Direct naar artikelinhoud

Mier heeft ook hospik die gewonde strijdmakkers van het slagveld haalt

Als ware hospikken spannen agressieve mieren van een Afrikaanse soort zich in om soortgenoten die in de strijd zijn toegetakeld naar huis te dragen. Vaak kunnen de gewonden even later weer meevechten.

Mier (Megaponera analis) met gewonde soortgenoot. Twee stofjes lijken tot het gedrag aan te zetten.Beeld Erik Frank

Iedereen kent hem wel uit oorlogsfilms: de hospik, de dappere verpleger die zich met gevaar voor eigen leven over gewonde kameraden ontfermt. Maar de mens is hierin niet uniek. Ook Megaponera analis, een mierensoort uit subtropisch Afrika, bekommert zich om gewonde soldaten op het slagveld. De mieren brengen hun gekwetste makkers in veiligheid om hun leven te redden - hulpvaardig gedrag dat niet eerder bij insecten is gezien.

De Megaponera-mier is een uitzonderlijk vechtlustig type. Het insect voedt zich uitsluitend met termieten. Twee tot vier keer per dag gaat Megaponera dan ook in legers van honderden mierensoldaten op strooptocht naar nabijgelegen termietennesten.

Hospikmier

De termieten beschikken echter over speciale verdedigingsdivisies. Deze termietencommando's - met gepantserde kop en bewapend met extra grote kaken - specialiseren zich in het afbijten van mierenhoofden en -ledematen. Ook klampen ze zich aan mieren vast om ze in hun bewegingsvrijheid te belemmeren. Verzwakte mieren lopen een veel hoger risico om op de terugweg naar het eigen nest ten prooi te vallen aan spinnen of ander gespuis.

Gelukkig is daar dan de hospikmier. De Duitse bioloog Erik Frank, die met zijn team meer dan vierhonderd strooptochten van mieren observeerde, zag tot zijn verbazing hoe de soldaten hun gewonde soortgenoten optilden en helemaal terug naar huis meetorsten. Daar konden de gewonden herstellen en eventueel eraan vastgeklampte termieten worden verwijderd. 'Dit gespecialiseerde reddingsgedrag hadden we nooit verwacht bij insecten waarvoor individuen er in het algemeen weinig toe doen', schrijft Franks team in vakblad Science Advances.

Functioneel altruïsme

De onderzoekers vermoeden dat het altruïstische reddingsgedrag van Megaponera puur functioneel is. Ze zagen hoe de geredde mieren al snel weer doodleuk meededen aan een nieuwe aanval, soms al een uur na de reddingsactie. Ook met een poot minder functioneerden ze nog prima. Het redden van de gewonde mieren, zo concluderen de onderzoekers, is een efficiënte besparing van mankracht.

'Een mooi verhaal', vindt evolutiebioloog Koos Boomsma van de Universiteit van Kopenhagen, die niet bij het mierenonderzoek betrokken was. 'Dit gedrag is bij mijn weten niet eerder gerapporteerd. En andere verklaringen, zoals kannibalisme van de eigen kadavers, worden netjes uitgesloten.'

Per e-mail laat hoofdonderzoeker Frank weten dat twee stofjes uit de onderkaakklieren van gewonde mieren het hulpgedrag op gang lijken te brengen. De onderzoekers smeerden een mengsel van de stofjes op gezonde mieren, die pardoes door hun kameraden naar huis werden gedragen. Frank: 'Ik denk dan ook dat het veilig is te stellen dat het hulpgedrag van de mieren voortkomt uit veel eenvoudiger mechanismen dan bij andere dieren.'

Andere verklaringen, zoals kannibalisme van de eigen kadavers, worden netjes uitgesloten
Koos Boomsma, universiteit van Kopenhagen

Bizard gedrag bij mieren

Onderzoekers van het Imperial College in Londen zagen hoe mieren de vleugels van bladluizen afbeten. Vervolgens dreven ze luizen bijeen en onderhielden ze een kudde voor de voedzame uitscheiding van de luizen.

Vuurmierenkolonies uit Argentinië hebben geregeld te kampen met overstromingen. Hun oplossing in nood: het vormen van een levend vlot, observeerde een bioloog van het Georgia Institute of Technology.

De koningin van een Canadese mierensoort, beschreven door onderzoekers van de Ludwig-Maximilians-Universität München, broedt zelf geen werkmieren uit. In plaats daarvan jagen de mieren op andere kolonies om de larven daarvan op te voeden als slaven.