Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Onderwijs

Interview

Yomna (16) vluchtte uit Syrië en zit nu op het vwo

Gevlucht Yomna (16) lag anderhalf jaar geleden nog met lymfeklierkanker in een Syrisch ziekenhuis tussen de soldaten. Nu is ze weer beter, spreekt ze vloeiend Nederlands en zit ze in 3-atheneum.

Foto Lars van den Brink

Haar laatste rapportcijfers? Yomna leest ze even voor: „Een 8,5 voor scheikunde, een 8,5 voor natuurkunde en een 4,5 voor Nederlands”, zegt ze. „Ik zat net twee weken in Nederland op school toen de toetsenweek begon. Vakken als wiskunde, natuurkunde en scheikunde zijn in Syrië moeilijker dan hier, maar Nederlands…” Met grote ogen: „Ik was die week zo zenuwachtig.”

De 16-jarige Yomna zit op haar nieuwe bank in Nieuw-Vennep, waar ze nu twee maanden woont. In de voortuin staan drie fietsen, in de achtertuin een. Yomna – ronde bruine ogen, brede lach – is naast haar vader Hassan een hoofdpersonage in de documentaire In procedure van filmmaker Jiska Rickels, deze woensdag te zien op NPO 2.

De trailer van In Procedure.

Toen in 2015 de frontlinie van de Syrische oorlog langzaam verschoof richting Hama, de woonplaats van Yomna’s familie, besloot haar vader in z’n eentje naar Europa te vluchten. Als politiek activist had hij al onder het regime van Assads vader vastgezeten. Om zijn vrouw, twee dochters en twee zoontjes – en vooral zijn dochter Yomna die al twee jaar werd behandeld voor lymfeklierkanker – in veiligheid te brengen, probeerde hij zo snel mogelijk in Europa asiel aan te vragen. „Ik ging naar een gratis staatsziekenhuis, die gewone zijn in Syrië heel duur”, vertelt Yomna over haar laatste weken in Hama. „Maar daar werden de soldaten van Assad ook naartoe gebracht. Dan ging ik voor een chemokuur langs, werden er rolstoelen met militairen naar binnengereden. De een miste een been, de ander zat onder het bloed”, zegt ze in vloeiend Nederlands – ze woont een jaar in Nederland. „Best bizar om te zien”.

Yomna was de eerste in haar vriendengroep die wegging uit Syrië. „De docenten hadden het nooit over de oorlog, vrienden ook niet. Iedereen was bang aangegeven te worden bij de overheid”, zegt ze. „Mijn vrienden waren rijker dan mijn familie, zij konden de hogere prijzen als gevolg van de oorlog betalen. En ze konden dus ook sneller weg als het echt uit de hand liep.”

Ze vroeg of ik een vriendje had. In Syrië vraag je dat pas als je iemand langer kent

In de aangrijpende film is te zien hoe Yomna haar vader iedere dag via WhatsApp en Skype huilend smeekt hun gezin naar Nederland te halen. Haar vader moet zich eerst nog maandenlang onderwerpen aan de slopende asielprocedure. In dezelfde tijd ontmoet hij filmmaker Rickels die in zijn azc vrijwilligerswerk deed en besluit zijn procedure vast te leggen. Uiteindelijk mag het gezin overkomen. Dit is hoe ze haar eerste jaar beleefde.

Lente 2016: Rijden door Libanon

„Toen mijn vader al in een azc in Haarlem woonde, zijn wij met de rest van ons gezin naar Libanon gereden. Op een schip reisden we door naar Turkije. Daar wachtten we op een antwoord van de IND. Al die maanden kon ik niet naar het ziekenhuis. We hebben veel gehuild. Als ik de beelden uit die tijd terugzie in de film moet ik steeds opnieuw huilen. Toen ik hoorde dat we naar Nederland mochten was ik ontzettend blij. Het enige dat ik van Nederland wist is dat Amsterdam de hoofdstad is. Ik googelde meteen de woorden ‘Nederland’ en ‘Natuur’. Ik hou ervan om in de natuur te zijn. Ik las over de tulpen, de weilanden, bossen en dieren – en ik was meteen blij. Bij aankomst viel me op dat iedereen blond is en blauwe of groene ogen heeft. Ik was nog nooit in Europa geweest.

„We woonden een paar maanden in een azc in Velp. Iedere dag liep ik met mijn zusje een half uur naar een school in Arnhem waar we taalles kregen. Nederlands klonk zo gek in het begin, al die g’s! Als eerste leerde ik losse woorden: banaan, tafel, appel en groen. In de middagen zat ik in het azc, vaak in het computerlokaal, we speelden daar met andere kinderen. Er woonden veel Syriërs, Irakezen en Eritreeërs. Het was eigenlijk heel gezellig. Ik heb geen contact meer met hen.

„Er was naast ons azc een ziekenhuis waar ik voor controle naar toeging – in het Erasmus MC werd ik verder onderzocht. In Syrië kreeg ik een chemokuur en dertig bestralingen, maar de kanker was nog niet weg. In maart kreeg ik te horen dat de kankercellen op mijn longen niet meer actief waren en weg zouden gaan naarmate ik zou groeien. Ik was zo blij! Die dag was heel bijzonder. We gingen de resultaten vieren met het filmteam – de tolk, producent, Jiska en mijn vader – in een Syrisch restaurant in Rotterdam.

„In april verhuisden we naar Bloemendaal, dichtbij mijn beste vriendin Madeleine en dichtbij Jiska, de filmmaker. Dat was heel fijn.”

Zomer 2016: Paardrijden in Bloemendaal

„Op school begonnen de zinnetjes steeds moeilijker te worden. We leerden over het figuurlijk gebruik van taal, uitdrukkingen als: de appel valt niet ver van de boom. Tijdens de zomer konden we een paar maanden niet naar taalschool omdat de klas vol zat. We gingen heel vaak naar het strand, lekker in de zon liggen, met de hele familie. Het was maar vijftien minuten fietsen vanaf ons huis. Iedere dag had ik met Nederlanders te maken dus mijn Nederlands werd steeds beter. Jiska woonde bij ons in de buurt en kwam vaak langs, of wij gingen met het gezin bij haar langs. Ik moest verzekeringen afsluiten, rekeningen openen, de contacten onderhouden met Vluchtelingenwerk en mijn ouders helpen vertalen. Ook whatsappte ik veel met mijn beste vriendin Madeleine. Willemijn van het filmteam had mij in Turkije al telefonisch met haar in contact gebracht. Het was fijn bevriend te zijn met een Nederlands meisje van mijn leeftijd. In Bloemendaal gingen Madeleine en ik vaak paardrijden en samen winkelen.”

Herfst 2016: Steeds meer Nederlands

„Ik merk dat ik mezelf langzaam steeds meer onderdeel voel van Nederland. In het begin viel het me op dat iedereen blond is, nu is het normaal geworden. Ik voel me ook niet anders dan de rest als ik buiten loop. Een groot verschil is nog wel dat mensen je hier gewoon alles vragen. De eerste keer dat ik Madeleine ontmoette vroeg ze of ik een vriendje had. In Syrië zou je zo’n vraag pas stellen aan iemand die je langer kent. En nee, ik heb geen vriendje. Mensen zijn hier meer open. Ze zoenen bijvoorbeeld in het openbaar, ook dat is nu normaal geworden. Wat me wel opvalt is dat veel Nederlanders bang zijn voor vluchtelingen. Je moet niet bang zijn voor ons, denk ik dan. Sommigen zijn misschien eng, maar de meesten niet.”

„Mijn eerste Kerst in Nederland voelde niet als iets nieuws. We hadden in Syrië ook christelijke vrienden en buren. In januari kregen we ons huis in Nieuw-Vennep. Ik moest weer naar een taalschool, maar ik vond het erg saai worden. Ik wilde gewoon naar een echte school gaan, het voelde alsof ik mijn tijd aan het verspillen was. Ik zei daarom tegen mezelf; je moet nu echt gaan bewegen!”

Voorjaar 2017: Een mail aan een echte school

„Ik besloot een mail te sturen naar het Herbert Visserscollege in Nieuw-Vennep en zelf te vragen of ik daar naar school mocht. Ik legde uit dat ik uit Syrië was gevlucht en dat ik nu bijna een jaar in Nederland woonde. Na een week kreeg ik bericht. Ik mocht langskomen met mijn ouders. Ik nam een kopie mee van mijn Syrische rapporten en een van mijn IQ-test. Ik zou na een week weer iets van ze horen. Ik dacht; een week? Nog een week wachten? Ik wilde gewoon meteen beginnen. Terug thuis zat ik me te vervelen. Gelukkig kreeg ik de volgende dag meteen een mail, ik mocht op gesprek komen bij de natuurkunde- en wiskundedocent. Ze vroegen me waarom ik was gevlucht en welke vakken ik makkelijk en moeilijk vond. Ik mocht instromen in het derde jaar atheneum, ik was zo blij! Ze moesten nog een kluisje, rooster en iPad voor me regelen, dat zou eerst een week duren. Ik dacht weer: nóg een week wachten? Omdat ik zo enthousiast was mocht ik toch al na twee dagen beginnen. De mentor stelde me voor aan de klas, twee meisjes gingen mij de eerste week begeleiden. Mijn klas was eerst verbaasd over mijn komst. Maar toen ze hoorden dat ik gevlucht was en pas een jaar in Nederland woonde, hoorde ik ze fluisteren: ‘Wow, wat knap.’ Ik moest heel hard werken. Maar het integreren in de school was makkelijk. Dat komt denk ik ook wel omdat ik snel aan nieuwe dingen wen. Ik wil later arts worden, en het liefst aan de Erasmus Universiteit studeren. Maar de kans is groot dat ik moet inloten voor geneeskunde, ik weet niet of het me lukt om voor al mijn eindexamenvakken een hoog gemiddelde te halen. Als ik niet word ingeloot ga ik in Antwerpen studeren, dat is dichtbij huis en daar spreken ze dezelfde taal.”

In procedure van Jiska Rickels is te zien op NPO2, woensdag 23.00-0.05u.