Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Onderwijs

Necrologie

Naar je werk, op de fiets, dan het noodlot

Mare Welkers (1994-2017) was net begonnen aan haar eerste baan. Ze had altijd al gezegd dat ze juf wilde worden.

Dit gebeurt er als je 22-jarige dochter ’s morgens om half 8 een dodelijk ongeluk krijgt. Op de fiets, onderweg naar haar eerste baan. Om kwart over 8 gaat de bel van de voordeur: politie. Uw dochter, zeggen ze, is opgenomen in het AMC, er is nog hartslag. Samen gaan jullie achterin hun auto zitten, ze rijden je met de sirenes aan naar Amsterdam. Om 9 uur zie je haar: het gezicht gezwollen, bont en blauw, bloed loopt uit haar mond, haar neus, haar oren. Je denkt: Tonio, dat had ik toch al uit. Je denkt: het kan dus wel, dat waar ik mijn hele leven bang voor was. Vrienden komen ook, haar zus arriveert, de vier grootouders. Ergens in de namiddag is het afgelopen, je dochter heeft zoals de dokters zeggen het leven niet terug kunnen grijpen. Dan de vraag of ze haar organen wil doneren. Je weet: ze heeft geen codicil, maar zelf zou ze ja hebben gezegd. Drie minuten heb je dan nog, nadat de apparaten zijn uitgezet. Daarna wordt ze weggereden.

Mare Welkers overleed op 31 maart 2017. Ze botste met haar fiets op een taxi die ze niet had gezien, maar die wel voorrang had. En de taxi zag haar niet. Een noodlottig toeval, was het. Op haar begrafenis, 8 april, waren zeker 500 mensen, het kunnen er ook 700 geweest zijn. De stoet was zo lang, dat de straten tussen het Goudse poppodium So What, waar haar familie en haar vrienden haar leven nog een laatste keer vierden, en begraafplaats de IJsselhof, tijdelijk moesten worden afgezet.

Ze kwamen met zo veel, omdat Mare bijzonder geliefd was: op haar opleiding, op haar werk, op het roeien, op al die plekken waar ze zich interesseerde en openstelde voor anderen. Mare Welkers was één van die uitzonderlijke mensen die, zoals haar vader zei op de begrafenis, „meer geven dan nemen”. Steevast positief en energiek, het vrolijke meisje dat je er bij wilt hebben, waar je altijd een beroep op kunt doen (op de roeivereniging zat ze in vier commissies, waaronder als voorzitter) en dat allereerst informeert naar hoe het met jou gaat: ‘de vorige keer zei je dat…’ Dat ze zelf dyslectisch was en een darmziekte had wisten veel mensen die haar kenden niet.

Hoe kwam ze zo empathisch, met zoveel oog voor de behoeften van anderen?

De belangrijkste verklaring: sommige kinderen zijn al een beetje af nog voordat je ze hebt opgevoed, ze hebben op een of andere manier het karakter meegekregen van een compleet en goed mens. Mare was zo iemand. „Het was altijd alsof er een lichtje in haar brandde”, zegt haar moeder, Monique Okkerse. Dagmar van der Heijde, vriendin sinds de middelbare school: „Ze straalde, letterlijk.”

‘Het grootste cadeau ooit’

Mare Welkers werd geboren op de verjaardag van haar moeder („Het grootste cadeau ooit”). Ze was de tweede dochter, Jip (25) is de oudste. Bert, Monique, Jip en Mare vormden zo’n gezin dat het gewoon vindt dat ze zijn zoals ze zijn: hecht en liefhebbend. Maar het is bijzonder („Een opvallend warme familie”, zegt Dagmar van der Heijde) en het heeft invloed.

Dus ook dat is een verklaring. Met z’n vieren maakten ze reizen naar India, Mexico, China en Cuba, vorige zomer nog, om het 25-jarig huwelijk te vieren van Bert en Monique. De foto op de rouwkaart is toen genomen, hij staat nu bij dit artikel. Bert Welkers: „Ik ben zo blij dat we dat nog hebben gedaan, dat er niet nog vier tickets liggen te wachten voor een grote reis.” Haar zus Jip, op de begrafenis: „Mare, ik ga je zo missen. Voor mij was jij meer dan een zus, je was een maatje om mee te lachen, te yoga’en en te kletsen, mee wakker te worden en thee te zetten.”

Nog een verklaring: aan het einde van groep drie kon ze niet lezen, ze bleek zwaar dyslectisch. Monique Okkerse: „Dan zei ik dat ze iets in de prullenbak moest gooien en zij zei: ja hoor, ik doe het wel in de prullenkak. Dan verbeterde ik haar, maar ze herhaalde: prullenkak.” Vanaf dat moment tot en met groep acht ging ze elke week oefenen. Om de hoek, in de praktijk van Lidwien van Overbeek.

Ook daar staat sinds het ongeluk een tafeltje met herinneringen: foto’s, kaarten, een brandende kaars, haar werkboek: „Mare vindt het moeilijk om het verschil te horen tussen oo – ee – eu”, staat ergens in het eerste jaar. Lidwien van Overbeek: „Mare was een van mijn beste leerlingen, altijd deed ze haar huiswerk. Ze voelde zich ook niet minder door die dyslexie, ze was er ontspannen onder.” Als haar werd gevraagd wat voor dingen ze deed, zei ze: ‘Ik zit op ritmische gymnastiek en op Lidwien.’

Maar ze wist dus wel hoe het is om iets niet net zo makkelijk te kunnen als alle anderen. Daar kon ze zich in verplaatsen.

Juf worden

Alles kwam samen in haar besluit om het onderwijs in te gaan. Monique Okkerse, zelf inspecteur in het primair onderwijs: „Juf, ze wilde juf worden. Dat heeft ze altijd gezegd.” Bert Welkers, werkzaam in het watermanagement: „Ik heb haar nog een keer een dag meegenomen naar Delft. In de auto terug zei ze: pap, het was erg leuk, maar ik word juf.” Het werd de universitaire pabo. Lidwien van Overbeek: „Twee jaar geleden heeft ze stage gelopen bij mij. Dan kwamen hier ouders met hun kind en zei ze: ‘Ik vond het hier vroeger zo leuk.’ En dat meende ze ook echt. Als ik dat hoorde kon ik wel huilen van ontroering.”

Vorig jaar haalde ze haar bachelor, met het cijfer negen voor haar stage in een kleuterklas. De school van die stage bood haar meteen een baan aan, 22 maart begon ze. Monique Okkerse: „Op 28 maart stond er een artikel in de Volkskrant over de salarissen in het basisonderwijs. Mare’s laatste app aan mij is: ‘Primair onderwijs in actie! Mam, doe je mee?’ Tot mijn grote verdriet heeft ze nooit haar eerste salaris gezien.”

Ook haar opleiders van de universitaire pabo spraken op de begrafenis. Olga Roos, één van hen: „Mare was erg geliefd, op alle scholen waar ze kwam onthielden mensen haar. Ze sprankelde en ze had pedagogische kwaliteiten van nature: een opmerkelijke jonge vrouw die klaar was voor het leven.”

Hoe zou dat leven zijn geworden? Olga Roos: „Mare zou een master gaan volgen en parttime les blijven geven. We grapten dat ze hopelijk nog eens aan ons zou denken, later… op het ministerie van Onderwijs.” Lidwien van Overbeek: „Ik had het kinderen gegund les van haar te krijgen, ze kon in hun hart kijken.” Monique Okkerse: „Voor ons is het heel erg, maar het is ook heel erg voor het onderwijs. Ze had daar zoveel betekenis kunnen hebben.”