Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Een aparte vering voor de BMW 530 van minister Kamp

Omkoping Defensie-ambtenaar Jacques H. regelde leuke extraatjes voor auto’s van ministers en generaals. Nu wordt hij vervolgd voor het aannemen van giften, tankpassen en korting in ruil voor informatie over grote overheidsorders.

Minister Henk Kamp (Economische Zaken, VVD) keert terug bij zijn dienstauto na een bezoek aan het provinciehuis in Groningen.
Minister Henk Kamp (Economische Zaken, VVD) keert terug bij zijn dienstauto na een bezoek aan het provinciehuis in Groningen. Foto Kees van de Veen

Henk Kamp is een volbloed automan. Eentje die zich als minister van Defensie persoonlijk bemoeide met het type vering onder zijn dienstauto. Die per se als eerste een proefrit wilde maken in een nieuw model. En die uitpuzzelde op welk vliegveld hij het best kon landen om direct na een dienstreis een rondleiding te krijgen op de AutoRai.

Dat Kamp in zijn jaren op Defensie (2002-2007) regelmatig ambtenaar Jacques H. trof, mag geen verrassing heten. Formeel was H. slechts „beleidsmedewerker mobiliteit”, een radertje in de ambtelijke machine. Maar hoge militairen en bewindspersonen wisten: voor buitengewone autowensen moest je bij Jacques zijn.

Die kon buiten de langdradige procedures om een nieuwe, representatieve dienstauto regelen voor een staatssecretaris. Of een getunede vering voor de BMW 530 van minister Kamp. Dan kende H. nog wel een bedrijfje in Culemborg dat ook in de racerij actief was. En die fixte dan de vering, tot volle tevredenheid van de bewindspersoon.

H. dankte zijn positie aan zijn excellente contacten in de autowereld en aan zijn kennis van het Defensiedepartement, waar hij al tientallen jaren de onderkoning was van de auto-afdeling. Met Henk Kamp had de ambtenaar uit salarisschaal 10 een speciale band, vertelde hij op 19 mei 2015 tijdens een verhoor.

Autoweek

„Hij haalde bij wijze van spreken op vrijdagmiddag de Autoweek.” „Die bestudeerde hij dan in het weekend en dan werd ik ’s maandags bij hem geroepen. Als ik dan door hem werd gevraagd om ergens uitleg over te geven, riep hij: jij bent de enige die er verstand van heeft”, vertelde H. aan de Rijksrecherche, de politie-afdeling belast met het onderzoek naar ambtelijke corruptie.

H. werd gehoord in het kader van het dossier ‘Dotterbloem’ – een omvangrijk onderzoek naar omkoping van politie- en Defensie-ambtenaren, belast met mobiliteit. Zij zouden zich, zo vermoedt het Openbaar Ministerie, jarenlang hebben laten fêteren en omkopen door de auto-industrie, in ruil voor informatie over grote overheidsorders.

Jacques H. is een van de hoofdverdachten in deze zaak, die na een jarenlang onderzoek op dinsdag 13 mei voor het eerst in de openbaarheid kwam tijdens een regiezitting in Rotterdam. Justitie verdenkt hem van het aannemen van giften, reisjes, gratis tankpassen en hoge kortingen op leaseauto’s door bedrijven als auto-importeur Pon, Peugeot en leasemaatschappij Athlon. En van het doorspelen van vertrouwelijke inkoopinformatie naar deze autobedrijven.

Het meer dan 100.000 pagina’s tellende justitie-dossier, dat is ingezien door NRC, vertelt ook een ander verhaal. Dat van Jacques H., garagist van de politici en generaals, die ook werd ingezet voor privé-klusjes. Zo verklaarde één betrokkene onder ede dat H. voor Henk Kamp een busje huurde om diens klassieke motor – merk Moto Guzzi – naar een campagnebijeenkomst van de VVD voor de gemeenteraadsverkiezingen te vervoeren. Kamp wilde daar met de motor op de foto.

Broodjes speciaal

Jacques H. was korzelig tijdens het verhoor. Hij voelde zich als het „oliemannetje” dat „geslachtofferd werd”, vertelde hij de rechercheurs. „Ik sloof me al 20 jaar uit, waarbij iedereen mij wist te vinden. Ik denk dat er op een aantal plekken gewoon een heleboel jaloersheid zit of achterklap.”

H. vertelde over ‘broodjes speciaal’: de ‘toeters en bellen’ die ministeriële VIP’s – generaals, topambtenaren, bewindspersonen en hun echtgenotes – bij hun dienstauto’s wilden.

„Het waren net twee jongens in een snoepwinkel”, zo beschreef hij de autokoorts van de VVD’ers Joris Voorhoeve en Jan Gmelich Meijling – minister en staatssecretaris op Defensie tussen 1994 en 1998 – toen hij een ‘low profile’ proefrit voor ze had geregeld in een nieuw Volvo-model.

Eenmaal binnen bij de dealer lieten de VVD’ers hun schroom direct varen, vertelde H. Ze liepen „opeens zomaar” het terrein op. „Daar ging het low profile optreden en dan moest ik het weer rechtbreien.”

H. begon vaak al om 7.00 uur ’s ochtends en was tot laat bezig, of in het weekeinde – bijvoorbeeld met het aftanken en controleren van dienstwagens van bewindspersonen.

Het lastigst waren de echtgenotes van ministers.. Zij vonden het standaard zwart te saai voor de bekleding van de auto’s en hun wil was wet, hield H. zijn verhoorders voor, „anders pleeg je functionele zelfmoord”.

Er waren meer broodjes speciaal – van de directeur Voorlichting die „een dermate groot achterwerk had dat hij telkens op de veiligheidsriem zat”, tot MIVD-directeur Cobelens die „om de drie maanden een nieuw voertuig wilde hebben”, met „een vakje voor zijn sigaren”, een „netje voor zijn krant” en „iets om zijn flesje water in kwijt te kunnen”.

Andere getuigenverklaringen bevestigen dit beeld. Zo vertelde het voormalige hoofd logistiek van de Koninklijke Marechaussee dat zijn commandant Dick van Putten een „Audi met heel veel extra’s” wilde, zoals „hoofdsteunen, geblindeerde ramen en extra lampjes”. Dit zou „iets van 12.000 euro” meer kosten dan het maximum en dat kon alleen H. regelen.

Barracuda’s

Als H. niet in touw was voor de top van het departement, adviseerde hij over het omvangrijke wagenpark van Defensie. Daarbij schuurde het tussen de krijgsmacht en de Defensie Materieel Organisatie (DMO), de inkooporganisatie die verantwoordelijk is voor alles wat defensie bestelt.

„Ik typeer DMO als een stroeve organisatie, met allerlei koninkrijkjes waar men langs elkaar heen werkte”, zo beschreef een kort geleden gepensioneerde ministerchauffeur de inkoopafdeling.

H. wist ingewikkelde bestellingen langs ‘de barracuda’s’ te loodsen – de twee vrouwen bij DMO die verantwoordelijk waren voor de wagens en die naar het oordeel van oudgedienden op het departement te formalistisch waren en te weinig verstand hadden van auto’s.

Ook sprong hij bij toen bij een NAVO-top in 2007 in Noordwijk „het vervoer een beetje ondergesneeuwd was geraakt” omdat „de secretaresses van de minister” de conferentie hadden georganiseerd, aldus de chauffeur. De dames hadden niet gedacht aan „gepantserde auto’s” voor de „hooggeplaatste personen”.

H. schakelde zijn contacten bij Pon in en de importeur zette direct een aantal Audi’s in Duitsland op een trailer. Nadat ze een Nederlands militair kenteken hadden gekregen, konden de NAVO-gasten daarin met „voldoende uitstraling” worden rondgereden. Dat beviel zo goed dat bij een volgende NAVO-top in Maastricht H. werd gevraagd dit kunstje te herhalen, aldus de chauffeur.

Jarenlang kreeg Jacques H. zo alle ruimte om te improviseren en ingewikkelde klusjes op te knappen. Maar de warme contacten met de autobranche die hem daartoe in staat stelden, brachten hem in de problemen.

Zijn stijl begon op te vallen op het departement, vooral door de voortdurende bezuinigingen. Er kon steeds minder, terwijl inkoopprocedures en integriteitsregels werden aangescherpt. Op 15 december 2011 ontving de toenmalige minister van Defensie Hans Hillen een anonieme brief over ‘grove misstanden’. De briefschrijver vertelde dat Jacques H. intern druk had uitgeoefend om bij een aanbesteding autofirma Pon te bevoordelen, terwijl hij in een Audi A6 reed die Pon voor de helft van de marktwaarde had verkocht.

Daarna ging het snel. Er kwamen interne onderzoeken, lekken naar de Telegraaf en uiteindelijk een strafrechtelijk onderzoek.

H. wordt er nu van verdacht geld te hebben aangenomen van een importeur, van het voltanken van zijn auto’s met pasjes van Defensie en van buitensporige reisjes naar verre bestemmingen op kosten van zijn zakelijke contacten.

Tegen de rechercheurs zei H.: „Misschien zaten bepaalde zaken op het randje en ben ik met bepaalde zaken daar overheen gegaan – iets wat ik me op dat moment niet realiseerde. Ik had geen kwaad in de zin.”

Volgens de ministerschauffeur is H. te hard aangepakt: „Hij is een man die altijd loyaal is geweest aan de organisatie. Zijn kinderen zijn nota bene uitgezonden.”

Concours d’élégance

Zoals met Henk Kamp zou het nooit meer worden, vertelde H. aan zijn verhoorders. Hij herinnerde zich het moment dat Kamp had bedacht dat hij „de nieuwste versie van de Citroën C6 wilde gaan berijden”. Volgens H. wilde Kamp „gewoon de eerste zijn met zo’n auto”. Een onmogelijke eis, antwoordde H., „omdat er nog geen demo-auto’s beschikbaar waren”.

Maar Kamp zelf had de oplossing. Er zou een C6 staan bij het Concours d’élégance – de „meest prestigieuze catwalk voor de automobiel” in Nederland, op Paleis het Loo. Dat kwam goed uit, want Kamp moest toch voor een partijbijeenkomst op de Veluwe zijn. Jacques H.: „Hij wilde dat ik hem low profile naar binnen zou loodsen.”

Dit soort herinneringen vervulden H. met weemoed, liet hij de rechercheurs blijken: „Ik heb het altijd graag geregeld, en ik vind het jammer dat deze kaars op zo’n manier uit gaat.”