgedragen aan de verkleining van de kloof tussen arm en rijk als de invoering van de AOW.

Het is dus nogal wrang dat de geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd, vanaf 2013, voor laagopgeleide Nederlanders veel negatiever uitpakt dan voor hogeropgeleiden. Ooit gingen ze ongeveer gelijktijdig met pensioen, maar inmiddels gaan hogeropgeleiden (en beter verdienenden) gemiddeld ruim een jaar eerder met pensioen dan lageropgeleiden, die het aan de daarvoor benodigde middelen ontbreekt. Dit verschil zal naar verwachting verder toenemen, terwijl hogeropgeleiden later gaan werken en een hogere levensverwachting hebben dan mensen die werkzaam zijn in zware en relatief slecht betaalde beroepen.

Inmiddels gaan hogeropgeleiden (en beter verdienenden) gemiddeld ruim een jaar eerder met pensioen dan lageropgeleiden

Juist de laatsten zouden zoveel mogelijk moeten worden gevrijwaard van de lasten die de verhoging van de AOW-leeftijd met zich meebrengt, ook als dit politiek riskante ingrepen vereist. Zo zou kunnen worden overwogen een flexibele AOW met financiële compensatie voor de lagere inkomens in te voeren - eventueel in combinatie met een lastenverzwaring voor beter gesitueerde AOW'ers.

Bovenal moet elke economische sector grondig, en zonder overmatige consideratie met 'verworven rechten', overdenken wat het betekent om straks, in 2059, werknemers tot na hun 71ste op de loonlijst te hebben. De schemerzone tussen werk en pensionering zou dan weleens vele jaren kunnen beslaan. Aan dat gegeven zouden de taken van oudere werknemers moeten worden aangepast, opdat de ziektewet niet het voorportaal wordt van de AOW. Dan heb je het snel over bijscholing, over demotie - teruggang naar een lagere functie - maar ook over de reanimatie van regelingen die de laatste jaren in onbruik zijn geraakt, zoals deeltijdpensioen en vervroegde uittreding. Zolang maar wordt voorkomen dat het pensioen het toneel wordt van toenemende sociale ongelijkheid.

Zolang maar wordt voorkomen dat het pensioen het toneel wordt van toenemende sociale ongelijkheid