Direct naar artikelinhoud

Oost-Europese braindrain splijt Europa

Euromov in het Franse Montpellier is een van de vele centra die onderzoek doen met behulp van Europees geld.

Na hun toetreding tot de EU zagen Oost-Europese landen veel van hun wetenschappers vertrekken. De meesten naar Groot-Brittannië, dat nu juist uit de EU treedt.

De twaalf landen die in het eerste decennium van deze eeuw lid werden van de Europese Unie, kregen daarmee toegang tot de Europese fondsen voor wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling. Ze hebben daarvan echter nauwelijks kunnen profiteren. 

De onderzoekssamenwerking met andere Europese landen werd door hun toetreding tot de EU niet groter, maar kleiner. Belangrijkste reden: het toetreden tot de EU opende meteen ook de grenzen voor onderzoekers, die massaal naar het Westen gingen. De mensen die in de nieuwe lidstaten de Europese onderzoeksubsidies hadden moeten binnenhalen, waren vertrokken.

Dat blijkt uit twee studies van Italiaanse en Amerikaanse onderzoekers die deze week werden gepubliceerd, een in het Amerikaanse Science Advances, de andere in het Britse Journal of the Royal Society Interface. De onderzoekers destilleerden patronen van wetenschappelijke samenwerking uit miljoenen publicaties van Europese onderzoekers in de periode 1996-2012, en ze volgden de migratiepatronen van wetenschappers sinds de oostwaartse uitbreiding van de Europese Unie.

Het toetreden tot de EU opende meteen ook de grenzen voor onderzoekers

In 2004 werd een grote groep Oost-Europese en mediterrane landen lid van de EU: Polen, Hongarije, Tsjechië, Slowakije, Slovenië, Estland, Letland, Litouwen, Malta en Cyprus. Drie jaar later volgden Bulgarije en Roemenië.

Daarmee was Europa hertekend, na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en het verdwijnen van het IJzeren Gordijn. De nieuwe lidstaten in Midden- en Oost-Europa namen de Europese wetgeving over, werden deel van de interne markt met zijn vrij verkeer van goederen, diensten en personen, en ze werden deelnemer in het Europese Kaderprogramma voor onderzoek.

Al die nieuwe lidstaten zagen na toetreding wetenschappers en technologen emigreren om in het Westen hun kansen te grijpen. Ze kregen te maken met wat braindrain wordt genoemd, een weglekken van knappe koppen.

De enige uitzondering is Cyprus, dat juist hoogopgeleiden zag binnenkomen, met name uit Griekenland.

Het kennissysteem in de nieuwe lidstaten kreeg daarmee een klap, die is terug te zien in hun aandeel in de wetenschappelijke productie en in hun innovatievermogen.

Tekst loopt door onder afbeelding. 

Oost-Europese braindrain splijt Europa

Bizar effect van deze ontwikkeling was dat de Midden- en Oost-Europese landen nettobetaler werden van de Europese onderzoeksfondsen. En ze zijn dat nog steeds. In Horizon 2020, het belangrijkste programma van de Europese Unie, wordt jaarlijks meer dan 10 miljard euro aan onderzoeksubsidies toegekend. 

De dertien 'armste' landen van de Europese Unie - en dat zijn niet alleen nieuwe lidstaten maar wel grotendeels - krijgen daarvan 4 procent. Dat komt overeen met hun aandeel in het aantal wetenschappelijke publicaties dat in Europa wordt geproduceerd, dus in die zin klopt het, maar het is minder dan die landen bijdragen aan de begroting van Horizon 2020.

Bizar effect is dus ook dat de Oost-Europese landen sinds hun toetreding tot de Europese Unie zijn gaan meebetalen aan de westerse R&D. (R&D is een gangbare Engelse term voor Onderzoek & Ontwikkeling).

De nieuwe lidstaten moeten wortels bedenken om hun knappe koppen naar huis te lokken

Nederland behoort tot de koplopers in wetenschap en technologie, en haalt aanzienlijk meer subsidies uit Brussel dan het bijdraagt aan het budget van Horizon 2020. Deel van die inkomstenstroom wordt opgehoest door de nieuwe EU-lidstaten.

De Europese Commissie, hoeder van samenwerking en evenwicht, probeert dit enigszins recht te trekken. Horizon 2020 voorziet in subsidies voor samenwerkingsprojecten tussen rijke en arme lidstaten, gericht op het versterken van het kennissysteem in de laatsten.

Brussel werkt al decennia aan één Europese 'onderzoeksruimte'. Die ruimte is gebaat bij een vrij verkeer van wetenschappers. Maar, zo waarschuwen de onderzoekers in Science Advances, als dat verkeer zo eenzijdig van Oost naar West blijft gaan, schaadt dat juist de Europese onderzoeksruimte. De nieuwe lidstaten moeten, zo nodig met steun van Brussel, wortels bedenken om hun knappe koppen naar huis te lokken, zoals beurzen of belastingvoordelen, adviseren ze.

Brexit

Als je de ervaringen van de Midden- en Oost-Europese landen na hun toetreding spiegelt, krijg je een idee wat er kan gebeuren als een land de EU verláát. En dat staat met Brexit te gebeuren. Dus in het Britse vakblad Interface laten de onderzoekers hun rekenmodellen los op die toekomst.

Brexit wordt door de Britse wetenschappelijke wereld gevreesd, want het is duidelijk dat de gevolgen ingrijpend kunnen zijn. De Britten zijn een belangrijke speler in Horizon 2020 en penvoerder van grote projecten, Die rol raken ze mogelijk kwijt. Daarbij komt dat de vele onderzoekers die ze uit andere landen hebben aangetrokken ook Europese subsidies hebben meegenomen. Meer dan de helft van de grote Europese onderzoeksbeurzen die Groot-Brittannië zijn beland, staat op naam van niet-Britse onderzoekers.

Brexit wordt door de Britse wetenschappelijke wereld gevreesd, want het is duidelijk dat de gevolgen ingrijpend kunnen zijn

De onderzoekers hebben bekeken wat er gebeurt als Groot-Brittannië helemaal wordt uitgesloten van het vrij verkeer van (kennis)werkers. In het Europese kennisnetwerk raakt Groot-Brittannië dan zijn centrale positie kwijt.

Vijf clusters

Als je verkassende wetenschappers volgt, zie je in het Europese netwerk nu vijf clusters. Het Verenigd Koninkrijk is centrum van een van de grootste clusters, met veel inkomend verkeer, niet alleen uit Midden- en Oost-Europa, maar ook uit de mediterrane landen Portugal, Spanje en Italië. Na een Brexit houdt Groot-Brittannië alleen nog intensief verkeer over met zijn naaste buur Ierland. Het verkeer dat het nu trekt uit Oost en Zuid raakt dan verdeeld over de andere clusters.

Het goede nieuws is dat de rest van Europa dan meer een wordt. In het verkeer van wetenschappers blijven nog maar drie, min of meer gelijkwaardige, clusters over. Duitsland is nu al centrum van zo'n cluster. En je ziet daarnaast de regio Frankrijk-Benelux aantrekkelijker worden voor wetenschappers uit Zuid-Europa, en het Scandinavische cluster meer verkeer trekken uit Oost-Europa en de Baltische staten.

De toetreding van Midden- en Oost-Europese landen mag dan - onbedoeld - de verschillen in wetenschappelijk Europa hebben vergroot, een rigoureus vertrek van Groot-Brittannië zal die verschillen doen slinken.

Euromov in het Franse Montpellier is een van de vele centra die onderzoek doen met behulp van Europees geld.