Direct naar artikelinhoud
Opinie

Er zijn aan een Europa met twee snelheden ook risico’s verbonden

Sven Biscop.

Sven Biscop doet aan het Egmont Instituut in Brussel onderzoek over Europese strategie en doceert daarover aan de Universiteit Gent. 

Wie de flauwe verklaring van de Europese leiders van vorige zaterdag leest, voor de 60ste verjaardag van het Verdrag van Rome, weet het: er komt een Europa met twee snelheden. Bureaucratisch jargon hoort niet in een “bevlogen” verklaring. Een unie die zelfs bij een gelegenheid als deze alleen maar een agenda overeen kan komen “rekening houdend met nationale omstandigheden en juridische verbintenissen”, gaat geen grote stappen meer zetten met alle lidstaten tegelijk. Zelfs niet na het vertrek van de Britten.

Een kern-Europa dus. Het is natuurlijk de tweede-beste oplossing, maar als het de enige manier is om de Europese integratie verder te verdiepen, moet het maar. Want alle nostalgie naar een onbestaand gouden verleden ten spijt: geen enkel Europees land kan in deze wereld zijn belangen alleen verdedigen. Het Verenigd Koninkrijk zal dat na de Brexit snel ondervinden. Meer Europa, niet in alle domeinen, maar waar het nodig is om ons samenlevingsmodel, de welvaartsstaat, in stand te houden.

Er zijn aan een Europa met twee snelheden echter ook risico’s verbonden.

Ten eerste moeten de landen die in een kopgroep stappen, dan ook echt een grote sprong naar meer integratie nemen. Fiscale harmonisatie, een sociale dimensie die van het kern-Europa een echte unie van welvaartsstaten maakt, en het ineenschuiven van de strijdkrachten: dat zou een kern-Europa de moeite waard maken. Dat betekent dat er zelfs tussen de landen die a priori geneigd lijken hierin mee te gaan (de zes stichtende leden, Spanje, wellicht enkele Scandinavische landen) nog serieuze discussies nodig zullen zijn vooraleer en consensus is over de marsrichting. Als de landen echter enkel bereid zijn wat te morrelen in de marge, dan laten ze het beter zo.

Ten tweede moet zo’n proces in een goede sfeer plaatsvinden, om de verbondenheid met de landen die (nog) niet willen meedoen (wellicht alle Oost-Europanen) niet te ondermijnen. Op dat vlak is de EU echter niet goed bezig, zoals blijkt uit de rel met Polen tijdens de vorige bijeenkomst van de Europese Raad, begin maart. Toen werd tegen de wil van de huidige Poolse regering in het mandaat van de Pool Donald Tusk als voorzitter van de Europese Raad verlengd. Enkel om hun ongenoegen te uiten, boycotten de Polen dan de conclusies van de vergadering.

Aan beide kanten was er weinig begrip voor de ander. In Brussel werd Tusk tot nu toe niet echt als een sterke voorzitter gezien. Alleen omdat de Poolse regering, wiens binnenlands beleid inderdaad vaak de Europese waarden dreigt te overschrijden, tegen hem was, waren alle anderen ineens voor. Hoe zou een Belgische regering zich in dezelfde situatie voelen? Maar Polen had ook moeten inzien dat indien het de Poolse kandidaat afschoot, de plaats niet per se aan een andere Pool toekwam. En dat indien elke lidstaat die in een dossier zijn gelijk niet haalt, alle andere dossiers blokkeert, er geen unie meer overblijft.

Het zal herfst zijn vooraleer er belangrijke beslissingen genomen kunnen worden

Als de samenhang in de EU verwatert, dan heeft dat meteen impact op de samenhang van de NAVO. Landen die zich niet meer met elkaar verbonden voelen, gaan zich niet ineens als overtuigde bondgenoten gedragen wanneer ze in het NAVO-hoofdkwartier in Evere bijeenkomen in plaats van aan het Schumanplein. Als dan ook nog eens de VS van Donald Trump afstand zou beginnen nemen van de NAVO, riskeren we een gevaarlijk geopolitiek vacuüm te creëren in Centraal-Europa. Poetin kijkt er nu al naar uit.

Europa gaat een periode van onbeslistheid in: Franse verkiezingen, dan zomer, dan Duitse verkiezingen. Het zal herfst zijn vooraleer er belangrijke beslissingen genomen kunnen worden. Durf ik hopen dat een nieuwe Franse president en een nieuwe Duitse kanselier (die ook de huidige kan zijn) dan niet talmen om de Europese motor terug in gang te steken?